Over het vertalen van de filmboeken van Esther Kinsky en Daniel Kehlmann door Josephine Rijnaarts

05 maart 2024
| | | |

Josephine Rijnaarts vertaalde vlak na elkaar twee romans die zich allebei afspelen in de filmwereld: Verder kijken van Esther Kinsky en Lichtspel van Daniel Kehlmann. Kehlmann schreef in 2005 een wereldwijde bestseller: Het meten van de wereld, en oogstte ook met zijn andere romans, waaronder Tijl (2017) veel succes. Esther Kinsky is minder bekend maar niet minder vooraanstaand. Beide schrijvers zijn in eigen land veelvuldig gelauwerd. Rijnaarts licht op ons verzoek haar vertalingen toe. Lees over de eerste zinnen, mijmering tegenover beweging en filmtermen.



Bedrieglijk eenvoudig

Ter ere van de een beetje wegzakkende traditie van deze rubriek begin ik met de eerste zinnen. Na het voorwoord luidt het eerste zinnetje van Verder kijken:

Wohin mit dem Blick?

‘Waarheen met de blik?’ Nog voor die woorden op mijn scherm staan schrap ik ze weer. Dit is zo’n zin die de indruk wekt dat vertalen uit het Duits een fluitje van een cent is en die je bij nader inzien een uur ijsberen kost. ‘Waarheen met onze blik?’ Nee, ook niet, dat ‘waarheen met’ is een germanisme van heb ik jou daar. Even goed nadenken. Vergelijk het met: Wohin mit den leeren Verpackingen? Dat vertaal je met: Waar laten we de lege pakjes?  Dus: ‘Waar laten we onze blik?’ Mwah. Een vlijtige corrector verandert dat binnen de kortste keren in: Waar laten we ons blik? Of nog erger: Waar laten we ons blikje? Toch moet ik het in die richting zoeken. Uiteindelijk wordt het: ‘Waar blijven we met onze blik?’ Maar het is een van die oplossingen waar je als vertaler nog tig keer naar kijkt en waarvan je je telkens afvraagt of het niet beter kan.

De eerste zin van Lichtspel is ook kort, heeft ook de vorm van een vraag en lijkt eveneens letterlijk te kunnen worden vertaald.

Warum bin ich in diesem Auto?

‘Waarom ben ik in deze auto?’ Ook in dit geval weet ik meteen dat ik er nog niet ben. ‘Waarom zit ik in deze auto?’ Dat klinkt al beter. Maar het gaat om een demente man, die telkens vergeet wat er van hem wordt verwacht, wat hij aan het doen is. Doen. Precies. Dat werkwoord moet ik hebben. De vertaling wordt: ‘Wat doe ik in deze auto?’ Ik heb er niet voor hoeven ijsberen en twijfel niet over mijn keuze.

In één moeite door?

Zowel van Kehlmann als van Kinsky heb ik eerder werk vertaald en volgens de mores van de Nederlandse uitgeverswereld mag je dan ook hun nieuwe boeken doen. In 2023 kwamen de twee auteurs vlak na elkaar met een roman en beide boeken bleken zich in de filmwereld af te spelen. Ik rekende me rijk. Dit moest betekenen dat ik wat het jargon betrof maar één keer research hoefde te doen. In afwachting van de teksten zette ik alvast mijn voelsprieten uit en noteerde ik alle vaktermen die ik toevallig opving. Eén boek en nog een boek zou anderhalf boek zijn en ik verheugde me op een lui vertaaljaar.

Ode aan de bioscoop

Beide romans hebben in wezen een boeiende plot. In Verder kijken rijdt de hoofdpersoon in haar auto op de bonnefooi door Hongarije, op zoek naar het mysterie van de grote vlakte, waar je, zoals iemand haar heeft verteld, maar op een pompoen hoeft te gaan staan of je kunt Boedapest zien. Ze overnacht in een willekeurig dorp. De volgende ochtend slentert ze wat rond en komt uit bij een olijfgroen verlaten gebouw waarop ‘Mozi’ staat, Hongaars voor bioscoop. Ze koopt het grote gebouw, knapt het op en probeert er weer het hart van de gemeenschap van te maken, zoals de bioscoop dat vroeger was. Zal haar dat lukken? Stof voor een meeslepend verhaal. Maar dat verhaal wordt bijna terloops verteld. Voor Kinsky is de plot bijzaak, een kapstok voor haar essayistische, filosofische en vooral ook poëtische betoog over de teloorgang van een mythische plek, sinds het collectieve kijken stapsgewijs plaats heeft gemaakt voor het individuele kijken, eerst naar een scherm thuis, inmiddels naar een schermpje waar dan ook.

[…] diesen Ort, wobei alles eine Rolle spielte: das Betreten des kleinen Foyers durch die braune Schwingtür, der Tausch von einer Münze gegen eine Eintrittskarte aus rauem Papier, das Eintauchen in den dunklen Raum durch den borstigen Vorhang, der Geruch, die Umrisse der unterschiedlich frisierten und behaarten Schädel Fremder in den mäßig gestuften Sitzreihen – das alles gehörte dazu. Film war nicht nur eine Folge projizierter Bilder, Film war Kino, das sich zwischen Blick und Leinwand ereignete und dem Sehen zwischen anderen Zusehenden widerfuhr. Eine Erfahrung, die sich nicht davon lösen ließ, dass es andere Teilhaber daran gab, die buchstäblich im Dunkeln blieben, doch auch schweigende Mitwisser waren, Seh-Komplizen.
[…] die plek, waarbij alles een rol speelde: het binnenkomen in de kleine foyer door de bruine klapdeur, het ruilen van een munt tegen een toegangskaartje van ruw papier, de duik in de donkere zaal door het ruige gordijn, de geur, de contouren van de verschillend gekapte en behaarde schedels van vreemden in de licht oplopende rijen – het hoorde er allemaal bij. Film was niet alleen het resultaat van geprojecteerde beelden, film was bioscoop, iets wat zich voltrok tussen je blik en het doek, een kijken samen met anderen. Een belevenis die niet los te zien was van de aanwezigheid van anderen, die letterlijk in het donker zaten, maar wel bondgenoten waren, stille kijktrawanten.

Deze passage illustreert niet alleen waar het Kinsky in deze roman om gaat, maar bevat ook een voorbeeld van een Kinsky-zin waarmee je als vertaler een tijdje zoet bent. ‘Film war Kino, das [...] dem Sehen zwischen anderen Zusehenden widerfuhr.’ … dem Sehen: derde naamval, meewerkend voorwerp. Letterlijk: Film was bioscoop, iets wat [...] het kijken te midden van andere kijkenden overkwam. Je moet altijd vertalen wat er staat, en zeker bij een schrijver als Kinsky telt elk woord, maar na lang proberen haal ik bakzeil en vereenvoudig ik de tekst. Een van mijn uitgangspunten als vertaler is dat ik te allen tijde zelf moet begrijpen wat ik opschrijf. In dit geval houd ik aan mijn vergeefse geworstel een licht gevoel van frustratie over, maar dat wordt een beetje gecompenseerd door de bevredigende vertaling die ik vind voor het prachtige woord ‘Seh-Komplizen’.

Spannend van het begin tot het eind

Terwijl Kinsky haar lezers in hun fauteuil duwt en ze verleidt om elk woord te savoureren, duwt Kehlmann ze in Lichtspel juist op het puntje van hun stoel. Ook hij laat je nadenken: over morele kwesties, sjoemelende gewetens, de rekkelijke grens tussen goed en kwaad, en de zeer actuele vraag of alles kan en mag uit naam van de kunst. De roman is een mengeling van feit en fictie. De hoofdpersoon, G.W. Pabst, was in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw een beroemd filmregisseur, die onder anderen Greta Garbo ontdekte. Hij moet niets van de nazi’s hebben en neemt de wijk naar de Verenigde Staten, waar hij tot zijn teleurstelling niet de films kan maken die hij wil. Hij keert terug naar Europa, reist vanuit Frankrijk met vrouw en kind naar Oostenrijk om zijn zieke moeder te bezoeken, en komt ongewild in nazi-Oostenrijk vast te zitten als de oorlog uitbreekt en de grenzen dichtgaan. De vraag is dan of hij onder het naziregime zijn integriteit als kunstenaar weet te bewaren. Anders dan bij Kinsky is de plot bij Kehlmann geen bijzaak. De knappe opbouw, het wisselende vertelperspectief en het vakkundig toewerken naar een dramatische gebeurtenis aan het eind houden de spanning vast. De roman gaat over een regisseur, maar het is alsof je ook de schrijver als filmmaker aan het werk ziet. Dat Droste-effect verdubbelt zich als Pabst aan het eind van het boek in Praag, waar hij een film heeft gedraaid, op de vlucht slaat voor het oprukkende Russische leger en zichzelf al vluchtend regieaanwijzingen geeft:

Pabst was zo opgegaan in het monteren van de film dat het leek of hij er hier buiten mee door kon gaan [...] Zo vond hij het opeens vreemd dat hij de lange weg langs de rivier [...] niet gewoon kon inkorten door hun lopende voeten te filmen, dan een paar tellen die markante scheve boom daar en dan al het moment dat ze triomfantelijk over de brug naar de stad liepen: zoveel nutteloze tijd, zoveel zinloos gesjouw, dat kon beter!

[...]

Toen ze op straat stonden, speelde zich daar zo’n groots opgezette massascène af dat hij onwillekeurig aan de kosten dacht [...] Drommen mensen liepen langs, van de aangrenzende pleinen en straten kwamen steeds nieuwe. Jammer dat hij niet over een hijskraan beschikte, zo’n stoet moest je van bovenaf filmen, de camera moest de mensenmassa volgen en ondertussen steeds verder omhooggaan, zodat je als kijker met ingehouden adem naar de steeds groter wordende menigte keek.

Het zijn typische passages. Verder kijken is mijmering, Lichtspel één en al beweging. Kehlmann duwt niet alleen zijn lezers, maar ook zijn vertaalster op het puntje van haar stoel. De gedachte dat ik beide romans als het ware in één moeite door zou kunnen vertalen omdat ze zich allebei in de filmwereld afspelen, bleek een illusie. Ik moest afkicken van de één voordat ik kon opgaan in de ander. De stap van de dichter naar de verteller was groot. Ná Verder kijken vroeg Lichtspel van mij als vertaalster niet alleen mentaal, maar zelfs fysiek om een andere houding.

En de technische termen, het vakjargon?

Ook daar lagen de moeilijkheden in beide boeken op een ander vlak dan ik eerst had vermoed. Mijn voelsprietenlijstje met woorden als ‘take’, ‘shot’, ‘cast’, ‘crew’, ‘spotlights’, ‘dolly’, ‘dollyshot’ kon de prullenbak in. Tegenwoordig gebruiken we in het Nederlands uitsluitend Engelse termen voor de techniek van het filmen, maar die woorden zijn allemaal pas in de tweede helft van de vorige eeuw onze taal binnengeslopen. En Lichtspel speelt in de jaren dertig en veertig, dus ik moest Nederlandse termen als opname, rolverdeling, schijnwerpers, verrijdbaar statief etcetera gebruiken, en dat was opletten geblazen, gewend als ook ik (helaas) inmiddels ben aan dat Engels. Kinsky van haar kant slaagt er in Verder kijken in ook technische termen poëtisch in te kleuren, bijvoorbeeld door van projectors sprookjesdieren te maken, zodat ik ook bij die vertaling weinig had aan een lijstje met standaardtermen:

Op een warme middag in juli nodigde Józsi me uit met hem mee naar de bioscoop te gaan. [...] De projectors stonden er in het licht van de late zomermiddag bij als twee trieste, afgekeurde dieren, ondeugdelijk en ongewenst, maar niet in staat een ander onderkomen te zoeken. En ook niet in staat om te gaan liggen en te sterven. Jószi opende zijkleppen in de buik van de projectors en legde uit wat gerepareerd, vervangen en überhaupt op deugdelijkheid onderzocht moest worden. De ingewanden van een sprookjesdier kwamen bloot te liggen, en een holle ruimte van aanzienlijke omvang, waarin zich een hele film kon verstoppen.

Lichtspel van Daniel Kehlmann ligt op het moment dat ik dit schrijf nog maar een paar weken in de winkel, Verder kijken van Esther Kinsky een paar maanden. Vanwege de beginletters van de auteursnaam staan ze in mijn boekenkast en misschien ook in de boekhandel naast elkaar op de plank. Allebei gehuld in een prachtig omslag. Bien étonnés de se trouver ensemble, zoals het in het Frans zo mooi heet. Verbaasd over elkaars gezelschap. En misschien ook weer niet. De liefde voor films spat er in beide romans af; ik weet dat beide schrijvers, de dichter en de verteller, fervente bioscoopbezoekers zijn, en allebei een deel van de tijd in Wenen wonen. In mijn fantasie zie ik ze daar naast elkaar zitten. Het is donker in de zaal en ze herkennen elkaar niet. (Kinsky was vroeg, Kehlmann is pas tijdens het voorprogramma binnengekomen). Zij aan zij als kijktrawanten op ‘die magische plek’, om met Kinsky te spreken, ‘waar de kijkervaring collectief is, waar plezier, schrik, ontzetting en opluchting bij iedereen tegelijk tot uitdrukking komen, zonder dat de anonimiteit in de donkere ruimte in het gedrang komt.’

Josephine Rijnaarts vertaalde onder andere werk van Heinrich Mann, Werner Bräunig, Bodo Kirchhoff [toelichting Wedervaring | toelichting Het onkind], Ilija Trojanow [toelichting], F.C. Delius, Joachim Meyerhoff, Eugen Ruge [toelichting], Frank Witzel, Regina Ullmann, Vicki Baum [toelichting], Hans Erich Nossack [toelichting]. Van Daniel Kehlmann vertaalde ze Je had moeten gaan en Tijl [toelichting], van Esther Kinsky Kreupelhout [toelichting], Langs de rivier [toelichting] en Rombo [toelichting]. In 2021 kreeg zij voor haar hele oeuvre de Letterenfonds Vertaalprijs.

Over het vertalen van de filmboeken van Esther Kinsky en Daniel Kehlmann door Josephine Rijnaarts

Delen op

€ 24,99
€ 14,99
€ 30,99
€ 24,99
€ 29,99
pro-mbooks1 : athenaeum