Zeepoëzie: over het vertalen van The Sea Around Us van Rachel Carson, door Nico Groen

22 maart 2022
| | | |

Nico Groen vertaalde Rachel Carsons The Sea Around Us als De zee. Wij vroegen hem zijn vertaling toe te lichten. Over de zeepoëzie, die in het patina van 1951 zit, maar ook in s-klanken en zeefauna.

De elegante pen van een zeebioloog

Jaap Tielbeke is redacteur van De Groene Amsterdammer en auteur van Een beter milieu begint niet bij jezelf (2020) en het recent verschenen We waren gewaarschuwd, over het rapport van de Club van Rome uit 1972. Tielbeke schreef een fraai voorwoord bij De zee, mijn vertaling van The Sea Around Us (1951) van Rachel Carson, dat een dezer dagen verschijnt. Hij geeft daarin een schets van haar persoon en staat stil bij de enorme invloed en het belang van haar werk. In Amerika betekende The Sea Around Us, een van de drie boeken die Carson schreef over de zee, haar grote doorbraak, die haar in staat stelde zich volledig aan onderzoek en schrijven te wijden. Uiteindelijk leverde dat de mensheid het wereldberoemde Silent Spring (1962) op, een aanklacht tegen de bestrijdingsmiddelenindustrie en een van de eerste belangrijke boeken van de milieubeweging.

In een al wat ouder artikel in De Groene gaf Tielbeke al eens een adequate samenvatting van Carsons ‘zeetrilogie’ en van De zee in het bijzonder:

‘Die boeken staan vol dichterlijke beschrijvingen van de mirakels en raadselen die schuilgaan onder de wateroppervlakte. Met elegante pen legt Carson, zeebioloog van opleiding, uit hoe eilanden geboren worden en hoe de zee weerpatronen bepaalt. Haar literaire reis naar de diepte is tegelijkertijd een reis naar het verre verleden, want de zee is de moederschoot van al het leven. In de donkere diepte wonen naamloze diersoorten die al miljoenen jaren rondzwemmen op de planeet.’

In zijn voorwoord bij De zee haalt Tielbeke Carson zelf aan, die voordat ze zeebioloog werd een schrijverscarrière ambieerde, als hij opnieuw het poëtische gehalte van haar werk wil benadrukken. Carson: ‘Als er poëzie zit in mijn boek over de zee, dan is dat niet omdat ik die bewust heb toegevoegd, maar omdat niemand waarachtig over de zee kan schrijven zonder poëtisch te klinken.’

Een zeker patina

Zoals gezegd: De zee is uit 1951. Het boek is eerder vertaald, maar de uitgever vond het taalgebruik verouderd. Dat geldt allerminst voor het origineel, dat nog bijzonder goed leesbaar is. Wel ligt er een zeker patina overheen, dat zich niet een-twee-drie laat omschrijven. Ik heb geprobeerd de lezer dat patina op dezelfde manier te laten ervaren als in het origineel, eveneens zonder dat hij er een vinger achter kan krijgen (en zonder het er te dik bovenop te leggen), door de tekst enigszins te archaïseren met woorden als ‘wellicht’, ‘welhaast’, ‘immers’, ‘dikwijls’, ‘mettertijd’ et cetera en hier en daar bewust te kiezen voor versteende naamvalsvormen. Verder heb ik ‘u’ als aanspreekvorm gebruikt en ‘men’ in plaats van het cruyffiaanse ‘je’.

Wat ook bijdraagt aan het elegant-poëtische, of misschien beter literair-romantische gehalte van De zee, is dat het hier en daar doet denken aan de klassieke literatuur over historische en heroïsche zee-expedities, zoals het briljante en bloedstollende Zuid (1919) van Ernest Shackleton. Om die reden, en ook omdat het aan het genoemde patina bijdraagt, heb ik besloten woorden als ‘vadem’, ‘(zee)mijl’ en ‘voet’ te gebruiken. Een voorbeeld:

But that immense, squareheaded, formidably toothed whale known as the cachalot or sperm whale discovered long ago what men have known for only a short time—that hundreds of fathoms below the almost untenanted surface waters of these regions there is an abundant animal life.
Maar die enorme walvis met vierkante kop en ontzagwekkende tanden, bekend onder de naam cachelot of potvis, ontdekte lang geleden wat de mens nog maar sinds kort weet: dat zich honderden vadems onder het nagenoeg van leven verstoken oppervlaktewater in deze regionen overvloedig dierlijk leven bevindt.

De zee ruist in s-klanken

Behalve sterke verhalen over zulke angstaanjagende zeedieren verhogen ook die over de nukken en grillen van de zee de sfeer van het boek. Over poëzie gesproken: merk de rijkdom aan s-klanken in de volgende passage op, alsof je de zee hoort ruisen.

The conflict between opposing water masses may, in places, be one of the most dramatic of the ocean’s phenomena. Superficial hissings and sighings, the striping of the surface waters with lines of froth, a confused turbulence and boiling, and even sounds like distant breakers accompany the displacement of the surface layers by deep water.
De strijd tussen conflicterende watermassa’s die zich hier en daar afspeelt is een van de spectaculairste verschijnselen van de oceaan. Gesis en gezucht aan de oppervlakte, schuimstrepen op het water, onstuimig gebruis en geborrel en zelfs geluiden alsof golven in de verte breken gaan gepaard met de verdringing van de oppervlaktelagen door diep water.

Zulke passages bieden de mogelijkheid om termen van stal te halen die het gedrag van de zee beschrijven en van zichzelf al over een zekere elegantie beschikken, zoals ‘woelig’, ‘murmelen’, ‘wellen’, ‘zeegang’, ‘golfslag’ en ‘deining,’ om er slechts enkele te noemen. Precies wat Carson zegt: als je over de zee schrijft, komt de poëzie vanzelf. Dat geldt in het Engels net zo goed als in het Nederlands.

Soms blijkt de zee trouwens wel erg weerspannig. Na een huiveringwekkende passage over een pier van 2600 ton die door de zee is weggeslagen, schrijft Carson:

A list of the perverse and freakish doings of the sea can easily be compiled from the records of the keepers of lights on lonely ledges at sea, or on rocky headlands exposed to the full strength of storm surf. At Unst, the most northern of the Shetland Islands, a door in the lighthouse was broken open 195 feet above the sea. At the Bishop Rock Light, on the English Channel, a bell was torn away from its attachment 100 feet above high water during a winter gale. About the Bell Rock Light on the coast of Scotland one November day a heavy ground swell was running, although there was no wind. Suddenly one of the swells rose about the tower, mounted to the gilded ball atop the lantern, 117 feet above the rock, and tore away a ladder that was attached to the tower 86 feet above the water.

In mijn vertaling:

Met gemak kan een lijst worden opgesteld van de eigenzinnige, bizarre daden van de zee aan de hand van verslagen van wachters die het licht aanhouden in vuurtorens op eenzame richels aan zee of stenen landtongen die volledig zijn blootgesteld aan de nietsontziende kracht van de stormbranding. Op Unst, het noordelijkste van de Shetland-eilanden, werd op 195 voet boven zeeniveau een deur van de vuurtoren opengebroken. Van de vuurtoren op Bishop Rock, in het Kanaal, werd tijdens een winterstorm een klok van zijn bevestigingspunt op 100 voet boven het hoogwater gerukt. Rond de vuurtoren van Bell Rock voor de kust van Schotland stond op een novemberdag een zware zeegang, hoewel er geen wind was. Plotseling welde de zee rond de toren op, reikte tot aan de vergulde bal boven op de lantaarn op 117 voet boven de rots, en scheurde een ladder af die op 86 voet boven het water aan de toren was bevestigd.

Langoestenlarven, parelkwallen, manteldierslierten

Ook de naam van veel zeedieren die de revue passeren hebben een inherent dichterlijke kwaliteit. Een voorbeeld:

The surface was seething, boiling with life, much of which was de profundis. Larvae of clawless lobsters, tinted jellyfish, nurse chains of salpa, small herringlike fishes, a silvery hatchetfish with its face bitten off, rudder fishes, hanging head downward, luminous lanternfishes with shining light pores, red and purple swimming crabs, other creatures which we could not name at sight and much that was too small even to see distinctly …
Het oppervlak ziedde, zinderde van leven, waarvan een groot deel de profundis. Langoestenlarven, parelkwallen, manteldierslierten, haringachtige visjes, een zilverbijlzalm waarvan de kop was afgebeten, horsmakrelen die met hun kop omlaag hingen, lichtgevende lantaarnvissen met gloeiende poriën, rode en paarse zwemkrabben, andere dieren die we op het eerste gezicht niet konden determineren en veel wat te klein was om goed te kunnen zien.

Nu zijn deze woorden niet van Carson zelf, maar van de Amerikaanse ornitholoog Robert Cushman Murphy, die zich aan boord bevond van ‘de schoener Askoy’. Reken maar, als Carson iemand citeerde, dat ze haar keuze baseerde op de welluidendheid van het citaat.

Melville en Carson

Het kan niet anders of in De zee is Moby-Dick nooit ver weg. Expliciet is dat het geval waar Carson een hoofdstuk een motto uit dat boek meegeeft (‘Er hangt een ik weet niet wat voor zoet mysterie over deze zee, waar de milde maar ontzagwekkende rimpelingen lijken te spreken van een verborgen ziel,’ in de vertaling van Barber van de Pol). Maar het blijkt vooral ook uit haar stijl, bijvoorbeeld in de volgende, loepzuiver melvilliaanse passage:

There was never less than a hundred miles of cold Atlantic water between us and the Gulf Stream, but the winds blew persistently from the south and the warm breath of the Stream rolled over the Bank. The combination of warm air and cold water spelled unending fog. Day after day the Albatross moved in a small circular room, whose walls were soft gray curtains and whose floor had a glassy smoothness. Sometimes a petrel flew, with swallow-like flutterings, across this room, entering and leaving it by passing through its walls as if by sorcery. Evenings, the sun, before it set, was a pale silver disc hung in the ship’s rigging, the drifting streamers of fog picking up a diffused radiance and creating a scene that set us to searching our memories for quotations from Coleridge. The sense of a powerful presence felt but not seen, its nearness made manifest but never revealed, was infinitely more dramatic than a direct encounter with the current.

Als dat niet elegant en poëtisch is... In mijn vertaling:

Op geen enkel moment bevond zich meer dan 100 mijl koud, Atlantisch water tussen ons en de Golfstroom, maar er stond een constante zuidenwind, die de warme adem van de stroom over de Bank blies. De combinatie van warme lucht en koud water beloofde permanente mist. Dag na dag bevond de Albatross zich in een kleine cirkelvormige ruimte waarvan de wanden bestonden uit zachte, grijze gordijnen en de bodem zo vlak was als glas. Soms doorkruiste een stormvogel die ruimte, fladderend als een zwaluw; hij vloog er via de wanden in en uit alsof het tovenarij was. ’s Avonds was de zon, voordat hij onderging, een bleke, zilverkleurige schijf die in de tuigage van het schip hing, zwevende mistflarden diffuus deed opgloeien en zorgde voor een sfeer die ons citaten van Coleridge uit ons geheugen deed opdiepen. Het idee van iets machtigs dat voelbaar maar onzichtbaar was, dat merkbaar nabij was maar zich nooit openbaarde, was oneindig veel indrukwekkender dan een rechtstreekse confrontatie met de stroming.

Tot slot: de uitgever heeft mij gevraagd ook van Silent Spring opnieuw te vertalen. De oorspronkelijke Nederlandse vertaling, uit 1963, is gedateerd en bovendien niet meer leverbaar. Carsons klassieker is minstens zo elegant geformuleerd, maar voor de vertaling zal ik het helaas zonder zeepoëzie moeten stellen.  

Nico Groen is vertaler van Engelstalige fictie en non-fictie, met als zwaartepunt boeken over de natuur. Hij vertaalde werk van natuurschrijvers als Robert Macfarlane, Dave Goulson, Merlin Sheldrake, Frans de Waal en Helen Macdonald (met Joris Vermeulen, lees hun toelichting). Daarnaast vertaalde hij, soms samen met andere vertalers, werk van Nick Hornby, Jay McInerney, Zadie Smith en Sarah Waters.

Zeepoëzie: over het vertalen van The Sea Around Us van Rachel Carson, door Nico Groen

Delen op

€ 24,99
€ 13,99
€ 24,99
€ 16,99
€ 17,50
pro-mbooks1 : athenaeum