Leesfragment: Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica

02 januari 2024 , door Sasja Janssen
| |

9 januari verschijnt de nieuwe bundel van Sasja Janssen, Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica. Gedichten. Lees bij ons twee gedichten en reserveer je boek.

Hoe betrap je het heden op zichzelf? Is het een freak, een gramarijn, de derde ruimte, een natural blonde? Wat is tijd voor de mens in zijn kleine eeuwigheid? Als een archeologe gaat Sasja Janssen in zowel uitwaaierende, lyrische als gecomprimeerde gedichten terug naar de oorsprong om iets van het raadselachtige nu bloot te leggen.



 

het heden is een lach in het donker

het loert vanuit een spleet in de vloer, een barst in het schilderij
(precies boven het oor van Nusch)
het valt door de kier in het meelwitte deurpaneel
als overhemd met vadermoordenaar daar in de hoek
duisterwit in de kamer waar ik een appel eet in de nacht
en wacht op zijn volledige openbaring
maar het houdt niet van mij en zwerft in zichzelf
prostitueert de tijd

het heden blikkert in al zijn details

en flakkert als een dunne klaproos op een talud
verschijnt als rozen op een glazen salontafel in een Duitse krimi
(stol het beeld om de kitsch te verwelken)
ik zie het achter Dürers jonge veldhaas die nooit meer sterft
in de vederzachte pels, taupe en bruin en grijs en wit
ook toen al in de hand van de tekenaar, zijn initialen

goudenregen die zichzelf drinkt in een vijver
is het een baarmoeder zonder uur
een onwaarneembare cirkel, een parergon waar geen oog op valt
een flowchart, de mens zijn trigger, de boom uitgedroogd

misbruikt als code door een gesocialiseerde papegaai
die niet wil weten hoe het met je gaat maar je na-aapt
het bevolkt zelfhulpboeken waarin het opspringt uit zijn eigen riedel
als een helle lach in het donker

het herdenkt zichzelf voortdurend
braakt in zijn eigen golf, zonder geluid
hangend tussen aankomst en vertrek, thuis en het onbekende
je wordt uit jezelf geslingerd
kannibaal zoals het zichzelf vreet, mateloos
ik verlies ervan, steeds weer

tuig het op, dan krijgt het lengte
breng het om, dan zie je een pasgeboren toekomst als in een ster
entropisch waaiert het uit
tot we erin verdwijnen

maar ik verlang naar de judaskus die het me geeft

 

het beste

niets deerde ons, de doordraaiende cirkel niet, het kwade vierkant
het rood, blauw, het alomtegenwoordige
zijn wij alomtegenwoordig?
wij zijn altijd alomtegenwoordig
en hoewel regens, ze pikten, en hoewel de vier winden, ze verplaatsten ons
door alle luchten, en hoewel de vermenigvuldigende zonnen
de insecten die ons kramden
wij betekenden niets, wij waren iets

toen verscheen moraal in de bloemen en wij werden
mensen, toen de zelfstandige naamwoorden, de werkwoorden
en de fatale vraag dampte uit het eerste vruchtbeginsel
zijn wij goed?
wij zijn altijd goed
en we ontkenden de dood, onze beste daad
en uit de mooie vochtige aarde onze borelingen
en we maakten land uit de aarde door te doden, helden
van onze doden door te doden, de emoties van de geometrie
rood, blauw, de verzengende feitelijkheid

alles deerde ons
politiek verscheen in onze narcissen en wij werden verbeterd
deden wij beter?
wij deden altijd het betere
we verlangden elkaar kapot, vraten elkaars bezit, de wereld die verrekte
en een nieuwe vraag als een dauwdruppel op het kroonblad
wij haalden onze vingers open aan de rozen
die bleker werden door onze schuld, geen bij die cirkelde
opnieuw een parelend discours in het stuifmeel
ik eerst? of jij?
vernieuwende dialectische situaties, niemand die het precies
begreep, onze taal te klein voor de mens zo groot
en om de belazerde bloemen te bevrijden, moest ik mij van mezelf
bevrijden, maar de borelingen met het laatste woord zeiden we kisten
je toch, je bent onze eerste oorzaak

zo begroef ik jou in een vochtig bloembed
en verwees mijn schuld naar Bijbelse theorieën
en prentte mezelf in: tot niets keer ik weer

 

 

Copyright © 2024 Sasja Janssen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum