Leesfragment: Vreemden voor onszelf

13 december 2023 , door Rachel Aviv
|

Meermalen terugkerend in de eindejaarslijstjes van 2023: Rachel Avivs Vreemden voor onszelf. Psychische stoornissen en de verhalen die ons vormen (Strangers to Ourselves), vertaald door Jan Willem Reitsma en Albert Witteveen. Lees bij ons een fragment & bestel!

Rachel Aviv volgt vijf mensen met een stoornis die tegen de grenzen van psychiatrische verklaringen aanlopen. Hun diagnose geeft hun ervaringen een naam, maar drukt ook een stempel op hun identiteit en positie in de maatschappij. Met een scherp oog voor sociale en culturele factoren beschrijft Aviv onder meer een Indiase vrouw die haar toevlucht zoekt in religie, een Amerikaanse vrouw die herstelt van een psychose en hoopt de liefde van haar kinderen te herwinnen, een man die het tot zijn levensdoel heeft gemaakt wraak te nemen op zijn psychoanalytici en een jonge vrouw die na tien jaar besluit te stoppen met medicatie omdat ze niet weet wie ze is zonder. Mede door haar eigen ervaring is Aviv in staat nieuwe vensters te openen in ons denken over psychische stoornissen.



 

Proloog: Rachel
‘Iemand die beter is dan ik’

In mijn eerste weken op de basisschool werd Elizabeth mijn vriendin. Zij was de oudste van onze klas, maar ze was klein, met dunne, knokige ledematen. We kregen een band door het spel mankala, waarbij we knikkers lieten vallen in veertien ondiepe gaten van een houten bord. Ik meed andere klasgenoten, zodat ik klaarstond als Elizabeth me vroeg om te spelen. Dat deed ze ook altijd. Ik had het gevoel dat ik onze vriendschap tot stand had gebracht doordat ik die wilde.
Ik vroeg mijn moeder waarom het huis van Elizabeth, in Bloomfield Hills, een rijke buitenwijk van Detroit, heel anders rook dan het onze, en was teleurgesteld dat haar antwoord – wasmiddel – zo gewoontjes aandeed. Haar huis was zo groot dat ik zeker wist dat ze erin verdwaalde. Ze had een geel hemelbed, een inloopkast, een zwembad. Ze liet me zien dat als ze haar blonde haar borstelde het nog lichter werd. Bij haar thuis hadden ze een koelkast in het souterrain die uitsluitend gevuld was met frisdrank, en op een dag stelde Elizabeth voor dat we cola aan onze knieën zouden voeren. We probeerden het experiment uit in de auto van haar oppas en lachten toen de cola over de zittingen droop. We vonden het eigenlijk gek dat je maar op één manier kon drinken.
Thuis deed ik soms alsof ik Elizabeth was. Ik liep kamers binnen en stelde me voor dat ik niet wist waar ze heen leidden. Het leek een kwestie van toeval, een beetje pech, dat ik was geboren als mij en niet als Elizabeth. Ik herinner me dat ik verdwaasd wakker werd na een droom: ik had de kans gekregen om Elizabeth te worden als ik de juiste plek in de schoolbus koos. Helemaal overdonderd door deze kans liep ik dertien rijen langs en koos de verkeerde zitplaats.
Ik was net zes geworden, en de grenzen tussen mensen voelden poreus aan. Tijdens de muziekles kreeg ik een plaats toegewezen tussen twee jongens. Aan de ene kant zat Sloan, de langste jongen van onze klas, bij wie voortdurend groenig snot uit zijn neus kwam. Aan de andere kant zat Brent, een mollige jongen die zo zwaar ademde dat ik zo nu en dan keek of hij in slaap was gevallen. Ik was bang dat hun lichamelijke eigenschappen besmettelijk waren. Om mezelf te beschermen probeerde ik steeds midden op mijn stoel te zitten, zo ver mogelijk van beide jongens vandaan. Als ik iets dichter naar Sloan schoof, kreeg ik het gevoel dat ik te lang was geworden. Als ik iets dichter bij Brent kwam, werd ik dik. Mijn oudere zus Sari en ik hadden een nieuwsuitzending gezien over een zwaarlijvige man die in bed een hartaanval had gekregen en vervolgens met een grote kraan uit zijn appartement moest worden getild. We probeerden ons de logistiek voor te stellen: moesten ze de muren neerhalen? Hoe maakten ze de man aan de machine vast? Ik besloot dat als ik iets uit het midden raakte, ik het best kon afwijken naar de kant van Sloan.
Tijdens de lunch moest iedereen in mijn klas minstens een ‘muizenhapje’ nemen van elk soort eten – één noedel, één erwt. Vele jaren later vertelde juf Calfin, destijds mijn onderwijzeres in de eerste klas: ‘Je zat daar maar peinzend naar je muizenhapjes te kijken, en dan zei ik: “Kom op! We hebben maar twintig minuten! Ga door!” Maar het ging langzaam.’ Na de eerste twee weken vroeg ik toestemming om na de lunch naar het toilet te gaan. ‘Moet je naar de wc?’ vroeg juf Calfin. Kennelijk heb ik toen geantwoord dat ik alleen maar in de spiegel wilde kijken.
Een paar dagen later weigerde ik de door juf Calfin op mijn bord gelegde muizenhapjes nog aan te raken. Ze vroeg of ik in plaats daarvan naar de saladebar wilde, waar ik weleens een crouton kreeg. Ik probeerde mijn grijns te verbergen toen ik nee zei. Ze keek me aandachtig aan; haar gezichtsuitdrukking kon ik niet goed kon plaatsen – het leek een frons en een glimlach tegelijk. Ik voelde dat ze nadacht over wie ik was, en ik genoot van haar aandacht. Ik hield van haar en vreesde dat dit niet wederkerig was. Ik dacht dat ze de voorkeur gaf aan de gemakkelijke kinderen met moeders die vrijwilligerswerk op school deden.
De volgende twee dagen weigerde ik meestal te eten of te drinken. Ik herinner me niet waarom, alleen de reacties van de volwassenen en mijn vage gevoel van trots. Ik voelde me zoals op de Grote Verzoendag, Jom Kippoer, die we de week ervoor hadden gevierd. Het was de eerste keer dat ik me realiseerde dat het mogelijk was om nee te zeggen tegen eten. Het besluit had de religieuze kracht van die feestdag en droeg een aura van martelaarschap.
Ik ging drie keer per week naar de Hebreeuwse school en fantaseerde dat ik onzichtbare communicatiekanalen met God had. Verscheidene keren per dag bad ik voor mijn familie dat we gezond zouden blijven tot we ‘zevenentachtig jaar of ouder’ waren, waarbij ik ‘mam en ik’ enkele keren herhaalde omdat ons voortleven het belangrijkst leek. Ik herinner me dat ik over de kiezels in de achtertuin van mijn vaders vriendin liep en bedacht dat elke stap door God was voorbestemd. Wat ik deed, lag buiten mijn macht. Maar de openbaring werd overschaduwd door mijn bewustzijn van mezelf; ik dacht dat ik misschien mijn eigen Mozes-moment van de brandende struik zou beleven. De inhoud van de openbaring was ondergeschikt aan mijn verlangen me te onderscheiden als iemand die in staat was een openbaring te ervaren.
Op 30 september 1988 vertelde ik mijn moeder dat ik zo duizelig was dat ik het gevoel had dat ik tegen een muur zou botsen. Ik had al drie dagen nauwelijks gegeten. Ze ging met me naar de kinderarts. Mijn moeder vertelde later: ‘Ik dacht: nou ja, ze geven je wat vocht en dan neem ik je weer mee naar huis.’ Ze beschreef me als een uitbundige en malle zesjarige. Maar mijn vaders vriendin Linda, die mijn stiefmoeder werd, herinnerde zich dat ik bij haar het meest trieste kind was dat ze ooit had gekend. Als ze activiteiten voorstelde waarvan ze dacht dat ik die leuk zou vinden, antwoordde ik vaak met hetzelfde zinnetje: ‘Wat is daar zo leuk aan?’ Linda merkte op dat ik een ongewoon vermogen had om volkomen stil te zitten terwijl ik huilde zonder geluid te maken, vaak aan de keukentafel. Mijn vader zei dan dat ik moest eten, en ik weigerde dat, soms meer dan een uur lang, totdat hij het opgaf en me naar school bracht.
De dokter constateerde dat ik de afgelopen maand twee kilo was afgevallen. Tot voor kort had ik normale voeding gehad, schreef hij, ‘voornamelijk bestaande uit pizza, kip, cornflakes’. Hij omschreef mijn ‘huidige prestaties’ als ‘rennen, springen, rijden op een tweewieler’. Bij ‘persoonlijk/sociaal’ noteerde hij dat ik me verveelde. Hij adviseerde mijn moeder met me naar het kinderziekenhuis in Detroit te gaan, waar ik werd opgenomen wegens ‘niet eten’. Een psychiater daar beschreef me als een ‘goed ontwikkeld maar zeer mager vrouwelijk persoon zonder acute medische mankementen’.
Na een gesprek met mijn moeder en mijn vader, die een jaar eerder waren gescheiden en nog steeds ruzie over de voogdij hadden, schreef een arts van het ziekenhuis: ‘Haar moeder verklaart dat haar vader de draak steekt met zwaarlijvige mensen, en de vader heeft niet tegen deze uitspraak geprotesteerd.’ Mijn vader daarentegen stelde dat mijn probleem ontstond bij mijn moeder, die zich ‘veel te zorgelijk met voedsel bezighield’. Ze sloeg zoveel volkorenbroden in dat als we de deur van de vriezer openden, de broden die op boerenmarkten in Detroit waren gekocht er soms uit vielen. Maar ze had een relatief normale, zij het enigszins bevlogen, relatie met voedsel. Zoals veel vrouwen van haar leeftijd probeerde ze af en toe op dieet te gaan, waarna ze dan weer geleidelijk in het oude patroon verviel.
De week voor mijn ziekenhuisopname hield mijn moeder een logboek voor me bij – ik kon nog niet schrijven, en dus schreef zij het op terwijl ik vertelde – maar ik gaf geen details over mijn gemoedstoestand, alleen een chronologisch verslag van mijn dag, afgewisseld met vragen als: ‘Waar komt de diarree uit bij een slang?’ of: ‘Waarom hebben mensen geen staart?’ Mijn moeder, die het onlangs had uitgemaakt met haar vriend, hield zelf ook een logboek bij. Die week legde ze een droom vast – ze documenteerde steevast haar dromen – waarin ze een tuinman vroeg ons huis steen voor steen af te breken. ‘Het enige wat overblijft, is modder en de omtrek van het huis in cement,’ schreef ze.
Op mijn eerste avond in het ziekenhuis bracht een verpleegkundige me een dienblad met eten, dat ik weigerde. Mijn moeder had honger, en dus at zij het maar op. ‘Ze werden erg boos op me,’ vertelde ze me. ‘Ik moest geen verwarring scheppen over wat ik at en wat jij at.’ De volgende dag gaven de verpleegkundigen me een infuus, omdat ik uitgedroogd was.
Mijn medische dossiers geven geen samenhangend beeld van de oorzaken waarom ik niet at of dronk. Een psycholoog schreef: ‘Haar symptomen zijn duidelijk een uiting van de pathologie in de relatie tussen haar vader en moeder.’ Een ander merkte op: ‘Rachel probeert in zichzelf te kijken om haar intense gevoelens met betrekking tot haar buitenwereld te begrijpen en op te lossen,’ maar ze worstelt met een ‘overgecompliceerd denkproces’, wat leidt tot ‘zelfkritiek’ (ofwel: ik ben natuurlijk het probleem). Die beschrijving kon eigenlijk voor iedereen gelden, maar de artsen concludeerden dat ik ‘aan een atypische anorexia nervosa’ leed.
Anorexia is vaak omschreven als een ‘leesstoornis’ die voortkomt uit het kritiekloos consumeren van teksten die slankheid presenteren als het ideaal van vrouwelijkheid. Ik begon nog maar net met leren lezen. Ik had nog nooit van anorexia gehoord. Toen mijn moeder me vertelde wat de diagnose was, klonk het me in de oren als een term die naar een dinosaurus verwees. De Japanse geleerde Takayo Mukai, die zelf anorexia had gehad, beschrijft een soortgelijk gevoel van desoriëntatie toen ze in de jaren tachtig op de term stuitte, nog voordat anorexia in Japan bij het grote publiek bekend was: ‘Het achtletterwoord was gewoon een lege envelop, ongefrankeerd en ongeadresseerd.’

[…]

 

© 2022 Rachel Aviv
© 2023 Nederlandse vertaling Jan Willem Reitsma en Albert Witteveen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum