Recensie: Handen als zeesterren

02 juli 2015 , door Erik Lindner
| | |

Iemand komt thuis nadat een schaap is overreden en die moet getroost. Als er dan staat: 'Je weet wat je moet zeggen om haar gerust te stellen', gaat het niet om degene die thuiskomt, maar om degene die troost. Ook die moet gerustgesteld worden in het troosten. Dat kantelende perspectief is typerend voor de voortdenderende gedichten in Kalfsvlies van Marieke Rijneveld. Wie spreekt er, wie beeldt zich in? Alle metaforen waarmee de dichter door haar gedicht tuimelt, komen netjes een tweede keer terug, als vormen ze een valscherm, een parachute om mee te landen.

Een glijbaan om doorheen te roetsjen

Kalfsvlies is het debuut van Marieke Rijneveld en er staan 46 tot de nok toe gevulde gedichten in. Ze verzamelt beelden alsof ze die op moet vangen voor ze op de grond vallen en dreigen te breken. De opgevangen beelden staan gestapeld, je komt van het ene in het andere beeld. Met die uitzonderlijke dichtvorm is ze verwant aan Ruth Lasters, die ook op moderne wijze weet te jongleren met beelden en hun aanklevende betekenissen. Maar Rijneveld gaat sneller, is onbehouwen, driftiger.

Wie aan de gedichten van Marieke Rijneveld begint, neemt beter eerst een sprongetje alsof de tekst een glijbaan is om doorheen te roetsjen. Snel lezen en toch je kop erbij houden, het gaat om het ritme van de dichter. Rijnevelds roetsjbaan is een met zeep ingewreven systeem. Haar associaties zijn niet onmenselijk, het zijn de angsten en fobieën van velen. Er speelt zich een groot drama af in dit werk.

In het gedicht 'De doden' boetseert Rijneveld het begrip 'een brok in de keel' tot de adamsappel die je ziet bewegen als een man slikt. Soms lijkt ze een biochemicus of een fysicus: 'We hebben methodes ontwikkeld / om hormonen te bestrijden door alles wat in beweging komt / stil te zetten.' Marieke Rijneveld schrijft met haar schonkige gedichten moderne sprookjes. 'De dood is een onderhuidse mot.'

Niet zo maf zijn als ze op het eerste gezicht lijken

Afbreuk van de niet aflatende intensiteit van haar gedichten is er als ze Parijs bezoekt en een expositie van de Amerikaanse videokunstenaar Bill Viola ziet. Al deze Parijse gedichten in de bundel zijn losser en minder indringend van toon. Er is plaats voor losse observaties. Kraaien houden als knijpers vast 'wat zich anders roekeloos om laat waaien'.

Rijneveld serveert ons buitenissige voorstellingen die zodra je over ze na begint te denken helemaal niet zo maf zijn als ze op het eerste gezicht lijken. 'Luchtvochtigheid heeft vooral te maken met de verschillende manieren waarop we uitblazen.' Lammeren zijn 'rollen / witbrood met gehakt gevuld'.

Lenige beheersing

Prominent is de vaderfiguur in de gedichten, een personage die dan wel de hele tijd met raad klaar staat, maar waar weinig geborgenheid en vertrouwen van verwacht mag worden. Hij staat 'in zijn overall half gebogen / met zijn hoofd tussen de spijlen van de trap' in het gedicht 'Noppenfolie', waarbij de zweetdruppels als noppen op zijn voorhoofd staan. In hetzelfde gedicht wordt een broer afgevoerd, opgehaald. De vader blijft. Verderop in de bundel schijnt de vader de koplampen van zijn Volvo op een bevroren sloot en gaat op de motorkap een sigaret zitten roken, terwijl hij kijkt naar zijn dochter die op haar noren over het ijs schaatst.

Een van de meest directe gedichten uit de bundel is 'Luizenmoeders', waarin de aanraking 'van vreemde vingers door je haar die zoveel bedachtzamer hun weg / zochten dan die van je eigen moeder' een sterke lading krijgt. Het is praktisch het enige gedicht van de hele bundel dat bij een enkel thema blijft, een concrete aanleiding. Marieke Rijneveld heeft een lenige beheersing over haar volgepropte gedichten, de lange regels en bladzijvullende teksten. Tegelijk kun je je afvragen of deze vorm niet een korset, een dwangbuis is. Alle gedichten kennen een gelijkwaardige opzet, beelden keren terug ook indien ze metaforisch zijn ingezet en iedere toer hoe groot ook komt weer op zijn pootjes terecht.

Maar ze kan ook teder zijn en dat even ongegeneerd verwoorden: 'Ik vind het lief / zoals je je haar erachter strijkt, in iedere beweging voel ik jouw vingers / op mijn huid waar ze iets verschuiven.' De spreker in haar gedichten is gedurende haar jeugd 'het beloofde land […] voorgehouden als een plak droge ontbijtkoek'. Ze omschrijft evenzeer haar isolatie als haar hunkering, haar reiken, haar wens te 'versmelten als twee veulens die met wankele benen steun bij elkaar zoeken'. Als iemand vertrekt, dan kan het een geliefde zijn maar ook de broer die het huis verlaat en uiteindelijk sterft. De spreker van Rijneveld hangt uit het raam, ziet twee fabrieken samen staan roken. Ze schrijft even verderop over 'dat verdomde erf uit mijn herinneringen'.

Het begin van een oeuvre

De handen in haar broekzakken mogen geen vuisten zijn maar moeten plat blijven, om ze als zeesterren op 'de glasplaat van de kist van mijn broer' te laten vallen. Wat de spreker van deze gedichten niet wil is door de modder banjeren en 'oprollen als een gelaten kalf dat wacht / tot iemand het vlies weer over zijn kop trekt'. Pas in het voorlaatste gedicht van de bundel, een prozagedicht, lijkt de grip op haar rijke materiaal weg en is de tekst zowat als proza uitgevuld, de afbreking erin gelaten. Met het 'boze staren naar de punten van je schoe-/ nen, net zo lang tot ze weer in beweging komen'.

Dat mag niet in de weg staan van de potentie van deze schrijver. Kalfsvlies bevat veel hoogwaardige gedichten en ook veel duister maar toch terdege dwingend materiaal, dat mij het niet zou verbazen als dit het begin is van een oeuvre, niet een voorbode maar een werkelijk voorteken van iets groots.

Erik Lindner publiceerde vijf dichtbundels waarvan Acedia de meest recente is. Daarnaast is hij redacteur van Terras en de Revisor. Deze bespreking verscheen eerder op Revisor.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum