Leesfragment: Piratenverlichting

02 maart 2023 , door David Graeber
| |

7 maart verschijnt het nieuwe, postume boek van David Graeber, Piratenverlichting. Zeerovers, zelfbestuur en de verborgen oorsprong van de Verlichting (Pirate Enlightenment, or the Real Libertalia), uit het Engels vertaald door Rogier van Kappel, met een voorwoord van Joris Luyendijk. Lees bij ons het eerste deel van Graebers eigen inleiding.

De verlichting begon niet in Europa. Aan het eind van de zeventiende eeuw vestigde zich een bonte bende zeerovers op Madagaskar. Terwijl men in de Franse salons de basisprincipes van vrijheid, gelijkheid en broederschap besprak, brachten deze piraten duizenden kilometers verderop levendige, fantasierijke experimenten met zelfbestuur in de praktijk.

In Piratenverlichting wekt David Graeber deze vergeten gemeenschappen tot leven - vol Malagassische intriges en piratenkoningen wier macht zich niet verder uitstrekte dan hun eigen paleis. Hij onthult daarmee de niet-Europese oorsprong van wat wij als klassiek 'westers' denken beschouwen en bewijst dat piraten - verborgen onder de mythologie van geweld, risico en wetteloosheid - er heldere democratische principes op na hielden.

Piratenverlichting is het resultaat van Graebers vroege veldwerk en staat aan de basis van zijn internationale bestsellers Schuld en Het begin van alles. Zijn unieke oeuvre levert een boeiender, inclusiever en geëmancipeerder beeld van de mensheid op, dat wijst op nieuwe, hoopvolle mogelijkheden voor de toekomst.

N.B. Lees ook Wietse de Jonges aanbeveling van Pirate Enlightenment. Op Athenaeum.nl staat ook een fragment uit Het begin van alles en Joop Hopsters aanbeveling, een fragment uit Bullshit Jobs en een uit Schuld, en Misha Velthuis' bespreking van The Utopia of Rules: On Technology, Stupidity, and the Secret Joys of Bureaucracy.

 

Dit essay is oorspronkelijk geschreven als hoofdstuk van een bundel essays over goddelijk koningschap, met Marshall Sahlins als coauteur.
Toen ik tussen 1989 en 1991 bezig was met mijn oorspronkelijke veldonderzoek op Madagaskar, kwam ik erachter dat veel Caribische piraten zich op Madagaskar hadden gevestigd, en dat hun nakomelingen daar nog steeds gevestigd waren en zich als afzonderlijke groep beschouwden – iets wat ik te horen kreeg toen ik een kortstondige relatie had met een vrouw wier voorouders teruggingen tot op het Île Sainte-Marie. Later merkte ik tot mijn grote verbazing dat niemand ooit systematisch veldonderzoek onder hen had gedaan. Op een bepaald moment in mijn leven heb ik zelfs plannen gemaakt om een veldwerkproject bij hen uit te voeren, maar die plannen liepen stuk op allerlei onvoorziene levensgebeurtenissen en zijn nooit uitgevoerd. Misschien komt het er ooit nog van.
Rond die tijd verwierf ik na een bezoek aan de British Library een fotokopie van het manuscript van Mayeur, en vervolgens heeft dat heel lang op een stapel boeken en geschriften gelegen, bij een groot raam in de kamer waarin ik was opgegroeid in mijn appartement in New York. Het was afgedrukt op extreem grote vellen papier en geschreven in een nauwelijks leesbaar achttiende-eeuws handschrift.
Vele jaren heb ik vaak het gevoel gehad dat het licht verwijtend naar me wenkte vanaf de andere kant van de kamer terwijl ik aan iets anders probeerde te werken. Toen ik in 2014 mijn huis kwijtraakte als gevolg van de intriges van de criminele inlichtingendienst, heb ik het allemaal laten inscannen, samen met diverse familiefoto’s en documenten die te omvangrijk waren om mee te nemen naar Londen, en er na verloop van tijd een transcriptie van laten maken.
Het is me altijd een raadsel geweest waarom de tekst zelf nooit is gepubliceerd – vooral omdat het origineel van de British Library, dat in Mauritius was opgesteld, een briefje bevatte waarin werd uitgelegd dat er een typoscriptversie van de tekst te vinden was in de Académie malgache te Antananarivo, en dat men zich voor inzage moest wenden tot een zekere monsieur Valette. Er waren al verschillende essays verschenen van Franse auteurs die duidelijk delen van dit typoscript hadden geraadpleegd en samengevat, maar het originele manuscript – een wetenschappelijk boekwerk op zich, vol kritische voetnoten – was nooit uitgegeven.
Uiteindelijk besefte ik dat ik genoeg materiaal over de piraten had verzameld om er een interessant essay aan te wijden.
De oorspronkelijke titel – want het was de bedoeling dat het zou worden opgenomen in een essaybundel over koningen – was ‘Pirate Enlightenment: the Mock Kings of Madagascar’, met als ondertitel een verwijzing naar een kort boek van Daniel Defoe over Henry Avery. Tijdens het schrijven dijde het essay echter steeds verder uit. Al snel besloeg het ruim zeventig pagina’s en begon ik me ernstig af te vragen of het niet te lang zou worden voor een overzichtsartikel, en of het onderwerp niet te ver was afgedwaald van het oorspronkelijke thema – frauduleuze koningen (en de ruimere vraag of alle koningen niet in zekere zin oplichters waren, zodat de onderlinge verschillen niet meer dan een kwestie van gradatie vormden) – om opname in de bundel te rechtvaardigen.
Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat iedereen een hekel heeft aan lange essays en dat iedereen van korte boeken houdt. Waarom dan het essay niet uitwerken tot een zelfstandige uitgave en het op zijn eigen merites laten steunen?
En dat heb ik gedaan.

*

De gelegenheid om het boek uit te geven bij Libertalia Press bleek onweerstaanbaar. Hoewel de Verlichting tegenwoordig in revolutionaire kringen wordt gezien als een valse droom van bevrijding, die in plaats daarvan onuitsprekelijke wreedheid over de wereld heeft uitgestort, is het beeld van het utopische piratenexperiment Libertalia voor linkse libertariërs nog steeds een eindeloze bron van inspiratie. Ook als er nooit een nederzetting met die naam heeft bestaan, zo luidt het in brede kring gedeelde gevoel, dan is het bestaan van piraten en piratenmaatschappijen op zich al een soort experiment geweest, en heeft aan de diepste wortels van het project dat bekend is komen te staan als de ‘Verlichting’ toch de verlossende belofte van een echt alternatief gelegen.
Intellectueel gezien kan dit korte boek worden beschouwd als een bijdrage aan een groter intellectueel project dat ik voor het eerst heb geschetst in een essay met de titel ‘There Never Was a West’ (dat in het Frans eveneens als aparte uitgave is verschenen), en dat ik nu voortzet als onderdeel van een gezamenlijk project met de Britse archeoloog David Wengrow. In het taalgebruik dat tegenwoordig in zwang is kan het worden aangeduid als een project om ‘de Verlichting te dekoloniseren’.
Het lijdt geen twijfel dat veel van de ideeën die wij nu beschouwen als voortbrengselen van de achttiende-eeuwse Europese Verlichtingsdenkers inderdaad zijn gebruikt om buitengewoon wrede uitbuiting en vernietiging te rechtvaardigen, niet alleen van de arbeidersklasse in eigen land, maar ook van mensen op andere continenten. Toch is de allesomvattende veroordeling van het Verlichtingsdenken merkwaardig. De Verlichting is immers misschien wel de eerste intellectuele beweging in de bekende geschiedenis geweest die grotendeels door vrouwen werd georganiseerd, buiten officiële instellingen als universiteiten om, en die zich uitdrukkelijk ten doel stelde om alle bestaande gezagsstructuren te ondermijnen. Daar komt bij dat, als je veel van de oorspronkelijke bronnen bekijkt, je ziet dat de Verlichtingsdenkers vaak heel expliciet aangaven dat de oorsprong van hun ideeën geheel buiten datgene gelegen was dat wij nu aanduiden als ‘de westerse traditie’.
In de jaren negentig van de zeventiende eeuw, rond de tijd dat de piraten zich op Madagaskar vestigden, werd er in Montréal ten huize van baron Froberville, de toenmalige gouverneur van Canada, een soort proto-Verlichtingssalon gehouden, waarin hij en zijn assistent Lahontan discussieerden met een Huron-staatsman, een zekere Kandiaronk, over maatschappelijk belangrijke kwesties als het christendom, de economie en seksuele zeden. Deze Kandiaronk stelde zich op een egalitair en sceptisch rationalistisch standpunt. Hij was van mening dat het strafrechtelijk apparaat van de Europese wet en godsdienst alleen maar nodig was vanwege een economisch systeem dat zo was ingericht dat het onvermijdelijk precies de gedragingen voortbracht die dat apparaat moest onderdrukken. Later, in 1704, zou Lahontan zijn eigen aantekeningen over enkele van deze debatten verwerken in een boek dat al snel in heel Europa een bestseller werd. Bijna elke belangrijke figuur uit de Verlichting heeft er uiteindelijk een imitatie van geschreven.
Toch zijn figuren als Kandiaronk op de een of andere manier uit de geschiedenis geschrapt. Niemand ontkent dat deze debatten hebben plaatsgevonden, maar er wordt altijd aangenomen dat toen het tijd werd om verslag daarvan te doen, mannen als Lahontan eenvoudigweg alles hebben genegeerd wat Kandiaronk werkelijk heeft gezegd en daar een fantasiebeeld van de ‘Nobele Wilde’ tegenover hebben gesteld dat geheel en al was ontleend aan de Europese intellectuele traditie. Anders gezegd, met deze aanname hebben we het idee dat er een in zichzelf besloten ‘westerse beschaving’ bestond (een begrip dat tot aan het begin van de twintigste eeuw niet eens echt heeft bestaan) op het verleden geprojecteerd. Het is een werkelijk perverse ironie dat we met deze aanname beschuldigingen van raciale arrogantie aan het adres van degenen die we ‘westerlingen’ noemen (in feite nu een eufemistisch codewoord voor ‘blanken’ of ‘witten’) als voorwendsel hebben gebruikt om iedereen die niet ‘wit’ is uit te sluiten van enige invloed op de geschiedenis, en van invloed op de intellectuele geschiedenis in het bijzonder.
Het is alsof de geschiedenis, en dan met name de geschiedenis van het radicaal-progressieve denken, een soort moreel spel is geworden, waarbij het er alleen maar om gaat duidelijk te maken dat je de Grote Mannen uit de geschiedenis beslist niet laat wegkomen met het (uiteraard zeer reële) racisme, seksisme en chauvinisme waarvan ze blijk gaven, en waarbij er op de een of andere manier volkomen aan voorbij wordt gezien dat een boek van vierhonderd bladzijden waarin Rousseau wordt aangevallen nog steeds een boek van vierhonderd bladzijden over Rousseau is.
Ik herinner me nog dat ik als kind erg onder de indruk was van een interview met de soefi-auteur Idries Shah, die opmerkte hoe merkwaardig het was dat zoveel intelligente en fatsoenlijke mensen in Europa en Amerika zo vaak in protestmarsen de namen scandeerden en met foto’s zwaaiden van mensen die ze haatten (Hey hey LBJ, how many kids did you kill today?). Realiseerden ze zich niet, merkte hij op, hoe ongelooflijk bevredigend dat was voor de politici die ze aan de kaak stelden? Het waren opmerkingen als deze, denk ik, die er uiteindelijk toe hebben geleid dat ik een politiek van protest ging afwijzen en koos voor een politiek van directe actie.
Een deel van de verontwaardiging die in dit essay is terug te vinden vloeit hieruit voort. Waarom zien we iemand als Kandiaronk niet als een belangrijke theoreticus van de menselijke vrijheid? Want dat was hij duidelijk wel. Waarom zien we iemand als Tom Tsimilaho niet als een van de pioniers van de democratie? Waarom worden de bijdragen van de vrouwen van wie we weten dat ze zo’n belangrijke rol speelden in de samenlevingen van de Huron en de Betsimisaraka, maar wier namen grotendeels verloren zijn gegaan, niet eens vermeld in de verhalen die we over deze mannen vertellen? We kunnen trouwens met evenveel recht de vraag stellen waarom de vrouwen die de salons organiseerden grotendeels zijn weggelaten uit het verhaal van de Verlichting zelf.
Wat ik in elk geval wil aantonen met dit kleine experiment in geschiedschrijving is dat de bestaande geschiedenis niet alleen zeer gebrekkig en eurocentrisch is, maar ook onnodig eentonig en saai. Zeker, er schuilt een heimelijk genoegen in moralisme, net zoals er een soort mathematisch plezier zit in het reduceren van alle menslievende handelingen tot berekening met het doel er zelf zo goed mogelijk op te komen staan. Maar uiteindelijk zijn dit fletse geneugten. Het echte verhaal van wat er in de menselijke geschiedenis is gebeurd, is duizend keer leuker.
Daarom zal ik een verhaal vertellen over magie, leugens, zeeslagen, geschaakte prinsessen, slavenopstanden, klopjachten, fictieve koninkrijken, frauduleuze ambassadeurs, spionnen, juwelendieven, gifmengers, duivelsaanbidding en seksuele obsessie dat aan de basis ligt van de moderne vrijheid. Ik hoop dat de lezer er net zoveel plezier aan zal beleven als ik.

[…]

 

© 2019 David Graeber

Nederlandse vertaling © 2023 Maven Publishing B.V., Amsterdam/Rogier van Kappel /Joris Luyendijk (voorwoord)

pro-mbooks1 : athenaeum