Leesfragment: Huiswerk

14 september 2023 , door Marja Pruis
|

Donderdag 21 september presenteert Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar bij Athenaeum Boekhandel Spui de nieuwe roman van Marja Pruis: Huiswerk. Een boek over eerlijkheid en vertrouwen, naastenliefde en zelfverliefdheid, een boek waar we naar uitkijken. Lees bij ons de eerste pagina’s!

Clara Feij, geëngageerd schrijfster, moeder, hartsvriendin, bewoonster van een prachtig modern herenhuis, wil een goed mens zijn. Ruimdenkend, empathisch, geduldig – de perfecte mentor voor haar stagiaire, de ideale werkgeefster voor haar werkster en het type vriendin dat een nier weggeeft als het zo uitkomt; alsjeblieft, hier heb je ’m.
En dan, op kerstavond, wordt er ingebroken, waarna iedereens vinger naar de werkster wijst. Maar niet die van Clara, want zij zou toch nooit zomaar de werkster verdenken?

Huiswerk is een roman over naastenliefde en zelfverliefdheid, over geloof en wantrouwen, eerlijkheid en ongelijkheid.



I

0

Ik lag vannacht in een gouden tent. Van buiten was alleen het licht zichtbaar, een blote borst, een korte kaki broek. Binnen was het warm en zacht, geluidloos.
Ik lees een boek waarvan de verteller zegt niet sentimenteel te zijn aangelegd. Maar wat is ze dan wel?
De eerste keer dat ik op papier ons huis zag, hoe het er vanbinnen zou gaan uitzien, kon ik wel huilen. Ik kijk nog wel eens rond met die blik, alsof ik het voor het eerst zie. Is het geworden wat ik toen op de tekening zag?
Hartog en ik scheurden plaatjes uit van dingen die we mooi vonden. Een kast, behang. Een badkamer alsof we in Brazilië gingen wonen. Ik had een dik boek, met honderd interieurs van over de hele wereld, met op de omslag een kamer met een boekenwand tot aan het plafond. Die wil ik, dacht ik.
Ik heb hem.
Schrijven vanuit geluk, niet vanuit verlangen, ik denk dat dat het moeilijkste is, maar ook wat me te doen staat.

Er werd ingebroken. Wat het extra eng maakte was dat de inbreker nog in huis moest zijn.
Toen ik naar beneden was gegaan, stond mijn vader daar. Het was stikdonker, de ruimte was leeg alsof er nog werd verhuisd. Er zou een televisie verschoven zijn.
‘Ga maar slapen,’ zei hij.
‘Maar wat nou als hij er weer is?’ vroeg ik.
Ik lag onder in het stapelbed, ik was nog maar klein. Dat was het meest onrustbarend, ik was iemand anders, ik had een andere naam. Toen ik in bed lag, dikke dekens op me, was er geschuif in de kamer, iemand die ik kende wist overal van, ze maakte een kast open waar de inbreker uit vandaan kwam, een vrouw met lange zwarte haren, stevige wenkbrauwen. Ze keek me vorsend aan zoals ik daar lag, ze zei iets tegen me, dat ik niks mocht zeggen of dat ik er niks van had begrepen. De pannen op tafel, oma’s brede vriendelijkheid, het lijkt een andere eeuw. Het ís een andere eeuw. Het schilderij met de magnoliatakken hangt hoog aan de mottige muur, ongeschonden en soeverein.
Het hangt nu hier, bij de trap naar boven.
Op een foto uit zonniger tijden staat opa bij de voordeur, met opgerolde hemdsmouwen. Hij staat er fier bij, fierder dan ik me hem herinner. Knap, met een naar binnen gekeerde lach.
Ik schrijf volgens een ritme, niet volgens een plot. Mijn plot is dat je de volgende zin wil lezen. Ik wil het allemaal vangen voordat het gestold is in een verhaal met een begin en een einde. Ik sta midden op het plein, verlaten. De kastanjeboom staat obsceen in bloei. Mijn onverschrokken ik stuurt beverige berichtjes, bang de verkeerde te wantrouwen. Ik hoef geen bewijzen, ik verzin ze zelf wel.

Op 1 januari, alsof er niets gebeurd was, kreeg ik een berichtje van Rose:
‘Hi Clara and Hartog! Happy new year, I wish you the best.’
Ik schreef terug:
‘Hi Rose, a happy new year for you and your loved ones.’

Kun je een nieuwe kunst, een revolutionair schrijven, afdwingen?
‘Ik wil dat mannen dieper graven,’ zegt Eileen Myles.
Ik voel me veilig op het man-vrouwterrein. Durf alles te zeggen, want ik ben een vrouw. Myles wil dat mannelijke schrijvers in detail schrijven over ‘de interne mechaniek van hun masculiniteit’. Ik durf dit te citeren en er afstand van te nemen. Want wat bedoelt ze toch? Lezen we niet altijd al alles over die innerlijke mechanismes?
‘Ik zie alleen maar stilte en geweld,’ zegt Myles.
Voor zover ik het snap, wil ik het niet snappen. Ook dat durf ik te schrijven. Met zwart en wit wordt het een ander verhaal, want ik ben wit. Myles zou heel graag een witte schrijver eerlijk willen zien over de ervaring een racist te zijn, over het hebben van racistische gevoelens en gedachtes. Gewoon toegeven dat we allemaal lelijke gevoelens hebben. Denken over witheid, zoiets moet het zijn. Into the Heart of Whiteness.
Kijk ik anders naar Rose?
Nee.
Ik zeg je.
Nee.

 

Copyright © Marja Pruis 2023

pro-mbooks1 : athenaeum