Docenteninterview: Bart van Heerikhuizen

01 september 2009
| | | | | | |

Athenaeum Boekhandel verkoopt de studieboeken voor verschillende studies aan de HvA en UvA. Een van die studies is Sociologie, en Bart van Heerikhuizen geeft er onder andere Sociologische theorie. We spraken met hem over blijvende liefde De Tocqueville, over Ritzer en Farganis en over Shoah - verplicht kijkwerk voor menswetenschappers, vindt hij.

Bij het vak Sociologische theorie presenteert u portretten van belangrijke sociologen als waren het goede vrienden van u. Als u moet kiezen, wie uit deze reeks is uw favoriete socioloog? En waarom?
Mijn favoriete socioloog wisselt nogal. Mijn grootste favoriet is verdacht vaak degene die ik juist die week moet behandelen. Ter voorbereiding van mijn college duik ik diep in de stof en heel vaak denk ik dan: Dit is toch eigenlijk wel de beste van het hele stelletje. Die Durkheim vind ik zo ontzettend goed, vergeleken daarmee is Simmel toch een voetnootje in de geschiedenis van de sociologie.' Maar bespreek ik een paar weken later Simmel, dan vind ik die weer de interessantste. Met muziek heb ik dat trouwens ook: luisterend naar Scarlatti kan ik me niet voorstellen dat ik ooit mijn tijd heb verdaan met Jimi Hendrix. Maar als ik dan een paar dagen later een gitaarflard van Hendrix hoor...
 
Een blijvende liefde is Alexis de Tocqueville. Ik lees hem graag: hij heeft een heel hoffelijke, bescheiden toon, het moet haast wel een bijzonder vriendelijke man zijn geweest. Wie zo schrijft, is geen schreeuwer. Ik kan nog zo veel bewondering voor bepaalde inzichten van Marx hebben, maar als ik hem lees, dan word ik geconfronteerd met een nare, rancuneuze betweter die zijn lezers toeblaft.

Tocqueville, die een tijdgenoot was van Marx, beziet de samenleving ook heel anders dan zijn beroemdere tegenvoeter: volgens hem zijn we getuige van de opkomst van de middenklasse, een grote groep van mensen die leven onder min of meer dezelfde levensomstandigheden. Die groep zal ook in cultureel opzicht meer en meer onze samenleving gaan bepalen. Onze smaak wordt middelmatiger; uitzonderlijke mensen, buitengewone prestaties zullen minder worden gewaardeerd en soms zelfs worden geminacht. Mensen met exceptionele kwaliteiten worden gezien als uitslovers. In een door de middengroepen gedomineerde democratische samenleving zal de mening van de meerderheid altijd de doorslag geven en wie komt er in zo'n samenleving nog op voor de verdrukte minderheden?

In het thans verdwijnende type van de aristocratische samenleving bestond waardering voor het uitzonderlijke, het ongewone: wie zeer getalenteerd was kon zich veel aanzien verwerven. Maar die tijden gaan voorbij: wie nu nog eerbied toont voor Domenico Scarlatti, omdat die zulke prachtige stukken schreef voor het clavecimbel, is een aansteller.

Een van de dingen die ik leuk vind aan Tocqueville is dat ik er door hem achter ben gekomen dat er een gezichtspunt bestaat dat wezenlijk anti-democratisch is en waarvoor ik, al voel ik me een echte democraat, toch wel enige sympathie kan opbrengen. Dat wekt verwarring in mij en die verwarring dwingt tot nadenken. In de collegezaal plaag ik de studenten soms op vriendelijke toon met die stellingen van Tocqueville die een beetje verwarrend en 'thought provoking' werken - niet alle studenten waarderen dat.

U ondersteunt uw college met de handboeken van George Ritzer en James Farganis.
Ja. Ritzers boek is een uitstekende inleiding tot de klassieke sociologische denkers, al is hij soms een beetje schools. Mijn enige echte bezwaar tegen het boek van Ritzer is dat hij soms zo benauwd is dat een Weber-expert hem zal betrappen op een fout in het Weber-hoofdstuk, dat hij meer lijkt te schrijven voor die Weber-kenner wiens kritiek hij vreest, dan voor de student die van Weber nog helemaal niets weet en die in dit hoofdstuk zijn basiskennis van Weber opdoet. Goed aan Ritzer is dat hij in elke nieuwe editie de meest recente literatuur over de klassieke sociologen verwerkt en dat maakt dat zijn boek voortdurend state of the art blijft. Hij komt regelmatig gastcolleges geven in Amsterdam en blijkt dan een amusante en erudiete spreker te zijn.
 
Farganis bewonder ik omdat hij heel trefzeker de mooiste en toegankelijkste fragmenten van de klassieke sociologen weet te selecteren en die door een heel beknopte en heldere inleiding van precies net zo veel context voorziet als je als lezer nodig hebt om de tekst te kunnen volgen. Want zoals al uit het bovenstaande bleek: ik vind het heel belangrijk dat je Marx en Weber en Tocqueville zelf leest en je niet beperkt tot teksten over die mensen. Het is toch eigenlijk een klein wonder dat wij mensen iets hebben verzonnen - de geschreven taal - dat ervoor zorgt dat de nu dode Alexis de Tocqueville kan praten tegen een eerstejaars-student in de sociologie in 2009.

(Dat is een veel spectaculairder uitvinding dan die iPhone waardoor ik tijdens mijn vakantie in Rome deze vragen al kon lezen en er een beetje over kon nadenken.)

En je moet luisteren naar die stem, naar de intonatie, de redeneerstijl, de retorische middelen, je moet je verbazen over de gedachtensprongen, de nu wat ongebruikelijke manieren om een betoog af te sluiten, de beeldende illustraties in een tijd dat er nog geen powerpoint was. Maar daar kom je niet achter als je de auteurs in kwestie niet rechtstreeks tot je laat spreken. En Farganis helpt je daarbij, precies zo veel als nodig is.

Ten slotte: wat moet elke socioloog in spe, of in uitbreiding, elke lezer lezen naast de verplichte titels? Welk boek kunt u ons van harte aanraden?
Er is niet één bepaald boek waarvan je kunt zeggen: dit boek moet elke socioloog per se gelezen hebben, als hij dit boek niet heeft gelezen, dan wordt hij nooit een goede socioloog. Maar ik heb wel eens een zaal sociologiestudenten min of meer verplicht om te kijken naar de onverkorte versie van de film Shoah van Claude Lanzmann. Dat is een documentaire uit 1987 over de geleidelijke industrialisering van de massale moord op joodse mensen, die hier heeft plaatsgevonden, hier in Noordwest-Europa, en zo kort geleden dat we nog steeds leven temidden van de getuigen. Voor elk nieuw cohort eerstejaars-studenten in een mensenwetenschap geldt dat het niet slecht is voor hun sociologische verbeeldingskracht om gedurende negen en een half uur blootgesteld te worden aan deze film.

Bart van Heerikhuizen (1948) is socioloog.

pro-mbooks1 : athenaeum