Leesfragment: Het loon van de schuld

27 november 2015 , door Ian Buruma
| |

Vandaag is de nieuwe vertaling van Ian Buruma's Het loon van de schuld. Herinneringen aan de oorlog in Duitsland en Japan (The Wages of Guilt, vertaald door Tinke Davids) verschenen. Buruma verzorgt de Gidslezing op 13 april. Wij mogen het nieuwe voorwoord online brengen.

Hoe presenteren Duitsland en Japan de Tweede Wereldoorlog in hun schoolboeken, hoe gaan ze om met musea en monumenten en plaatsen als Auschwitz, Hiroshima en Nanking, hoe herinneren de Duitsers zich de Neurenberg-processen? Hoe kijken de Duitsers en Japanners vandaag de dag op de oorlog terug? Ian Buruma reist door beide landen en ontmoet mensen wier eerlijkheid jegens hun verleden verbazingwekkend moedig is, maar ook anderen die op ingenieuze wijze hun verantwoordelijkheid steeds weer weten te ontlopen. Hij laat zien hoe een obsessie met het verleden, en vooral een vertekend beeld van de geschiedenis, de vraag iedere keer opnieuw doet rijzen wie precies het loon van de schuld moet betalen.

N.B. Lees ook van Ian Buruma fragmenten uit Na de moord in AmsterdamHet Churchillcomplex, Tokio mon amour, Hun beloofde land en Het loon van de schuld. We bespraken ook Grenzen aan de vrijheid. Van de Sade tot Wilders.

 

Voorwoord

Voetbal kan, vooral in Europa, een handige graadmeter zijn om de toestand van een land te bepalen. In 2006 werd het Wereldkampioenschap in Duitsland georganiseerd. Behalve vanwege de kopstoot van Zinedine Zidane in de finale was dit gebeuren opmerkelijk omdat het een onbevangen en feestelijk vertoon van Duitse vaderlandsliefde te zien gaf. De Duitsers waren tot dat moment, met reden, altijd nogal terughoudend geweest met het voor het oog van de wereld zwaaien met hun nationale symbolen. Nu deden ze dat in een zo gemoedelijke sfeer dat niemand er iets sinisters in kon zien. In 2006 bereikte hun elftal weliswaar niet de finale maar men leek blij te zijn dat men Duits was.
Wat ook opviel bij dit toernooi was het feit dat niemand het verschrikkelijk leek te vinden als Duitsland een wedstrijd won. Vroeger was het zo dat als je uit Nederland, Frankrijk, Tsjechië of Polen kwam, verliezen van Duitsland voelde als opnieuw onder de voet gelopen worden. En de zeldzame overwinningen op Duitsland werden gevierd als zoete wraak. Meer dan een halve eeuw na het einde van de oorlog lijkt dit gevoel eindelijk verdwenen te zijn. En bovendien waren de twee beste spelers van Duitsland ook nog eens geboren in Polen.
Een verandering van mentaliteit is het gevolg van herinneringen die vervagen, ook al kunnen sommige historische herinneringen dodelijk lang blijven hangen. Maar ik geloof dat er in dit geval meer achter zit. Toen ik in 1994 Het loon van de schuld schreef, bestond er nog behoorlijk wat angst en wantrouwen ten opzichte van Duitsland, het economische kloppend hart van Europa, waar de recente hereniging in de straten van Dresden, Leipzig en Berlijn gevierd was met rauw gebrul: ‘Wij zijn één volk.’ Dit klonk mensen bij wie de herinneringen nog niet vervaagd waren, onder wie met name ook sommige Duitsers zelf, onheilspellend in de oren. Maar in 2006 kwam de beroemde opmerking van Günter Grass dat de herinnering aan Auschwitz Duitsland voor altijd verdeeld had moeten houden, nog meer als bespottelijke zelfkastijding over dan in 1989.
Duitsland was een zo brave Europeaan geweest, vele tientallen jaren reeds ingebed in Europese instellingen en in de navo, dat het kinderachtig leek een generatie Duitsers te wantrouwen die nog niet eens geboren was toen hun land oorlog voerde. Maar de voornaamste reden waarom de Duitsers meer vertrouwd werden door hun naaste buren, was het feit dat zijzelf langzaam en pijnlijk en niet altijd volledig leerden zichzelf te vertrouwen.
In het westelijk deel van Duitsland hadden romanschrijvers, geschiedkundigen, journalisten, leraren, politici en filmmakers in ieder geval gekeken naar de gruwelen van de recente Duitse geschiedenis, soms verbeten, maar vaak met een opvallende openheid en eerlijkheid. Er waren maar weinig Duitse schoolkinderen die zich niet bewust waren van de verschrikkelijke dingen die hun land had aangericht. Sommigen begonnen zich zelfs te ergeren aan de onverbiddelijke manier waarop ze die soms onder hun neus gewreven kregen. Nog steeds, ook in de eenentwintigste eeuw, kwam het voor dat publieke personen dubieuze of tactloze opmerkingen maakten over de oorlog, maar die werden prompt door andere Duitsers terechtgewezen.
Nooit is de oorlog voor de Duitsers iets geweest om om te lachen, en dat is ook terecht. Maar het feit dat in 2008 een komische film met de titel Mein Führer, van een Zwiters- Joodse regisseur, veel succes had, was misschien ook wel een goed teken. Grappen maken ten koste van je eigen land is toch beslist te verkiezen boven zelfkastijding. Voor zover men de zwartste bladzijden in de geschiedenis kan ‘verwerken’, kun je zeggen dat de Duitsers ze over het algemeen ‘verwerkt’ hadden.

Waarom kan hetzelfde niet met net zoveel vertrouwen gezegd worden van Japan? De Japanners hebben in 2002 ook een wereldkampioenschap georganiseerd, samen met Korea. En jonge Japanners vierden de onverwachte overwinningen van hun team hippe jonge spelers in dezelfde uitgelaten stemming als de Duitsers vier jaar later. Toch verdween het wantrouwen jegens Japan in Korea en andere buurlanden niet. Want terwijl de met vlaggen zwaaiende jongelui er niet uitzagen of ze oorlogszuchtige gedachten koesterden (of welke gedachten over de geschiedenis dan ook, wat ook deels het probleem is), geven sommige ouderen in hun land, in de regering, en in de media, nog steeds meningen over de Japanse oorlog ten beste die op zijn zachtst gezegd verontrustend zijn. Conservatieve premiers betuigen nog steeds jaarlijks hun respect bij een officiële gedenkplaats voor oorlogsmisdadigers. Nog steeds worden oorlogsmisdaden gerechtvaardigd en ontkend. Te veel Japanners op vooraanstaande posities hebben de oorlog duidelijk niet ‘verwerkt’.
Het zou voor de Japanners gemakkelijker geweest moeten zijn. Hun oorlog in Azië ging met veel geweld gepaard. De verwoesting van Nanking en Manilla, de dwangarbeiders die zich dood moesten werken op de Birmaspoorlijn, de verschrikkelijke krijgsgevangenenkampen van Singapore tot Sumatra, de miljoenen doden in China hebben blijvende littekens veroorzaakt in de geschiedenis van Azië. Maar in tegenstelling tot nazi-Duitsland had Japan geen systematisch plan om iedere man en vrouw en ieder kind om te brengen van een volk dat, om ideologische redenen, geacht werd geen bestaansrecht te hebben.
Op een perverse manier is het misschien daardoor voor de Japanners juist moeilijker geworden om een houding te bepalen ten opzichte van hun geschiedenis. Na de ineenstorting van het Derde Rijk konden nog maar weinig Duitsers, buiten een krankzinnig, marginaal kringetje, de Holocaust goedkeuren, laat staan er trots op zijn. ‘Wir haben es nicht gewußt’, een bekende reactie in de jaren vijftig, klonk een jongere generatie in de jaren zestig al schandelijk armzalig in de oren. De buitengewone misdadigheid van een opzettelijke genocide was zo onbetwist dat discussie uitgesloten was.

De Japanners hebben een dergelijke consensus nooit bereikt. Rechtse nationalisten voeren graag het ontbreken van een Japanse holocaust aan als argument waarom de Japanners geen reden hebben om zich überhaupt schuldig te voelen over hun oorlog. Het was, in hun ogen, een oorlog als alle andere, gewelddadig, ja, net als alle oorlogen die door alle grote naties in de geschiedenis zijn gevoerd gewelddadig zijn geweest. In feite was het, omdat de oorlog in de Stille Oceaan tegen westerse imperialisten werd gevoerd, een rechtvaardige en zelfs nobele Aziatische bevrijdingsstrijd.
Aan het eind van de jaren veertig of in de jaren vijftig zouden maar weinig Japanners dit standpunt hebben ingenomen, in een tijd waarin de meeste Duitsers nog erg hun best deden de herinneringen te verdringen. Eigenlijk is het best bijzonder hoe eerlijk Japanse schrijvers en filmmakers in die eerste jaren na de oorlog zijn omgegaan met de verschrikkingen van het militarisme. Een dergelijke eerlijkheid is in 2009 niet zo gemakkelijk te vinden. In populaire strips die bedoeld zijn voor een jong publiek, worden de heldendaden van Japanse soldaten en kamikazepiloten verheerlijkt, terwijl de Chinezen en hun westerse bondgenoten worden neergezet als op oorlog beluste en verraderlijke types. In 2008 verklaarde de stafchef van de luchtmacht van de Japanse Zelfverdedigingskrachten dat Japan de oorlog in ‘gelokt’ was door China en de VS.
Waarom? Er is vaak gespeculeerd dat de verklaring gezocht moest worden in de cultuur. Schaamte moet, volgens de mentaliteit in het Verre Oosten, verhuld worden door zwijgen, of door ontkenning, enzovoort. Toen ik mijn boek schreef, verwierp ik die gedachte, en dat doe ik nog steeds. Duitsers zijn geen moreel superieur volk, met een scherper gevoel van schuld of schaamte dan de Japanners. Daar waren de uitvluchten ooit ook aan de orde van de dag.

Het is zo dat men in Japan nog steeds wordt achtervolgd door historische kwesties die al tientallen jaren geleden afgehandeld hadden moeten worden. Dat heeft eerder een politieke dan een culturele reden, die te maken heeft met de pacifistische grondwet die in 1946 door Amerikaanse juristen is opgesteld en met de rol van het keizershuis, dat na de oorlog door generaal MacArthur van schuld aan de oorlog was vrijgesproken omdat dat de meest opportune oplossing was.
Het einde van het Derde Rijk in Duitsland betekende een volslagen breuk met het verleden. In Japan bleef grotendeels dezelfde bureaucratische en politieke elite aan de macht, zelfs onder de bezetting van de geallieerden, al was er dan een nieuwe, meer democratische grondwet en al had de keizer zijn goddelijke status moeten opgeven. Omdat er in Japan geen equivalent van de nazipartij was geweest, en daarom ook geen Führer, werd het militarisme van Japan toegeschreven aan een ‘feodale’ cultuur en de krijgshaftige mentaliteit. Zoals een tot inkeer gekomen alcoholist die geen druppel sterk spul meer mag aanraken, werd het Japan volgens de grondwet verboden om militair geweld te gebruiken en zelfs ook om zijn eigen strijdkrachten aan te houden. Voortaan zouden de vs verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van Japan.

Ook al waren de meeste Japanners blij dat ze van hun militaire plichten waren ontheven, en al werd de grondwet spoedig zodanig bijgestuurd dat er een Zelfverdedigingsmacht kon komen, toch voelden een aantal conservatieven zich vernederd door wat zij terecht beschouwden als een aanval op hun nationale soevereiniteit. Zij zagen voortaan alles, van het geallieerde Tribunaal van Tokyo tot het veroordelen van de oorlogshandelingen van Japan door linkse leraren en intellectuelen, in dat licht. De meer ‘progressieve’ Japanners gingen de geschiedenis van de wreedheden uit de oorlog steeds vaker gebruiken als waarschuwing voor het loslaten van het pacifisme, naarmate de rechtse politici en autoriteiten zich ten aanzien van de Japanse oorlog defensiever gingen opstellen.
De blik op de geschiedenis werd, met andere woorden, vanaf het begin gepolitiseerd – en gepolariseerd. Om de scherpe kantjes van deze confrontatie tussen constitutionele pacifisten en revisionisten, die in de jaren na 1950 voor politieke onrust had gezorgd, af te halen, deden toonaangevende conservatieven bewuste pogingen om de aandacht van de mensen af te leiden van de oorlog en de politiek en in plaats daarvan te vestigen op economische groei. Dat werkte in het algemeen wel. De Japanners werden steeds rijker en er ontstond een tamelijk benauwende stabiliteit onder de voortdurende heerschappij van een grote conservatieve partij, de Liberaal-Democratische Partij (ldp). En toch liet de geschiedenis zich niet uitwissen. Nog steeds knaagt in de nationalistische rechtervleugel van de ldp de wrok om de afspraken van na de oorlog. Op een platvloerser niveau wordt dit verwoord, of liever gezegd uitgeschreeuwd, door knokploegachtige jonge mannen in kaki uniformen die militaire marsen laten schallen uit met vlaggen behangen geluidswagens – wat niets meer te maken heeft met de feeststemming van de voetbalfans in 2002.

Gedurende enkele decennia werd de chauvinistische rechtervleugel, met zijn reactionaire visie op alles, van het middelbaar onderwijs tot de positie van de keizer, in evenwicht gehouden door het soms evenzeer dogmatische Japanse Links. Bij de lerarenbonden en onder academici was het marxisme de belangrijkste ideologie. Maar net als overal elders op de wereld begon de invloed van het marxisme te tanen na de ineenstorting van het Sovjetrijk in het begin van de jaren negentig en nadat de gruwelijke feiten over de regimes van Mao en Pol Pot algemeen bekend waren geworden.
In de VS had dit een – wellicht kortstondige – groei van het neoconservatisme tot gevolg. In Japan waren de gevolgen ernstiger. Links in Japan, dat in de feitelijke eenpartijstaat van de ldp gemarginaliseerd was en door zijn eigen dogmatisme ongeloofwaardig was geworden, raakte niet alleen in het slop, het zakte geheel weg. Hierdoor kregen de rechtse nationalisten, die de oorlog goedpraatten, een steun in de rug en wonnen ze zelfs aan statuur in progressieve kennisbastions als de universiteit van Tokyo. Er werden commissies gevormd met als doel het ‘hervormen’ van de geschiedeniscurricula door middel van het zuiveren van de studieboeken van alle feiten die een gezonde, vaderlandslievende trots in de weg zouden kunnen staan.
Uit verveling vanwege de uitsluitend materialistische idealen, of misschien uit frustratie vanwege een aangepraat schuldgevoel, of misschien uit pure onwetendheid, of waarschijnlijk uit een combinatie van alle drie deze factoren, staan de jongeren in Japan niet zo afwijzend tegenover deze patriottische praatjes. Men maakt zich zorgen over de opkomst van China met zijn leiders die de historische misdaden van Japan vaak als een soort politieke chantage weten te gebruiken, en hierdoor is de enigszins defensieve nationale trots gegroeid, ook al moet de waarheid over het verleden dan onder ogen worden gezien.
Kortom, na de verschijning van Het loon van de schuld dacht ik dat er een meer positieve trend op gang was gekomen. Voor het eerst sinds 1955 was de ldp in de regering vervangen door een coalitie van liberaal-linkse partijen onder leiding van de socialistische premier Murayama Tomiichi. Een van de eerste dingen die deze uiterst keurige man deed, was op de vijftigste herdenkingsdag van het einde van de oorlog in de Stille Oceaan ondubbelzinnig excuses aanbieden voor de militaire wandaden van Japan.
Veel mensen in Japan waren het met Murayama eens. Zijn duidelijke afwijzing van het gedrag van Japan in de oorlog zou het beslist gemakkelijker maken om op rationele wijze over de veiligheid van Japan en het herzien van de grondwet te praten. Maar helaas, de verwachting dat er kans was op een breuk met de naoorlogse status quo, bleek prematuur. Murayama bleek niets te kunnen veranderen in het politieke landschap. In 1996 was de ldp alweer aan de macht, de kwestie van de grondwet was niet opgelost en de discussie over de geschiedenis is nog altijd beladen met politieke ideologie. In feite is er eigenlijk helemaal geen discussie, maar zien we alleen vingeroefeningen voor reactionair getinte propaganda.

Gezien de verschillen tussen Duitsland en Japan zou men verwachten dat mijn boek in het eerstgenoemde land beter ontvangen zou zijn. Maar het tegendeel is het geval. Er werden niet alleen meer exemplaren verkocht in Japan, maar het kreeg ook een positievere ontvangst. Ik kan slechts gissen naar de redenen hiervoor. De Japanners vinden het niet onprettig als hun land vergeleken wordt met Duitsland: efficiënt, schoon, ijverig, gedisciplineerd enzovoort. De Duitsers van na de oorlog, die graag modelleden van de liberale, progressieve westerse gemeenschap willen zijn, vinden het minder vleiend om met Japan te worden vergeleken. Dat riekt te veel naar de vooroorlogse bewondering voor de krijgshaftige inborst van de ‘Duitsers van het Oosten’.

Als ik er echter van uitga dat de verschillen tussen de twee landen voor wat betreft historische herinnering niet zozeer cultureel als wel politiek zijn, dan is een dergelijke Duitse overgevoeligheid misplaatst. Het zou naïef zijn – en het is in het verleden gevaarlijk gebleken – om aan te nemen dat cultuur er niet toe doet, dat alle mensen in dezelfde universele mal gegoten kunnen worden. Maar aannemen dat culturele verschillen absoluut zijn – wat academische theoretici ‘essentialiseren’ noemen – is evenzo verkeerd, en ook echt gevaarlijk.
Mijn bedoeling met dit boek was deels dit gebied te verkennen, erachter komen hoe vergelijkbare trauma’s twee zeer verschillende naties hebben beïnvloed. Voordat ik eraan begon zei mijn instinct – of, als u wilt, vooroordeel – me, dat mensen uit verschillende culturen toch tamelijk gelijksoortig op gelijksoortige omstandigheden reageren. Japanners en Duitsers gedroegen zich over het algemeen niet hetzelfde. Maar de omstandigheden, zowel in als na de oorlog, waren ook zeer verschillend in de beide Duitslanden en in Japan. En dat is nog steeds zo.

© 1994, 2012 tekst Ian Buruma
© 2012 voorwoord Ian Buruma
© 1994, 2012 Nederlandse vertaling Tinke Davids en Uitgeverij Atlas
© 2012 Vertaling voorwoord Suzan de Wilde

Uitgeverij Atlas

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum