Leesfragment: Ik dacht dat jij

12 december 2023 , door Joke van Leeuwen
|

Meermalen genoemd in de eindejaarslijstjes van 2023: de nieuwe roman van Joke van Leeuwen, Ik dacht dat jij. Lees bij ons een fragment en bestel dat boek.

In Ik dacht dat jij geeft Joke van Leeuwen een eigen stem aan een man die met machteloze macht probeert zijn vrouw lief te hebben. Hij lijkt zichzelf ervan te willen overtuigen dat hij met reden woedend en jaloers kan worden, en dat terwijl hij haar regelmatig toevertrouwt zoveel van haar te houden. En ze kunnen toch samen lachen? Nou dan.

Zo mooi als de liefde begon, zo beklemmend wordt de manipulatie in deze pageturner, die vol vaart op een onontkoombaar maar onverwacht einde afkoerst.



 

Het eerste wat me aan haar was opgevallen waren haar donkere, sterk golvende haren, zulke haren zijn meer dan ze lijken, zoals Zwitserland groter zou zijn als je het strak kon trekken. Ik heb daar vroeger lange bergwandelingen gemaakt, met een vriend die ik nu niet meer zie. De steile hellingen, de afgronden, weten dat als je dood wilt je maar twee stappen opzij hoeft te zetten. Dat was nog voor ik mijn eerste vrouw ontmoette, met wie ik Lotta kreeg, een prachtige baby, wel een huilbaby en ik heb gevoelige oren. Ik begon weer te roken, wat die vrouw irritant vond en slecht voor het kind, maar als ik wil roken, ben ik vrij om te roken. Nu is Lotta zestien, ik heb haar sinds haar zevende niet meer gezien. Ze hield destijds van jonge olifantjes, terwijl die beesten meteen na de geboorte al zo groot zijn als destijds de tweezitsbank bij mijn ouders, zo’n bollend geval van uitgedroogd grijsgeverfd leer waar mijn vader met zijn schriele lijf in wegzonk terwijl hij mij vertelde wat ik moest denken over de wereld. Hij had een stuk of zes in een mal gegoten meningen. Soms kon hij naar me kijken alsof hij teleurgesteld was dat hij geen meegaand kind had verwekt. Later, toen mijn moeder was gestorven, ging ik elke maand naar hem toe en liet ik hem zijn meningen mompelen terwijl hij langzaam maar zeker door die bank werd verzwolgen. Er waren behalve ons beetje familie maar drie andere mensen bij zijn crematie, in een stad van tachtigduizend zielen. Ze zeiden dat hij een goed mens was geweest, maar hij heeft me wel twee keer een fiks pak rammel gegeven, omdat ik mijn moeder zou hebben uitgedaagd. Je komt niet aan je moeder! had hij geroepen.
Ik heb een keer een dubbelportret van hen geschilderd en dat cadeau gedaan, ze waren er verguld mee, dat zeiden ze zo, dat ze verguld waren, ze waren ook blij dat ik hen herkenbaar op het doek had gezet en niet zo raar als op sommige reproducties van beroemde schilderijen die ze hadden gezien. Ja, het waren hun nog herkenbare hoofden, maar later zou niemand meer weten hoe die twee op dat dubbelportret heetten. Mijn ouders zeiden dat ik niet onderdeed voor Van Gogh, van die schilder hadden ze ook reproducties gezien. Ik zei dat Van Gogh overschat werd, dat je alleen maar echt beroemd werd als iemand anders je beroemd maakte, ik zei dat mijn stijl trouwens net zo goed vernieuwend was, en dat men daar nog wel achter zou komen.
Mijn ouders zijn vijfenvijftig jaar samen geweest. Zij noemde hem Baasje en hij noemde haar Duifje. Baasje en Duifje, langer dan een halve eeuw.
Ik wist niet of Lotta nog van jonge olifantjes hield. Als peuter was ze gek op jonge olifantjes. Ze at toen tergend langzaam, alsof elk hapje eerst langs de Keuringsdienst van Waren moest. Ik denk dat ze het expres deed, om te treiteren, al was haar met eten besmeurde smoel in de lachstand onweerstaanbaar. Ik heb een reeksje geschilderd van bekende mensen met een besmeurde smoel, ik denk niet dat een ander al op dat idee was gekomen. Ik heb ook geprobeerd om Lotta te schilderen zoals ze er inmiddels zou kunnen uitzien. Ze leek op mij. Ik heb in de tijd na dat huwelijk een poos schilderles gegeven, maar dat beviel me niet echt. Er was één leerling bij, een meid van een jaar of twintig, die was echt goed, die heb ik gestimuleerd, die zal me later dankbaar zijn dat ik haar op weg heb geholpen. Van de rest vroeg ik me af wat ze daar deden behalve ervoor zorgen dat ik een schamel inkomen kreeg. Eentje is eens huilend weggelopen omdat ik hardop heb gezegd dat ze beter thuis een trui kon gaan breien, als ze dat tenminste wél kon, breien, maar dat zou ze vast ook niet kunnen. Ze heeft haar beklag gedaan bij de directeur van dat instituut, maar ik denk dat ze beter af was met gewoon horen dat het niets voorstelde wat ze deed, dat ze er niets van kon, want er wordt al genoeg lelijks gemaakt. Ik zei het misschien te dicht bij haar gezicht, maar zo erg is dat niet, je moet geen watje zijn in de kunstwereld.

Ja, het eerste wat me opviel waren Zigi’s donkere, golvende haren. En haar ogen, ze had prachtige bruine ogen. En daarna leerde ik haar hele lichaam kennen. Ze hield zich al meteen niet in, Zigi, alsof ze tekort was gekomen.

 

Copyright © 2023 Joke van Leeuwen

pro-mbooks1 : athenaeum