Recensie: Je leest Een blijvend bezit om de proeven van het mooiste van taal en wereld, het raakste over mens en denken

31 augustus 2022 , door Daan Stoffelsen
| | | | | | |

Perché leggere i classici, waarom zou je de klassieken lezen (vertaling Henny Vlot), vroeg Italo Calvino zich af, en het beste antwoord daarop zijn de klassieken zelf. Lees Een blijvend bezit. Het mooiste uit de klassieke literatuur, samengesteld door Emilia Menkveld en Vincent Hunink bij gelegenheid van het zestigjarig bestaan van Uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep en de Baskervillereeks. Wat de samenstellers zeggen over Sapfo geldt voor de meeste van de zestig passages: ‘Haar verzen laten zich op allerlei manieren lezen. Ze zijn universeel. Echte klassiekers laten de lezer vrij.’ Van Homeros' aanroeping van de muze tot Boëthius’ kenschets van diezelfde muzen als ‘podiumhoertjes’: deze klassiekers leven.

N.B. Lees fragmenten uit delen van de Baskerville-reeks, zoals Tacitus’ Historiën, Ilias en De Peloponnesische Oorlog, en klassieke teksten in andere reeksen, zoals van Ovidius en Aischylos. Lees ook een bespreking van Vincent Huninks Caesarvertaling en vertalers Patrick Lateur en Imme Dros over hun Homerosvertalingen.

Ja! Sapfo. Hoe ze net een andere toon pakt: verliefdheid vormgeeft als jaloezie, niet het goddelijke benoemt in haar schoonheid, maar in zijn voorrecht, de intimiteit die ze oproept. In Mieke de Vos’ vertaling:

‘Hij lijkt me aan de goden gelijk te zijn,
de man die tegenover jou mag zitten,
en van dichtbij hoort hoe je zachtjes praat,
met mooie stem’

De bloei

Die vertaling stamt uit 1999, midden in de beste jaren voor klassieke vertalingen. Een paar jaar later schreef ik, classicus, mijn scriptie voor de minor Redacteur/Editor over de klassieke fondsen van Athenaeum - Polak & Van Gennep en Ambo. Die scriptie is in de digitale mist opgelost, maar de grote lijn is: in de jaren tachtig en negentig zag je bij die uitgeverijen een grote bloei van vertalingen uit de klassieke literatuur, en dat rijtje rood (Ambo, met Flavius Josephus en Augustinus en Euripides) en wit (Athenaeum, met Homerus en Plato en Vergilius) kon makkelijk twee planken vullen. Het was een bijna-monopolie, met Hein van Dolens Herodotusvertaling bij SUN als een opvallende uitzondering. In 1994 verscheen Vanaf het eerste werelduur, over klassieke schrijvers, Baskerville Serie sinds 1972 [PDF], waarin Vincent Hunink met Mark Pieters (was hij toen al uitgever?) 22 auteurs introduceerden met een kort fragment. Eigenlijk begon de bloei daarna pas echt, met soms wel zes delen Baskerville per jaar, om in het nieuwe millennium af te nemen; de grote auteurs waren vertaald, en vaak ook al hervertaald.

Hervertaald? Ja. De vijf passages uit Homeros’ werk in Een blijvend bezit zijn door Patrick Lateur, Imme Dros en H.J. de Roy van Zuydewijn vertaald; M.A. Schwarz maakte ooit een prozavertaling, en er was een toneelvariant van Gerard Koolschijn. Er zijn nieuwe vertalingen van Euripides, Vergilius, Seneca, Augustinus. Huninks geweldige Tacitusvertalingen [lees hier een interview met hem, en hier een fragment uit zijn Annalen] kwamen relatief snel na die van M.A. Wes, Piet Gerbrandy’s Boëthiusvertaling 29 jaar na die van Rob Brouwer. Ondertussen vonden ‘kleinere’ auteurs, en minder bekend werk van auteurs als Aristoteles en Augustinus andere uitgeverijen. Augustinus en Gerbrandy’s Boëthius bij Damon, Vergilius en Aristoteles bij Historische Uitgeverij. Ook bij Van Oorschot, waar Mark Pieters nu werkt, zie je nu meer klassiekers uit de Oudheid.

Een frustratie van de rubrieksbeheerder Klassieke Oudheid, dat al die geweldige vertalingen in prachtige uitgaven uit druk raken, wordt daarmee deels weggenomen. De oudste literatuur leeft. Voor de samenstellers gold dat ze de keuze hadden, veel ruimer dan die van Vanaf het eerste werelduur, die alleen uit Athenaeums Baskervillereeks putte: meer auteurs, meer vertalers bij meerdere uitgeverijen, langere, representatieve passages.

Het beste

Maar wat was nu klassiek? Daar valt een breder antwoord op te formuleren dan deze selectie uit de achtste eeuw vóór tot de zesde eeuw na Christus. Menkveld haalt in haar inleiding dus Calvino aan.

‘Wat klassiek is behoort tot het beste wat er op een bepaald gebied te vinden is. In die laatste zin lijkt ook Calvino het begrip op te vatten: voor hem zijn de klassieken werken die, om uiteenlopende redenen, een plaats verdienen in zijn “ideale bibliotheek”, zoals hij het zelf noemt. Zijn hoogstpersoonlijke canon. De Griekse en Romeinse literatuur maken daar in zijn geval slechts een bescheiden deel van uit.’

Maar een bescheiden deel dat niettemin heel rijk is. Menkveld en Hunink konden Theophrastus en Plotinus (wel opgenomen in Vanaf het eerste werelduur) laten schieten, maar lieten dus auteurs dubbelen (Homeros, Plato, Cicero, Vergilius, Ovidius, terecht) en vertalers (De Vos en Hunink, maar ook Marietje d'Hane-Scheltema, Hedwig W.A. van Rooijen-Dijkman, Patrick Lateur, Gerard Koolschijn, Daan den Hengst, Wolther Kassies), en namen zowel de schunniger Priapea (vertaald door Harm-Jan van Dam) en Catullus (Paul Claes) op als Matteüs (de bergrede, NBV) en Augustinus (Wim Sleddens). Wel zijn er weinig vrouwelijke auteurs, naast Sapfo slechts de indrukwekkende martelares Perpetua, maar er is nu eenmaal weinig keuze. De klassieke cultuur was, zoals de inleiders bij de Priapea (rond 100 na Christus) opmerken, nogal fallocentrisch.

Wat niet wil zeggen dat er geen geweldige vrouwen passeren. In Euripides’ Medea kun je elke derde zin citeren, zoals deze feministische passage:

‘Men zegt wel dat wij thuis een ongevaarlijk
leven leiden, terwijl zíj de oorlog in gaan.
Een domme gedachte. Liever drie keer naar
het front dan eenmaal te bevallen van een kind.’

En behalve de muzen, die er bij de zesde-eeuwse Boëthius zo slecht afkomen, zijn er meer terugkerende figuren, zoals de liefdesgodin Afrodite (tot in het vierde-eeuwse Pervigilium Veneris), de lompe Polyfemos blind en verliefd, en de wrede koning Kreon. Een mooie zet is dat Menkveld en Hunink de versies van Tacitus en Cassius Dio van de grote brand van Rome allebei opnemen. Dat aanstekelijke continuüm van de klassieke literatuur, die voortduurt tot ver in Calvino’s brede definitie, voegt zich bij andere argumenten om Een blijvend bezit en daarna de volledige vertalingen te lezen: je leest de klassieken om de proeven van het mooiste van taal en wereld, het raakste over mens en denken.

Daan Stoffelsen is webredacteur bij Athenaeum.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum