Leesfragment: De Redder

25 april 2024 , door Mathijs Deen
| |

Nu in onze boekhandels: de derde Waddenthriller van Mathijs Deen: De Redder. Wij zijn fan en publiceren voor. Lees een fragment en reserveer je boek.

Nederlandse vakantiegangers vinden aan de kust van Northumberland de skeletresten en een reddingsvest van een drenkeling. Het reddingsvest blijkt afkomstig te zijn van de sleepboot Pollux, die eenentwintig jaar eerder ten noorden van Rottumerplaat is gezonken. Reddingsbrigades van Ameland en het Duitse eiland Norderney konden destijds alle bemanningsleden redden, behalve de kapitein. De recherche onderzoekt de zaak. Is de gevonden man de vermiste kapitein? Waarom willen de vrouw en dochter van de kapitein niet meewerken aan het onderzoek? De herinneringen van de redders spreken elkaar tegen. Is het te lang geleden om de precieze omstandigheden te achterhalen? Of hebben de redders andere motieven en verbergen ze iets?

Liewe Cupido laat de zaak over aan een jonge collega en vertrekt naar Texel. Hij is bezig met de dood van zijn eigen vader, die verdronk toen hij zestien was, en wil daar een oud-visser over spreken. Maar als zijn collega Xander Rimbach op Norderney wordt vergiftigd, raakt hij alsnog bij de zaak betrokken.



 

7

Hermann Rademacher heeft bij Liewe Cupido’s binnenkomst met een woordeloos handgebaar duidelijk gemaakt dat hij het gesprek wil voeren op een zitje onder het staatsieportret van president Joachim Gauck. Terwijl Liewe wacht tot Rademacher achter zijn bureau vandaan is gekomen, kijkt hij naar het portret van Gauck, die met deels geamuseerde, deels pastorale blik terugkijkt.
De baas van de Bundespolizei See in Cuxhaven heeft Liewe laten weten dat hij hem aan het eind van de vrijdagmiddag verwacht voor een ‘adviesgesprek’ , de onofficiële term voor een vaak nogal problematisch verlopend onderhoud, waarover Rademacher zijn ondergeschikte tot het moment dat hij aan het gesprek begint laat gaar stoven in onzekerheid. Het enige dat bij voorbaat vaststaat is wie het advies zal ontvangen en wie het zal verstrekken. Rademacher zelf zit nooit om advies verlegen.
Liewe is vrijdagmiddag zelden op kantoor en hij weet dat Rademacher dat weet. Hij wacht tot zijn baas plaatsneemt en gaat dan zelf ook zitten. Op tafel ligt een map, die Rademacher even opent, inkijkt en weer dichtslaat. Hij neemt Liewe zwijgend op, Liewe kijkt rustig terug. Zo zitten ze een tijdje.
‘Ik heb je eenentwintig jaar geleden over de loopplank aan boord zien komen. Dat was de eerste keer,’ begint Rademacher dan. ‘Je werkte nog in Trier, maar dat liep meen ik af, of je wilde iets anders, of ze wilden je kwijt... Hoe dan ook, je toonde interesse voor de zee, de grens. Ik was jongste officier op de bg11, de Neustadt. Je kwam aan boord, we kregen zwaar weer, en we keken allemaal naar je, benieuwd hoe je je zou houden. Maar je was thuis op zee. Dat was het probleem niet.’
Rademacher legt even zijn hand op het dossier, geeft er dan een klopje op. ‘Je ging terug naar Trier, kreeg je aanstelling uiteindelijk toch, in 2005. Vijf jaar voordat ik leider werd. Ik heb je nooit een strobreed in de weg gelegd.’
Liewe knikt, zwijgt, wacht af. Rademacher kijkt hem aan.
‘Zelden,’ zegt Liewe dan.
Rademacher snuift, legt opnieuw een hand op het dossier dat voor hem ligt. Liewe kijkt naar het kostbare horloge om de pols van zijn baas, het is tien voor half zes.
‘Ik had niet alleen alle reden,’ zegt Rademacher, ‘ik had alle mogelijkheden om je weer naar Trier terug te bonjouren. Eigenmachtig optreden, verzuim, een hond mee naar het werk, de discipline van...’ Hij zoekt even het juiste woord, zegt dan met ergernis: ‘... van een Hollander.’
Liewe legt zijn handen op zijn stoelleuningen, kijkt langs zijn baas door het raam naar buiten. De bomen tegenover het politiebureau aan de Kasernenstraße zijn zwaar in blad.
‘Lothar brengt er altijd hetzelfde tegen in: “Hij levert toch goed werk, Hermann. Hij spreekt Nederlands als moedertaal, Hermann. Hij kan met die Hollanders praten. Maak je je over hem geen zorgen, laat mij hem maar aansturen, Hermann.” En ik weet dat we je kunnen gebruiken, dat je beheersing van het Nederlands een uitkomst is; en ik wil zelfs aannemen dat je met toewijding doet wat je doet...’
Rademacher laat een pauze vallen waarin Liewe het hoofd buigt om aan te geven dat hij de woorden van waardering, hoe indirect ook, wel gehoord heeft. Toch blijft hij net iets te lang stil voordat hij zijn baas het welwillende antwoord geeft waarop hij wacht.
‘Je laat ons ons werk doen,’ zegt hij.
Rademacher kijkt Liewe aan en schudt even met zijn hoofd alsof hij overweegt om aan een van zijn woedeaanvallen toe te geven.
‘Vat het nou gewoon op als een compliment, Hermann,’ zegt Liewe. ‘Voordat je weer met je vuist op tafel gaat slaan.’ Hij kan Rademacher, met wie hij wel eens heeft samengewerkt toen die nog geen leider was, maar moeilijk als zijn superieur zien. ‘Wil je dat ik salueer? Je hebt geen problemen met mij.’
Rademacher kijkt omhoog naar het portret van Gauck. ‘Ook binnen deze vier muren blijven de gezagsverhoudingen wat ze zijn, inspecteur Cupido.’
Liewe haalt zijn schouders op.
‘Ik heb je uitgenodigd vanwege twee dingen. Je krijgt er een directe collega bij, met wie je zult moeten samenwerken. Uiteindelijk bepaal ik wie het wordt, maar ik wil dat je de gegadigden te zien krijgt, zodat ik een idee kan krijgen van de dynamiek tussen jullie.’
‘Ik werk het liefst alleen,’ zegt Liewe.
‘Dat weten we,’ zegt Rademacher. Hij slaat het dossier weer open en haalt er een A4’tje uit. ‘Maandag komen er in de ochtend drie kandidaten op gesprek,’ zegt hij. Hij en hij valt even stil, leest, kijkt Liewe aan en noemt de namen: ‘Christine Kolax, Thomas Bullwinkel en Xander Rimbach.’
Liewe beantwoordt Rademachers blik onbewogen.
‘Als je iets hebt te zeggen over een van deze kandidaten,’ zegt Rademacher, ‘dan geef ik je nu de gelegenheid.’
‘Ik zou het niet weten,’ zegt Liewe.
Rademacher houdt zijn blik vast. ‘Rimbach ken je.’
‘Zeker,’ zegt Liewe.
‘De anderen niet.’
‘Nee.’
Rademacher wacht, maar Liewe zegt verder niets. ‘Goed,’ besluit hij. ‘Dan heb ik nog een kwestie.’ Hij staat op en loopt terug naar zijn bureau. ‘Die vaartocht in 1995, toen je aan boord kwam van de Neustadt. Kan je je dat ongeval herinneren met die zeesleper?’
‘De Pollux,’ zegt Liewe.
‘De reddingsboten van Ameland en Norderney hebben de bemanning van boord gehaald. Spectaculaire actie.’
Liewe knikt.
‘Behalve de kapitein,’ zegt Rademacher.
‘Behalve de kapitein,’ beaamt Liewe.
‘Ja,’ zegt Rademacher en hij kijkt naar buiten. ‘De redders vroegen ons toen naar hem uit te kijken.’
Liewe knikt, maar kijkt weer langs zijn baas naar buiten. Alsof iets hem afleidt, een vogel langs het raam, een ver geluid, een herinnering.
‘We hebben drie dagen gekruist, er is zelfs een helikopter ingezet, maar we vonden niks, toen is de operatie afgeblazen.’
Liewe wrijft zijn handen over stoelleuningen. ‘Lang niet meer aan gedacht,’ zegt hij. ‘De Pollux.’
Rademacher draait zich naar hem om. ‘Hij is waarschijnlijk gevonden,’ zegt hij. ‘De kapitein. Op de kust in Engeland. Ik denk dat we wat van hem over is maar naar Oldenburg over moeten laten brengen. Ik wil onze eigen patholoog ernaar laten kijken. Hoe heet ze...’
‘Specht,’ zegt Liewe.
‘Specht, ja,’ zegt Rademacher. ‘Ze heeft altijd wel iets te zeggen, ook al is er niet meer over dan wat botten. Het is lang geleden. Wat is het, eenentwintig jaar?
‘Ja,’ zegt Liewe.
‘Maar goed, een half skelet en een reddingsvest, meer is er niet.’ Hij trommelt even op tafel, zegt dan: ‘Veertien mensen gered, moeilijke omstandigheden, de vijftiende niet, die dingen gebeuren.’ Hij zwijgt.
Liewe kijkt Rademacher aan, wacht af.
‘Mooie ongevaarlijke kwestie om met de nieuwe af te ronden,’ zegt Rademacher dan. ‘Neem hem of haar onder je hoede. Er is een weduwe in Flensburg, een dochter in Hamburg. We zullen iets met dna moeten doen, om alles zeker te weten. De redders leven ook nog, trouwens.’
Liewe staat op. ‘Dat was het?’ vraagt hij. ‘Of wil je nog advies?’
Rademacher trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Van jou?’
‘Juist,’ zegt Liewe. ‘Kan ik aan het werk?’
‘Dat was het wel,’ zegt Rademacher. ‘Maandag negen uur op kantoor, dan zien we de drie kandidaten.’

 

Copyright © 2024 Mathijs Deen

pro-mbooks1 : athenaeum