Baron Wenckheim keert terug van László Krasznahorkai, vertaald door Mari Alföldy

18 mei 2020
| | | |

Nu op de longlist van de Europese Literatuurprijs: Baron Wenckheim keert terug van László Krasznahorkai. Mari Alföldy tekende voor de vertaling uit het Hongaars, en licht haar werk toe. Over de wisseling tussen directe, indirecte en ‘erlebte’ rede, het vertalen van mannen en vrouwen, en verzonnen straatnamen.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Baron Wenckheim keert terug en De melancholie van het verzet en besprak Mark Schaap Satanstango.

Liefhebbers van Satanstango en De melancholie van het verzet verheugden zich al op de vertaling van de nieuwste roman van László Krasznahorkai. Hierin keert de auteur terug naar de plaatsen en de sfeer van zijn eerste boeken, waarvan de eerste Hongaarse editie uit respectievelijk 1985 en 1989 stamt. Daarna liet de auteur zich dertig jaar lang vooral door zijn reizen inspireren. Gelukkig hoefde de Nederlandse lezer van de in 2013 en 2017 uitgekomen vertalingen niet zo lang te wachten: onlangs verscheen Baron Wenckheim keert terug bij de Wereldbibliotheek in de vertaling van ondergetekende. Hoewel het een geheel zelfstandige roman is, zullen lezers kunnen genieten van subtiele doorkijkjes naar de eerdere boeken.

Ontvangst als een messias

In het centrale verhaal moet de hoofdpersoon, baron Wenckheim, telg van een Hongaarse aristocratische familie, door gokschulden vluchten uit Zuid-Amerika. Eenmaal terug in Europa wil de oude man zijn jeugdliefde Marika opzoeken in zijn geboortestad. De boulevardbladen krijgen lucht van zijn komst en verspreiden verhalen over zijn enorme vermogen dat hij aan de stad zou willen schenken. Tijdens zijn treinreis uit Wenen en bij zijn aankomst verdringen zich dus allerlei types om de nurkse, onhandige baron heen, die hem zijn geld afhandig willen maken. In de stad wordt hij als een messias onthaald. De ontmoeting met Marika loopt echter op een teleurstelling uit en door een tragikomische samenloop van omstandigheden komt de baron om het leven. De stadsbewoners ontdekken dat hij zo arm was als een kerkmuis en willen niets meer van hem weten, zelfs op zijn begrafenis komt niemand.

Dit is de hoofddraad, waarbij er nog een andere belangrijke draden en talloze zijlijnen zijn. Er gebeuren raadselachtige, angstaanjagende dingen en zoals de lezer bij Krasznahorkai wel kan vermoeden, loopt het uiteindelijk niet goed af. Toch speelt humor een belangrijke rol in het boek.

Directe/indirecte/erlebte rede

Uiteenlopende personages vertellen het verhaal van de baron en daarbij hun eigen verhaal. Eén zin, waarin één personage aan het woord is, beslaat één alinea, die vaak bladzijdenlang is. Volgens Krasznahorkai praten mensen namelijk niet in afgemeten zinnen die eindigen met een punt, maar rijgen ze al denkend hun zinnen aan elkaar, waarbij het gebruik van komma’s beter past.  

Hoewel de zinnen syntactisch gemiddeld minder ingewikkeld zijn dan in De melancholie, zijn ze niet makkelijk om te vertalen. Deels omdat de personages afwisselend in de directe rede, de indirecte rede en de ‘erlebte Rede’, een tussenvorm, worden opgevoerd. Een voorbeeld uit ‘Waarschuwing’, een soort voorwoord waarin een ‘impresario’ cynische instructies geeft voor zijn ‘musici’, die een stuk gaan opvoeren dat kennelijk staat voor de roman:

‘… na die lange stilte, die hoegenaamd niets betekende, zei hij dat ze hem mochten aanspreken zoals ze wilden, hoewel hij hun aanraadde om hem helemaal niet aan te spreken, want hij zou wel kunnen zeggen dat ze hem met dit of dat moesten aanspreken, maar dat zou allemaal geen enkele zin hebben, aangezien hij zich hoe dan ook niet aangesproken zou voelen, u zult mij, sprak hij met een metalige stem, gewoon nooit kunnen aanspreken, want u kunt niet met aanspreekvormen omgaan…’

Het probleem is een beetje technisch: het gebruik van de werkwoordstijden in het Nederlands verschilt bij de diverse opties (‘Dat is waar,’ zei hij. /Hij zei dat dat waar was. / Dat was waar, zei hij.), waardoor er bij het heen en weer springen tussen de verschillende vormen verschillende tijden komen te staan. Als dat te vaak gebeurt, wordt het storend, dus moest er heel wat aan de tekst gesleuteld worden om er leesbaar Nederlands van te maken zonder de stilistische eigenheid op te offeren.

De kokerjurk en vrouwen vertalen

Omdat er veel verschillende personages worden opgevoerd, moest ik me verdiepen in verschillende soorten taalgebruik, zoals jeugdtaal, maar ook in specialistische terminologie. Daarbij ontdekte ik iets interessants. In een passage waarin Marika haar kleren aan het inpakken is, kwam ik een soort jurk tegen (egybeszabott, voor de liefhebbers) waarvoor ik lang naar een bruikbare vertaling heb gezocht. Het werd uiteindelijk ‘kokerjurk’, een iets beperktere categorie, maar het woord paste goed in de context.

Terwijl ik met collega’s overlegde hierover, besefte ik dat dit een uitzondering was: normaal schoot ik juist beter op met  de passages waarin vrouwen aan het woord waren dan met die van mannen. Of dat ligt aan het feit dat ik als vrouw beter thuis ben in het taalgebruik en de onderwerpen van vrouwen, of dat de auteur als man zich beter kon uitleven in de mannenthema’s waardoor die ingewikkelder en beter uitgewerkt waren terwijl de vrouwenverhalen simpeler bleven, durf ik niet te zeggen.

Het moeilijkst vond ik in ieder geval de teksten van de Professor, de doorgedraaide geleerde gespecialiseerd in mossen die de hoofdpersoon is van de tweede draad, met zijn ingewikkelde gefilosofeer. Ook de ‘hoofdstukjes’ van de extreemrechtse motorbende vol terminologie van wapens en motoronderdelen waren lastig.

Verzonnen straatnamen

De geografische namen kostten me eveneens hoofdbreken. De stad waarheen de baron terugkeert is de ongedefinieerde plaats die de lezer al kan kennen uit De melancholie van het verzet. Daarin stonden ook duidelijke verwijzingen naar Krasznahorkai’s geboorteplaats Gyula in Zuidoost-Hongarije, maar toch was het vooral een fictieve plek. Ik hanteer het principe dat ik straatnamen en dergelijke vertaal bij fictieve plaatsen en onvertaald laat bij bestaande. Daarom had ik het in De melancholie over de Zeven Stamhoofden-steeg, de Priesterstraat en de Soldatensteeg. Hoewel ook de Baron een surrealistisch verhaal is waarin de plaatsnaam Gyula niet valt, kwamen hierin veel meer bestaande namen van straten en wijken uit die stad en van omliggende dorpen voor, waardoor de geografie reëler lijkt.

Normaal had ik moeten kiezen: beschouw ik deze geografische aanduidingen als bestaand, wat ze in feite zijn, of als fictief omdat de stad niet genoemd wordt en de hele setting toch meer een verzonnen wereld is. Maar omdat ik zulke namen eerder wel vertaald had, moest ik dat nu ook doen. Daarbij vond ik een aantal sprekende benamingen te grappig om ze de lezer te onthouden. Anderzijds waren sommige gewoon onvertaalbaar. Consequentheid was dus niet vol te houden, maar ik troostte me met het Nederlands-Duitse gezegde: jede Konsequenz führt zum Teufel.

Mari Alföldy studeerde Klassieke Talen en Hongaars. Sinds 1998 werkt zij voornamelijk als literair vertaler. Ze vertaalde romans van onder anderen Sándor Márai, Imre Kertész, György Konrád, Géza Ottlik en Dezso Kosztolányi. Voor Athenaeum.nl lichtte ze haar vertalingen van Krasznahorkai (Satanstango) en Dezsö Kosztolányi toe.

pro-mbooks1 : athenaeum