De eerste zin van António Lobo Antunes’ De andere kant van de zee, vertaald door Harrie Lemmens

22 februari 2021
| | | |

Harrie Lemmens vertaalde de nieuwe roman van António Lobo Antunes, De andere kant van de zee, over het begin van Portugals koloniale oorlog in Angola en de gevolgen daarvan. Hij licht zijn vertaling toe. Over de vertellers, maar ook over de vorm: Lobo Antunes schrijft eigenlijk poëzie.

N.B. Eerder lichtte Harrie Lemmens zijn vertaling van Reis naar het einde voor ons toe. En we publiceerden voor uit Voor wie in het donker op mij wacht en Als een brandend huis .

Claro que a casa, para chamar casa a uma espécie de barraco, de certeza que não existe já, existem quando muito telhas quebradas e tijolos no chão, a hortazita substituída por caniços e espinhos, o muro de pedra vã meio caído e depois piteiras e o mar lá em baixo, tão estranho de noite, uma ausência apenas com luzes de barcos ao longe, suspensas do nada, e a certeza de me bastar estender a mão para agarrá-las [...]
Natuurlijk bestaat het huis niet meer, als je een soort keet al een huis kunt noemen, heel zeker bestaat dat niet meer, hooguit nog wat kapotte dakpannen en bakstenen op de grond, de kleine groentetuin overwoekerd door riet en doornstruiken, het muurtje van holle stenen half ingestort en daarachter agaven en verder omlaag de zee, ’s nachts zo vreemd, niets met alleen wat lichtjes van boten die in het luchtledige hangen, en de zekerheid dat ik mijn hand maar hoef uit te steken om ze te pakken [...]

Poëzie leeft door haar ritme, de melodie en beweging die de ademhaling door de woorden weeft. De betekenis en inhoud (of zoals dat tegenwoordig heet content) zijn uiteraard belangrijk, maar ze houden zich op de achtergrond, soms zelfs zo verborgen dat het moeite kost ze te achterhalen. Dat geldt eigenlijk ook, zij het in mindere mate, voor proza, maar het gaat helemaal op voor het werk van António Lobo Antunes.

Sinds zijn eerste romans, vol over elkaar heen buitelende metaforen die de lezer soms naar adem deden snakken, is zijn stijl geleidelijk verschoven naar de eenvoud van herhaling. De beelden zijn er nog steeds, even hallucinant als bezwerend, maar nu zijn het er minder, keren ze telkens terug en werken ze door de cadans van die herhaling hypnotiserend.

Drie vertellers en zeventien meeuwen

Zo ook in De andere kant van de zee. In deze openingszin – die overigens in zijn geheel een heel hoofdstuk van zeventien bladzijden beslaat – komt de eerste van de drie hoofdpersonages, tevens vertelinstanties, aan het woord. De dochter van een Portugees die in 1961, het voornaamste jaar van handeling, een katoenplantage heeft in Angola. Nu, in een ongedefinieerd heden, is ze oud en kijkt in Portugal terug op die tijd als kind. Vaste elementen zijn op deze oever de wind, de zee en de krabben en op de andere, Angola, onweer, vleermuizen, mandrils en wilde honden. Haar leven staat stil sinds ze samen met haar oude kindermeisje Domingas in Portugal woont, de beweging zit in de natuur en in haar hoofd.

Stilstand en beweging kenmerken ook het leven van de twee andere hoofdpersonen, een militair en een koloniaal ambtenaar, de eerste met zijn vrouw gevangen in een kneuterig appartement in Lissabon, de tweede met de albinovrouw die hij ooit als meisje heeft ‘gekocht’, in een gammel kroegje aan het strand van Namibe, de zuidelijkste provincie van Angola. De militair was in januari 1961 betrokken bij het harde Portugese optreden tegen opstandige katoenplukkers, de ambtenaar nam vanwege dat optreden ontslag en zocht de eenzaamheid op – terugkeer naar Portugal was voor hem uitgesloten.

Het beeld van zeventien meeuwen die de ambtenaar bij zijn vertrek als jongeman naar de kolonie naast elkaar op het dak van een pakhuis in Lissabon ziet, loopt als een refrein door de hele roman heen. Meestal zitten ze stil, soms vliegen ze op en brengen daardoor de boel, lees het geheugen, in de war.

Ons geheugen

Lobo Antunes heeft een bijzondere techniek ontwikkeld om ons geheugen in beeld te brengen: associaties en andere stemmen stuwen het terugdenken voort en wij, de lezers, krijgen daardoor niet alleen zicht op personages maar er ontvouwt zich ook een panorama van de geschiedenis. Denken gaat zoals u weet nooit rechtlijnig, maar altijd in flarden, brokstukken, lijnen die onderbroken en soms helemaal afgebroken worden. Vandaar de bijzondere typografie, vandaar de haakjes, vandaar de andere stemmen die opklinken en zich met het verhaal bemoeien, vandaar de ingeslikte (werk)woorden, vandaar de hoofdstuklange zinnen. De steeds terugkerende, vaak filmische beelden vormen in dit proza de lijm waardoor de flarden een geheel worden.

Een fascinerende methode, omdat hij erin geslaagd is de innerlijke monoloog om te vormen tot een polyfonie, een koor van stemmen die samen vormgeven aan degene die we ‘ik’ noemen. En al die ‘ikken’ samen zijn uiteindelijk een en hetzelfde ik, de schrijver, die zíjn geheugen uitspit en doorwroet.

Fascinerend ook omdat dit proza vertaald moet worden alsof het poëzie is. Dat wil zeggen, de klanken en het ritme zijn fundamenteel. De lezer moet kunnen horen wat hij voor zich op papier ziet. Nu eens moet je dus versnellen, dan weer vertragen, je moet klinkers laten terugkeren en kiezen voor alliteraties, bondigheid moet soms langer gerekt worden, enzovoort. Om de muziek te bereiken die poëzie in wezen toch is – wevende adem. Wat dat precies inhoudt, wordt misschien duidelijk als ik het fragment zo weergeef en u het hardop leest –

Natuurlijk bestaat het huis niet meer,
als je een soort keet al een huis kunt noemen,
heel zeker bestaat dat niet meer,
hooguit nog wat kapotte dakpannen en bakstenen
op de grond, de kleine groentetuin overwoekerd
door riet en doornstruiken,
het muurtje van holle stenen half ingestort
en daarachter agaven en verder omlaag de zee,
’s nachts zo vreemd,
niets met alleen wat lichtjes van boten die in het luchtledige hangen,
en de zekerheid dat ik mijn hand
maar hoef uit te steken om ze te pakken [...]

Harrie Lemmens (1953), van huis uit neerlandicus, vertaalde ruim honderd boeken uit het Engels, Duits en, vooral, Portugees, van onder anderen Fernando Pessoa, José Saramago, Cormac McCarthy, João Ubaldo Ribeiro, Chinua Achebe, Clarice Lispector, José Eduardo Agualusa, Eça de Queiroz en deze António Lobo Antunes. In 2006 ontving hij de vertaalprijs van het Nederlands Letterenfonds. Hij stelde verder boeken samen over Angola en de Braziliaanse indianen, schreef God is een Braziliaan en publiceert in het digitale literaire tijdschrift www.zuca-magazine.nl . In april verschijnt zijn boek Licht op Lissabon. Stadsverhalen.

pro-mbooks1 : athenaeum