20 januari verschijnt de nieuwe dichtbundel van Marieke Lucas Rijneveld, Komijnsplitsers. Lees bij ons het gedicht ‘Gewetenswroeging’.
Met zijn nieuwe dichtbundel Komijnsplitsers zet Boekenweek-essayist Marieke Lucas Rijneveld opnieuw een grote stap in zijn dichterschap. In acht afdelingen onderzoekt Rijneveld wat het betekent om te wonen: in een huis, in jezelf en in verhoudingen tot anderen. Wie of wat heb je nodig om een compleet mens te zijn? In een van de gedichten wordt verhaald over het verlangen één ruimte te zijn; iemand zoekt een brandtrap uit deze dag, trekt in plaats van een grijs vest een jongen aan. De vrees om iemand te worden die de ander niet kan hebben – ‘om de verkeerde mens om je beenderen te vormen’ – vormt het grootste gevaar voor het maar al te herkenbare en hoopvolle verlangen naar groei.
In een taal die naar adem hapt en het zweet van het voorhoofd veegt, staat Komijnsplitsers als een huis. In 2020 won Marieke Lucas Rijneveld de International Booker Prize voor De avond is ongemak.
N.B. Meer poëzie van Marieke Lucas Rijneveld? Lees het openingsgedicht van Fantoommerrie en Erik Lindners bespreking van Kalfsvlies. En proza? Lees ook onze bespreking van Mijn lieve gunsteling. Uit De avond is ongemak publiceerden we een fragment. Jan van Mersbergen van De Revisor sprak met Rijneveld in de winkel; de podcast is hier te beluisteren. En Michele Hutchison gaf een toelichting op haar vertaling.
Gewetenswroeging In dit land met zijn handenhunker, met zijn klapzoengemis, met zijn sloddervosachtige vergetelheid, want wat weten we nog van gisteren, wat weten we nog van beloftes, van optelsommen en staartdelingen, wat weten we nog van jou en mij, van poeren en funderingskunde. Niemand ziet de soldatenhouding in onze ledematen, hoe strak we staan, alsof er tentharingen en we aan de grond genageld, en dan al dat houtje-touwtjegedrag, niet vergeten de macht die in het binnenzakje van de verkeerde jas, hoe het ooit was zit diep weggestopttussen alle jachtherinneringen, we schieten op alles wat het veld oversteekt, of het nu wel of niet beschermd en zeldzaam voor dit seizoen is. In dit land met zijn heimweetaal, met zijn gejokkebrok, met zijn tinnen inborst, want wat weten we nog van gisteren, wat weten we nog van beloftes, van overwinningen, van klapladders en de vijand al van verre zien aankomen, van blindschaken, van de herdersmat en iedere pion, ieder mens die gevaar toejuicht de weg versperren, wat weten we nog.
In dit land met zijn handenhunker, met zijn klapzoengemis, met zijn sloddervosachtige vergetelheid, want wat weten we nog van gisteren, wat weten we nog van beloftes,
van optelsommen en staartdelingen, wat weten we nog van jou en mij, van poeren en funderingskunde. Niemand ziet de soldatenhouding in onze ledematen,
hoe strak we staan, alsof er tentharingen en we aan de grond genageld, en dan al dat houtje-touwtjegedrag, niet vergeten de macht die in het binnenzakje van de verkeerde jas,
hoe het ooit was zit diep weggestopttussen alle jachtherinneringen, we schieten op alles wat het veld oversteekt, of het nu wel of niet beschermd en zeldzaam voor dit seizoen is.
In dit land met zijn heimweetaal, met zijn gejokkebrok, met zijn tinnen inborst, want wat weten we nog van gisteren, wat weten we nog van beloftes, van overwinningen,
van klapladders en de vijand al van verre zien aankomen, van blindschaken, van de herdersmat en iedere pion, ieder mens die gevaar toejuicht de weg versperren, wat weten we nog.
© 2022 Marieke Lucas Rijneveld