De docent aan het woord: Matthijs Lok (Europese Studies)

26 augustus 2013
| | | | | |

Athenaeum Boekhandel verkoopt de studieboeken voor verschillende studies aan de HvA en UvA. Een van die studies is Europese Studies, en dr. Matthijs Lok is een van de docenten. Hij geeft onder andere Keerpunten in de moderne Europese geschiedenis (ca. 1800-heden), Europees conservatisme, en Intellectual History 2. Wij vroegen hem naar zijn vak en natuurlijk naar zijn favoriete (vak)literatuur, van Allan Confino’s Foundational Pasts tot Tony Judts Postwar.

‘Ik heb algemene geschiedenis in Leiden gestudeerd en ik ben gepromoveerd bij de opleiding geschiedenis van de UvA. Sinds 2006 doceer ik moderne Europese geschiedenis bij de Amsterdamse opleiding Europese Studies, in mijn ogen de mooiste opleiding van de faculteit Geesteswetenschappen. De opleiding vormt met economen, juristen, letterkundigen, politicologen en historici een soort microkosmos van de menswetenschappen met een gemeenschappelijke interesse in het fenomeen Europa. Ook kent de opleiding een heel kosmopolitisch karakter met docenten uit alle hoeken van Europa - en daarbuiten. Op de gang wordt regelmatig Russisch en Italiaans gesproken. Naast hun academisch ambities hebben de docenten en onze studenten doorgaans ook een grote interesse in actuele maatschappelijke vraagstukken.

Politieke herinneringen

In mijn onderzoek – en in mijn onderwijs – ben ik vooral geïnteresseerd in het snijvlak tussen politieke en intellectuele geschiedenis. Momenteel doe ik onderzoek naar politieke herinneringen en historisch denken in de achttiende en negentiende eeuw, conservatief internationalisme en de Europese identiteit rond 1800. Hoe samenlevingen nu en in vroegere eeuwen met hun verleden omgingen interesseert me op dit moment buitengewoon. Een recente aanrader van de herinneringstudies is Allan Confino’s Foundational Pasts (2012) waarin de auteur op in mijn ogen succesvolle wijze de geschiedschrijving van de Franse revolutie met die van de Holocaust vergelijkt. Een heel ander indrukwekkend boek is La France des Larmes (“Het Frankrijk van de tranen”: 2009) van de jonge Franse historicus Emmanuel Fureix, dat ik deze zomer gelezen heb. Fureix laat in dit macabere boek zien dat de publieke rouw over de doden van de Franse terreur bepalend was voor de politieke cultuur van Frankrijk na de Franse Revolutie onder de teruggekeerde Bourbonkoningen.

De beste inleiding

Het eerste blok van het nieuwe semester geef ik het eerstejaarsvak Keerpunten in de Moderne Europese Geschiedenis, een inleidend hoorcollege voor ca. 200 eerstejaarsstudenten, waarop ik mij altijd erg verheug. Ik behandel zo ongeveer de hele Europese geschiedenis van de val van het Romeinse Rijk tot en met de val van de muur. Het centrale thema: de “keerpunten”. Worden die als zodanig herkend door tijdgenoten of juist pas door historici? Mijn bedoeling is de studenten vragen te leren stellen, niet de antwoorden te geven.

De mooiste geschiedenis van Europa vind ik nog altijd een van de oudste: L’histoire générale de la civilisation en Europe (1828: ook verkrijgbaar in Engelse vertaling van Penguin) van de negentiende-eeuwse Franse staatsman en historicus François Guizot: in bepaalde opzichten typisch het werk van een negentiende-eeuwse liberaal, maar toch ook nog steeds met actuele verrassende inzichten.

Mijn favoriete inleiding in de Europese contemporaine geschiedenis is nog steeds Tony Judts Postwar (en überhaupt alle werken van deze te vroeg overleden echte Europese intellectueel). Heel persoonlijk en helemaal niet neutraal: Judt ruimt bijvoorbeeld heel veel bladzijden in voor zijn persoonlijke hobby, de Franse intellectuelen, en geeft een uitgesproken negatief beeld van de jaren zestig. Aangezien alle geschiedenissen van Europa heel duidelijk het product van hun tijd zijn, geef ik de voorkeur aan handboeken met sterke standpunten dan zogenaamd onpartijdige kleurloze boeken. Een aanrader is natuurlijk ook het prachtig uitgegeven recente overzichtswerk Nationalisme, Naties en Staten (Vantilt 2012), waarvan ik zelf ook een deel geschreven heb.

De klassiekers

Elk jaar geef ik een bachelorwerkcollege over een politieke traditie. Eerder gaf ik college over het liberalisme, nu over het conservatisme (misschien ook een teken des tijds!). Ik heb voor dit vak geen handboek: de basis van het college vormen de teksten van conservatieve denkers uit de verschillende Europese landen zelf van de achttiende eeuw tot de late twintigste eeuw. De klassieke teksten van onder meer Edmund Burke, Joseph de Maistre, Johan Gottfried Herder, Alexis de Tocqueville maar ook van naoorlogse auteurs als John Gray en Russell Kirk zijn over het algemeen niet makkelijk te lezen maar de ervaring leert dat de studenten de moeilijkheidsgraad heel goed aan kunnen (de uitgaven in de reeks Cambridge Texts in the History of Political Thought zijn vaak goed en gezaghebbend).

Vaak worden studenten vanzelf enthousiaster naarmate je de lat hoger legt, heb ik de afgelopen jaren gemerkt. Een van de mooiste en toegankelijkste boeken over dit thema is Darrin McMahons Enemies of the Enlightenment (Oxford 2001). McMahon laat zien dat de critici van de Verlichting geen verstokte reactionairen waren, maar op hun eigen wijze ook deel uitmaakten van de moderniteit. Ook het prachtige boek van mijn nieuwe UvA-collega Annelien de Dijn over het conservatieve liberalisme van onder meer Alexis de Tocqueville is heel indrukwekkend (Liberty in a Levelled Society, Cambridge 2008).

De Verlichting

Het vak Intellectual History, dat ik samen met filosofiecollega Jacques Bos organiseer, bestaat uit een reeks hoorcolleges voor een groot deel gegeven door gastdocenten binnen- en buiten de UvA. De Engelstalige colleges rondom het thema “Verlichting en Antiverlichting 1750-1950 zijn bedoeld voor studenten uit de hele faculteit, een soort poging om de versnippering en specialisatie van het moderne academische bedrijf tegen te gaan. Zelf geef ik onder meer een hoorcollege over de Verlichting, een onderwerp dat politiek steeds meer in de aandacht lijkt te staan, en waarover ook heel veel mooie boeken gepubliceerd worden. Mijn favoriet is nog steeds de tweedelige, briljant geschreven klassieker The Enlightenment (1966-1969) van Peter Gay. Dit standaardwerk met de nadruk op het seculiere en vooruitstrevende karakter van de Verlichting is deels beslist verouderd, maar het is een heerlijk boek dat iedere lezer gegarandeerd enthousiast maakt voor de achttiende eeuw.

Een hedendaagse intelligente interpretatie van de Verlichting is het korte essay The Enlightenment: A Genealogy (2010) van Stanford-wetenschapper Dan Edelstein. Op een originele en nieuwe wijze betoogt Edelstein onder meer dat de Verlichting juist niet modern was. Een boek van een Nederlandse auteur dat alle Amsterdamse studenten gelezen moeten hebben is, tot slot, De uitvinding van de mensheid (2009, niet meer leverbaar), het magnum opus van de politicoloog en historicus Siep Stuurman.’

pro-mbooks1 : athenaeum