Leesfragment: De Nijhoffs en ik

03 juni 2018 , door Marja Pruis
| | | |

Marja Pruis' debuut De Nijhoffs en ik verschijnt in een vermeerderde heruitgave, met als nieuwe ondertitel Of de gevolgen van een genre. Wij publiceren voor uit het essay dat aan de uitgave voorafgaat, 'Terug naar de Nijhoffs'.

Het debuut van Marja Pruis – ‘misschien wel mijn meest “gave” boek,’ zegt ze zelf – ging over haar jarenlange liefde voor de schrijfster van de roman Twee meisjes en ik, A.H. Nijhoff. In De Nijhoffs of de gevolgen van een huwelijk ging zij haar gangen na, en die van haar geliefden, onder wie de dichter Martinus Nijhoff. Het werd een boek dat het genre van de biografie tartte, wat niet zonder gevolgen bleef. In een literair klimaat met strikte genre-opvattingen werd dit mengsel van biografie en memoir curieus bevonden. In een essay getiteld ‘Terug naar de Nijhoffs’, waarmee deze nieuwe uitgave opent, volgt Pruis het spoor terug naar toen, de keuzes die ze maakte en vraagt ze zich opnieuw af hoe een schrijver het best bewaard kan worden. In een bijlage is het artikel opgenomen waarin ze de feitelijke informatie van haar biografische onderzoek verwerkte. De Nijhoffs en ik, of de gevolgen van een genre is een heruitgave en herneming in één. Een fascinerende literaire exercitie waarin de auteur haar jongere ik beschouwt en de grenzen van het genre van de biografie – opnieuw – aftast.

N.B. Op Athenaeum.nl publiceerden we voor uit Genoeg nu over mij, uit haar voor de ECI Literatuurprijs genomineerde roman Zachte riten en haar met de Jan Hanlo Essayprijs bekroonde bundel Kus me, straf me. Pruis schreef ook over Athenaeum in onze jubileumreeks.

Terug naar De Nijhoffs

Vaak probeer ik de dingen die ik moet doen minder zwaar te maken door ze onvoorbereid te doen. Dit schreef ik twintig jaar geleden in wat mijn debuut zou worden, De Nijhoffs of de gevolgen van een huwelijk. Ik weet het nooit zo met schrijvers die een vroeger product hernemen. Een van de moeilijkste kwesties van schrijven is dat je telkens opnieuw die duik vanuit het niets in het niets moet wagen. Het is dan al te verleidelijk om je ervan te vergewissen dat je het allemaal al een keer hebt bedacht en gedaan. Voor je het weet zit je te rommelen in iets wat niet voor niets al een tijdje onder de zoden ligt te rusten.
Maar goed, De Nijhoffs. Opeens doemt het boek weer op, al is het nooit echt weggeweest uit mijn leven. Mijn uitgever, of in feite de opvolger van de uitgever van toen, vraagt ernaar als ze in Genoeg nu over mij. Confessies van een ervaren schamer leest dat ik me ben gaan schamen voor mijn debuut, ondanks dat het in mijn ogen nog steeds het meest ‘kloppende’ is dat ik heb geschreven.
Terwijl ik dit schrijf ben ik aan het vluchten. Ik zoek online in het archief van de bibliotheek, of ze nog steeds het boek in huis hebben dat ik hier zoveel jaar geleden opensloeg. Dan kan ik zo op mijn fiets springen en het ophalen.
De zich herhalende geschiedenis. Ik zie mezelf nog zitten, op mijn hurken, het stond op een van de onderste rijen bij de Engelstalige biografieën. Ik was niet geïnteresseerd in een obscure baron die een boek had geschreven over Hadrianus de Zevende, maar wel in de manieren waarop je een levensloop in heel zijn grillige onkenbaarheid recht kon doen. Al tijdens mijn studie Nederlands had een studiegenoot me op dit boek geattendeerd, luisterende naar mijn verhalen over de schrijfster wier gangen ik aan het nalopen en -reizen was. Tijdens onze dagelijkse wandeltocht van het station naar het Instituut en weer terug, maakten we voortdurend tussenstops in antiquariaten waarbij vooral hij flink insloeg. Hij vroeg of ik dat boek over die baron kende, nee natuurlijk kende ik het niet, hij las veel meer buiten de gebaande paden dan ik.
De gebaande paden: ik vroeg me af of ik er wel genoeg van afweek. Bij het voorstelrondje in het eerste jaar van mijn studie durfde ik niet goed te bekennen dat Louis Couperus een van mijn lievelingsschrijvers was, en toonde me bijzonder ontvankelijk voor de boeken en schrijvers die mijn docent moderne letterkunde – Frank Ligtvoet – in de lucht hield. Zo maakte hij ons op een dag opmerkzaam op het fenomeen van schrijvers die maar één boek schrijven. Een boek dat dan wel meteen alle andere boeken overbodig maakt.
‘Neem nu A.H. Nijhoff,’ zei hij. ‘Ze schreef Twee meisjes en ik, een geheimzinnige en fascinerende roman, en daarna hoorde niemand ooit nog van haar.’
Alles aan zijn opmerking haakte zich in mij vast: een schrijfster die zich verschool achter een mannelijk klinkende naam, de titel van haar boek die niet vrouwelijker had kunnen zijn, haar verdwijning en dan ook nog eens het feit dat hij zijn stempel van goedkeuring op haar zette.

*

Ik dacht dat ik nog maar één verhaal te vertellen had over ‘het debuut en ik’, maar nu ik ondanks mijn vluchtneiging een beetje op stoom begin te raken, merk ik dat het vrolijke, verwachtingsvolle verhaal er ook altijd nog is. Het is het verhaal van de ontdekking van een schrijverschap en een leven, waarin ik me ging verdiepen op een moment in mijn eigen leven waarop alles nog bedacht moest worden, niets vast stond, het grote avontuur lonkte in heel zijn angstwekkendheid. Via A.H. Nijhoff kon ik jarenlang in het geniep mijn eigen, parallelle studie volgen, die van het een naar het ander voerde, zowel in het literaire als in het echte leven.
Ik verzamelde haar boeken, want ze bleek wel degelijk meer te hebben geschreven dan Twee meisjes en ik, ik begon een archief aan te leggen van publicaties van en over haar, bezocht de plaatsen waar ze gewoond had in binnen- en buitenland. Ik werd een romantische spoorzoeker en begon me te verdiepen in het genre van de biografie, een genre waartoe ik me nooit zo aangetrokken had gevoeld. Ik associeerde de biografie met enerzijds een ongepaste belangstelling voor zaken die niemand anders dan de betrokkenen aangaan, en anderzijds met een dwangmatige behoefte een weerbarstig leven dicht te timmeren met saaie gegevens.
Toen Footsteps verscheen van Richard Holmes, in 1985, wist ik dat je ook op een meer verhalende manier over een bewonderde schrijver kon schrijven. ‘Avonturen van een romantisch biograaf ’ was nota bene de ondertitel van het boek waarin hij liet zien dat je je onderwerp kunt benaderen als een hardnekkige detective én een gepassioneerde minnaar. Iets later las ik The Silent Woman van Janet Malcolm, haar portret van het huwelijk van Sylvia Plath en Ted Hughes. Dat je jezelf, als onderzoeker, zo ín het verhaal kon schrijven, als een even impertinente als ongenode gast, en op die manier een adembenemend spannend en persoonlijk boek kon schrijven, betekende voor mij een revelatie. Zo wil ik het, en zo ben ik het ook in mijn volgende boeken, in telkens nieuwe varianten, blijven doen.

[...]

 

© Marja Pruis

pro-mbooks1 : athenaeum