Over het vertalen van Gabriele Tergits roman Zo was het nu eenmaal door Mattanja van den Bos

20 juli 2022
| | | |

Mattanja van den Bos vertaalde So war’s eben van Gabriele Tergit (bekend van De Effingers) als  Zo was het nu eenmaal. Op ons verzoek lichtte ze de eerste zin toe, die met de deur in huis valt met een ‘kugelig’ personage die ‘eine runde halbe Million’ verdiend heeft. Plus: de vragen van begin twintigste eeuw zijn die van begin eenentwintigste eeuw, blijkt.

N.B. Lees ook een fragment uit De Effingers op onze site.

Stern, kugelig, im hellen Gehrock mit breiten Seidenrevers, Krawatte, die den Rockausschnitt füllte, Rose im Knopfloch, Zylinder nach hinten, stürmte ins Wohnzimmer, ließ die Tür offen, rief: »Eine runde halbe Million verdient!«
Stern, tonnetjerond, in een lichtgekleurde, geklede jas met brede zijden revers, een stropdas die de opening van zijn jasje vulde, roos in het knoopsgat, hoge hoed naar achteren, stormde de woonkamer binnen, liet de deur openstaan, riep: ‘Op de kop af ’n half miljoen verdiend!’

De eerste zin! Zonder enige introductie vallen we het verhaal binnen. Tijd: de jaren negentig van de negentiende eeuw. Plaats: Oost-Berlijn. Maar binnen een halve bladzijde is bovengenoemde Stern met vrouw en kinderen al verhuisd naar de Tiergartenstraße in West-Berlijn. Daar woon je als je het gemaakt hebt.

Stern, een Joodse zakenman, speculant, staat symbool voor de nieuwe rijken in die tijd. Hij is iemand ‘zonder smaak’, ‘zonder cultuur’, die heel nadrukkelijk pronkt met zijn rijkdom. Door de ogen van de andere personages verandert hij in een zielig, lachwekkend figuur.

Tonnetjerond, op de kop af

De eerste zin moet staan, en dit is: met de deur in huis vallen.
De zin, met al die korte tussen komma’s geplaatste toevoegingen, heeft een bepaald ritme, een opwinding, een buiten adem zijn van Stern (die geen voornaam krijgt): hier wordt meteen zijn totale gebrek aan decorum blootgelegd.
‘Kugelig’ betekent: dik, gezet. Maar dat vond ik een beetje flauwtjes klinken, dus besloot ik het uiteindelijk juist wat meer aan te zetten (en al wat te ridiculiseren) met ‘tonnetjerond’. (Later zegt iemand: ‘Stern is even groot in de breedte als in de lengte’.)
Het onderwerp (Stern) en de persoonsvorm (stormde… binnen) staan heel ver uit elkaar, het is geen ‘gewone’ zin, en ik heb dat zo gelaten.
Dan hebben we nog ‘eine runde halb Million’. Dat wil zeggen: ‘zo goed als’ een half miljoen, ‘daar komt het ongeveer op neer’. Ik heb hier de vrijheid genomen om de triomfantelijk klinkende Nederlandse uitdrukking ‘op de kop af’ te gebruiken.

Niets is zwart-wit

Gabriele Tergit, pseudoniem van Elise Hirschmann (Berlijn, 4 maart 1894 - Londen, 25 juli 1982), laat haar omvangrijke roman Zo was het nu eenmaal beginnen in het Berlijn van eind negentiende eeuw. Zeshonderd pagina’s verder bevinden we ons in de jaren vijftig en in New York.
Een tour de force, waarin ze meer dan zeventig personages van allerlei slag opvoert, die we volgen door de tijd, en waarin zichtbaar wordt hoe de tijdgeest, de politiek, de economie en de beide wereldoorlogen doordringen in het dagelijks leven van ‘gewone’ Duitsers en Duitse Joden, hoe de politiek invloed heeft op het persoonlijke leven.

‘Gewone’ omvat hier: veel medewerkers van de krant (Tergit zelf was rechtbankverslaggeefster bij het Berliner Tageblatt), toneelschrijvers, filmmakers, acteurs, huisvrouwen, pensionhoudsters, advocaten, een adellijke officiersfamilie. Veel indruk maken nazi-sympathisant Friedrich Wilhelm von Rumke en zijn vrouw Edeltraute von Rumke, die onverbloemd aanhanger is van de Führer. Een vrouw die van gevaarlijk leven houdt en in de oorlog een Jood bij haar laat onderduiken, terwijl ze regelmatig SS’ers over de vloer heeft. Zij behoren tot de best uitgewerkte en meest interessante personages. Niets is zwart-wit, iedereen moet zijn eigen levensweg vinden.

Het centrale thema van het boek is de migratie en ontworteling van de Berlijnse Joden. Ze komen terecht in Praag, Parijs, Londen, New York.

Ook toen: hoe moeten we leven?

Tergit schrijft veel dialogen: hoe de mensen praten, wat ze zeggen, vormt als het ware de geleefde werkelijkheid. Daarin is ze heel sterk en wat je als lezer raakt, is het feit dat veel van wat er gezegd wordt zo actueel lijkt. Gesprekken tussen jongeren aan het begin van de twintigste eeuw, in Duitsland, blijken toch niet zo anders dan die van nu. Hoe moeten we leven? Welk politiek systeem? Kapitalisme, communisme. Wat is belangrijk? Gelijkheid voor iedereen? Europees of Duits? Joods of Duits? De markteconomie die alles verpest? Producten van eigen bodem? Hoe vinden we een woning? Wie hebben de schuld? De omstandigheden waren natuurlijk anders, maar wat je merkt is dat wat de mensen bezighoudt in feite niet is veranderd. En dat stemt tot nadenken.

Mattanja van den Bos vertaalde eerder De huwelijksreis. Het einde van een kunstenaar van Josef Ponten (2021) en Vakantie aan de Waldsee (2021) van Carl Laszlo.

Ze zoekt uitgevers die interesse zouden hebben in een Nederlandse vertaling van de novelle Der Aufruhr um den Junker Ernst (1926) van Jakob Wassermann: een historische novelle over een dromerige jongen, een begenadigd verhalenverteller, in de tijd van de heksenvervolgingen. Of van de roman Ma. Ein Porträt (1906), een liefdevol portret van een veertigjarige moeder door ‘femme fatale’ Lou Andreas-Salomé.

pro-mbooks1 : athenaeum