Stroomt een Ierse stream of consciousness ook in het Nederlands? Over Sebastian Barry, De verre voortijd, vertaald door Jan Willem Reitsma

01 juli 2023
| | | |

Jan Willem Reitsma vertaalde Sebastian Barry’s Old God’s Time als De verre voortijd. Op ons verzoek licht hij zijn vertaling toe. Over de onbetrouwbare verteller, brokkelige en kabbelende zinnen en wat te doen met kommaloze stream of consciousness.

N.B. Lees op onze site fragmenten uit Barry's Duizend manen en Dagen zonder eind, beide ook vertaald door Reitsma, en Johannes Jonker over het vertalen van Barry's roman De tijdelijke gentleman.

Na twee historische romans die zich afspeelden in negentiende-eeuws Amerika, keert de Ierse romanschrijver Sebastian Barry met De verre voortijd (Old God’s Time) terug naar Ierland en naar een recenter verleden. Hij duikt in de gedachten van de onlangs gepensioneerde politieman Tom Kettle. Die is verhuisd naar een aanbouwappartementje bij een kasteeltje aan de kust, leidt daar een teruggetrokken leven, rookt cigarillo’s en kijkt uit naar de veranderlijke zee. Maar dan krijgt hij onverwacht bezoek van twee jongere ex-collega’s en later zijn oude superieur. Zij rakelen een oude zaak op, die hem dwingt om terug te kijken op zijn verleden. Zijn kalme bestaan wordt ontrafeld als een gebreide trui met een losse draad waaraan wordt getrokken.

Tom heeft een veelbewogen leven achter de rug en heeft de nodige nare, zeg maar gerust traumatische herinneringen verdrongen of vervormd. Sommige gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt begrijpt hij niet goed of wil hij domweg niet begrijpen. Dat maakt hem tot een zogenoemde onbetrouwbare verteller – je kunt hem als lezer niet op zijn woord geloven. De hartverscheurende redenen daarvoor worden gaandeweg duidelijk en zal ik hier niet verklappen. Ik kan wel onthullen dat die onbetrouwbaarheid mij als vertaler niet veel problemen bezorgde: je vertaalt gewoon wat er staat en laat het verhaal dat de schrijver heeft bedacht zijn werk doen. (Eerlijk gezegd weet ik in sommige gevallen nog steeds niet wat er nou ‘echt’ is voorgevallen.)

Lange, kabbelende zinnen met tegenwoordige deelwoorden

Barry vertelt dit boek in de derde persoon, van buitenaf dus, maar hij kruipt ook in het hoofd van de hoofdpersoon met dat feilbare geheugen. Hij volgt zijn gedachten en herinneringen, die met horten en stoten alle kanten op gaan. Veel zinnen zijn brokkelig, breken voortijdig af: het onvoltooide, onuitgesproken deel van de zin blijft in de lucht hangen, als in een liedtekst van Maarten van Roozendaal. Er zijn ook veel lange, kabbelende zinnen die met tegenwoordige deelwoorden aan elkaar worden geregen, zoals dat kan in het Engels. Neem nou alle ‘ing’-vormen in de volgende passage:

Shearing ewes. He saw again in his mind’s eye the Brother from Tipperary getting each struggling ewe between his legs, holding her fast with some skill, and running the rattling shears down and down and down the ewe’s body, and the cold, dirty wool coming away in solid sheets like an already knitted thing. Peeling off like an orange.

In modern Nederlands kun je die tegenwoordige deelwoorden niet handhaven, dat wordt een archaïsche en gekunstelde bedoening. Je moet veel werkwoordsvormen omgooien:

Ooien scheren. Voor zijn geestesoog zag hij weer hoe de broeder uit Tipperary elke tegenspartelende ooi tussen zijn benen zette, haar redelijk behendig vastklemde en de ratelende schaar omlaag, omlaag, omlaag over het lijf van de ooi haalde, terwijl de koude, vuile wol in stevige plakken losliet, als iets wat al gebreid was. Gepeld als een sinaasappelschil.

Kommaloze stream of consciousness

In andere, heftige passages krijgen de zinnen een vorm die richting stream of consciousness gaat: lange, associatieve zinnen die van de hak op de tak springen en waarin de conventionele grammatica wordt losgelaten. Dat stijlmiddel is niet nieuw in de Ierse literatuur: James Joyce gebruikte het al in de beroemde innerlijke monoloog van Molly Bloom in het laatste hoofdstuk van Ulysses uit 1922. Een recenter, ook zeer fraai voorbeeld is Solar Bones van Mike McCormack uit 2016 (vertaald als Dag der zielen door Robbert-Jan Henkes, 2017), een roman die uit slechts enkele ellenlange zinnen bestaat. Een voorbeeld. In de tweede, lange zin worden behalve de punt aan het eind alleen maar komma’s gebruikt:

And he had supposed it was from his own disasters he was speaking, and that she would respond like that, with her beautiful and usual words, well placed, expert in her mouth because she had experienced similar things, and worse, he always thought, far worse. But the peroration he was offering seemed to veer into a steep curve, his words seemed to gather a dangerous speed, Father Joseph Byrne and Father Thaddeus Matthews, this and that, and the bloody commissioner, and she said, Tom, Tom, Father Thaddeus, you say, and what age would that priest be, and Tom said, I’d say mid-forties, that sort of age, mid-forties, she said, and such a rare name, and is he a dark sort of man, a big sort of man, with a belly and his red hands, does he look like a butcher that has washed his hands all day, his face like the lump of ham on the side that’s not yet sliced, where the iron spikes are stuck in, oh, he does, said Tom, he does, I do not doubt, and she cried out, forgetting to shield her distress from her babies, but no matter, they did not hear, that’s the man, the man that hurt me, that’s the man, Tom.

Dat lukt in het Nederlands net niet helemaal en ik moest dubbele punten inzetten:

En hij had aangenomen dat hij over zijn eigen rampspoed sprak, en dat zij zo zou rea­geren, met haar mooie en gebruikelijke woorden, goed geplaatst, ter zake kundig in haar mond omdat ze ver­gelijkbare dingen had meegemaakt, en ergere, dacht hij altijd, veel ergere. Maar de rede die hij afstak leek af te buigen naar een steile curve, zijn woorden leken vervaarlijk veel vaart te krijgen, pater Joseph Byrne en pater Thaddeus Matthews, zus en zo, en die lummel van een commissaris, en ze zei: Tom, Tom, pater Thad­deus, zeg je, en hoe oud zou die priester nu zijn, en Tom zei: midden veertig, zou ik zeggen, zo’n soort leeftijd, midden veertig, en zij zei: wat een zeldzame naam, en is hij een donkerharig soort man, een groot soort man, met een buik en zijn rode handen, ziet hij eruit als een slager die de hele dag zijn handen heeft gewassen, zijn gezicht als een stuk ham aan de kant waar het nog niet in plakken is gesneden, waar de ijzeren pennen in zijn gestoken, ja, dat klopt, zei Tom, dat klopt, geen twijfel mogelijk, en ze schreeuwde het uit, vergat haar ontzet­ting af te schermen van haar kindjes, maar het gaf niet, ze hoorden het niet, dat is de man, de man die mij pijn heeft gedaan, dat is de man, Tom.

In dit soort passages zijn de gedachten van de hoofdpersoon zoals de schrijver die verwoordt bijna welsprekender dan het personage zelf. Toms blinde vlekken en het gebrek aan zelfinzicht bij deze ex-politieman zijn dan weer erg realistisch en raak getroffen. Hij is dol op zijn vrouw June, net als hij een wees die in een van de beruchte katholieke weeshuizen heeft gezeten, maar ziet de dingen waar zij mee worstelt lang over het hoofd. (Je zou zelfs kunnen spreken van een nationaal trauma, waarmee Ierland nog steeds niet helemaal in het reine is gekomen.) Ik vond het ook treffend en levensecht dat hij de ontsporing van zijn dochter minder goed lijkt te kunnen navoelen dan de dingen waarmee zijn zoon worstelt. Het is een lyrische, tedere roman vol herinnerd geweld en herinnerde liefde, waarin structurele misstanden schoksgewijze worden blootgelegd. Als de uitdrukking niet zo vaak was misbruikt, zou ik het een literaire thriller noemen.

Jan Willem Reitsma (1961) vertaalde Engelstalige fictie, non-fictie en essayistiek van onder andere Jesse Ball, Sebastian Barry, Naomi Klein, Sinclair Lewis, Robert Macfarlane, Martha C. Nussbaum, Steven Pinker, Simon Schama en Roger Scruton. In 2021 werd hij genomineerd voor de Filter Vertaalprijs voor zijn vertaling van de roman Duizend manen van Sebastian Barry (Querido, 2020).

pro-mbooks1 : athenaeum