Leesfragment: Mes

16 april 2024 , door Salman Rushdie
|

Nu in onze boekhandels: de nieuwe Salman Rushdie, Mes. Gedachten na een poging tot moord (Knife: Meditations After an Attempted Murder), vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer. Lees bij ons een fragment en bestel je boek!

Op de ochtend van 12 augustus 2022 stond Salman Rushdie op het podium bij het Chautauqua-instituut, klaar om een lezing te geven over hoe belangrijk het is om schrijvers te beschermen, toen een man in het zwart – zwarte kleding, zwart masker – door het gangpad op hem afstormde, een mes in de hand. Zijn eerste gedachte: dus jij bent het. Daar ben je dan. Daarop volgde een afschuwelijk geweldsdelict dat de literaire wereld en ver daarbuiten op zijn grondvesten deed schudden.

In dit boek herleeft Rushdie voor het eerst en tot in detail de traumatische gebeurtenissen van die dag en de nasleep ervan, evenals zijn pad naar lichamelijk herstel en genezing, wat mogelijk werd gemaakt door de steun van zijn vrouw Eliza, zijn familie, een leger aan dokters en fysiotherapeuten en zijn wereldwijde lezersgemeenschap.

Mes is Rushdie op het toppunt van zijn kunnen; hij schrijft met urgentie, diepgang en genadeloze eerlijkheid. Het is daarnaast ook een aangrijpende herinnering aan het vermogen van literatuur om het ondenkbare bevattelijk te maken, een intieme en levensveranderende meditatie over leven, verlies, liefde, kunst – en het vinden van de kracht om weer op te staan.



 

Deel één
De engel des doods

1
Mes

Om kwart voor elf op 12 augustus 2022, op een zonnige vrijdagochtend in het noorden van de staat New York, werd ik aangevallen en bijna vermoord door een jonge man met een mes, kort nadat ik het podium van het amfitheater in Chautauqua op was gelopen om over het belang van veiligheid voor schrijvers te spreken.
Ik was daar met Henry Reese, medeorganisator, en zijn vrouw, Diane Samuels, van City of Asylum, een project in Pittsburgh dat een onderkomen biedt aan schrijvers die in hun eigen land gevaar lopen. Dit was het verhaal dat Henry en ik in Chautauqua zouden vertellen: het scheppen van veilige plekken in Amerika voor schrijvers van elders, en mijn betrokkenheid bij het ontstaan van dat project. Het zou plaatsvinden als onderdeel van een week vol evenementen in het Chautauqua-instituut onder de titel ‘Meer dan een toevluchtsoord: een nieuwe de$nitie van het Amerikaanse thuis’.
We hebben dat gesprek nooit gevoerd. Ik zou op die dag ontdekken dat het amfitheater voor mij geen veilige plek was.
Ik zie het moment nog steeds in slow motion voor me. Mijn ogen volgen de rennende man als hij uit het publiek tevoorschijn springt en op me afkomt, ik zie elke stap van zijn woeste stormloop. Ik zie mezelf gaan staan en me naar hem toe draaien. (Ik blijf hem aankijken. Ik keer hem geen moment de rug toe. Er zitten geen wonden op mijn rug.) Ik hef mijn linkerhand in zelfverdediging. Hij steekt het mes erin.
Daarna zijn er veel steken in mijn hals, mijn borst, mijn oog, overal. Ik voel hoe mijn benen het begeven en ik val.

Donderdag 11 augustus was mijn laatste onschuldige avond. Henry, Diane en ik hadden zorgeloos over het terrein van het instituut gewandeld en lekker gegeten in 2 Ames, een restaurant op de hoek van een parkje dat Bestor Plaza heet. We haalden herinneringen op aan de lezing die ik achttien jaar eerder in Pittsburgh had gegeven over mijn rol bij het scheppen van het International Cities of Refuge Network. Henry en Diane waren bij die lezing aanwezig en werden erdoor geïnspireerd om ook van Pittsburgh een asielstad te maken. Ze begonnen met het financieren van één klein huis en het sponsoren van een Chinese dichter, Huang Xiang, die de buitenmuren van zijn nieuwe huis schitterend beschilderde met een gedicht in grote witte Chinese letters. Langzamerhand breidden Henry en Diane het project uit totdat ze een hele straat met asielhuizen hadden, Sampsonia Way, aan de noordkant van de stad. Ik vond het fijn om in Chautauqua te zijn en hun prestaties te vieren.
Wat ik niet wist, was dat mijn would-be-moordenaar al aanwezig was op het terrein van het Chautauqua-instituut. Hij was binnengekomen met een valse ID, zijn nepnaam was samengesteld uit echte namen van bekende sjiitische moslimextremisten, en zelfs toen we naar het restaurant liepen en terug naar het hotel waar we verbleven, was hij daar ook ergens, hij was er al een paar dagen, zwierf rond, sliep buiten, verkende de plek van zijn voorgenomen aanslag, en maakte zijn plannen, zonder te worden opgemerkt door bewakingscamera’s of beveiligers. We hadden hem elk moment kunnen tegenkomen.
Ik wil zijn naam niet gebruiken in dit verslag. Mijn Aanvaller, mijn would-be-Assassino, de Achterlijke man die Aannames over mij maakte, die met mij een bijna dodelijke Afspraak had... Ik merkte dat ik hem in gedachten, het zij me misschien vergeven, Asshole noemde. Maar ten behoeve van deze tekst zal ik hem iets welvoeglijker ‘de A.’ noemen. Hoe ik hem in de privacy van mijn huis noem is mijn eigen zaak.
Deze ‘A.’ nam niet de moeite iets te weten te komen over de man die hij had besloten te vermoorden. Hij gaf zelf toe dat hij nauwelijks twee bladzijden van mij had gelezen en een paar YouTube-video’s van mij had bekeken, meer was niet nodig. Hieruit kunnen we opmaken dat de aanslag in elk geval niet over De duivelsverzen ging.
In dit boek zal ik proberen te begrijpen waarover dan wel. Op de ochtend van 12 augustus hadden we een vroeg ontbijt met de sponsors van het evenement op het zonnige terras van het def tige Athenaeum Hotel van het instituut. Ik houd niet van een groot ontbijt en hield het bij koffie en een croissant. Ik maakte kennis met de Haïtiaanse dichter Sony Ton-Aime, die de Michael I. Rudell-leerstoel letterkunde bekleedde, en ons zou introduceren. Er was wat boekengebabbel over de slechte en goede kanten van het bestellen of niet bestellen van boeken bij Amazon. (Ik bekende dat ik het soms deed.) Toen liepen we door de hotellobby en over een klein plein naar de ruimte achter de coulissen van het am$ theater waar Henry me voorstelde aan zijn negentigjarige moeder, wat leuk was.
Vlak voordat we het podium op gingen, kreeg ik een enveloppe met een cheque – mijn sprekershonorarium. Ik stopte hem in de binnenzak van mijn jasje en toen was het showtime. Sony, Henry en ik liepen het podium op.
Het amfitheater biedt plaats aan meer dan vierduizend toeschouwers. Het was niet vol, maar er was een goede opkomst. We werden kort ingeleid door Sony die vanaf een katheder links op het podium sprak. Ik zat rechts op het podium. Het publiek applaudisseerde enthousiast. Ik herinner me dat ik een hand opstak om te bedanken voor het applaus. Toen, vanuit mijn rechterooghoek – het laatste wat mijn rechteroog ooit nog zou zien – zag ik de man in het zwart aan de rechterkant van de zaal op me af rennen. Zwarte kleren, zwart gezichtsmasker. Hij kwam hard en laag aan: een ineengedoken projectiel. Ik stond op en zag hem komen. Ik rende niet weg. Ik was verstard.

[…]

 

© 2024 Salman Rushdie

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum