Leesfragment: De transformatie van de aarde

16 april 2023 , door Peter Frankopan
|

20 april verschijnt het nieuwe boek van Peter Frankopan, De transformatie van de aarde. Een nieuwe wereldgeschiedenis (The Earth Transformed), vertaald door George Pape en Eric Strijbos. Lees bij ons Roel Salemink over het boek, zijn Oudheidboek van de Maand, een fragment uit de inleiding in de Engelse editie, én een fragment uit de vertaling.

Een revolutionaire kijk op de geschiedenis van klimaatverandering door Peter Frankopan.

  • ‘Rijk en fascinerend.’ The Guardian

Wanneer we het over de wereldgeschiedenis hebben, denken we doorgaans niet meteen aan de zwaarste overstromingen, de hardnekkigste droogteperiodes of de veranderende ecosystemen. Maar in de lange geschiedenis van onze planeet is geen element zo allesbepalend geweest als de natuur. Vulkaanuitbarstingen, aardverschuivingen, klimaatveranderingen en andere transformaties hebben een cruciale rol gespeeld in het verloop van de geschiedenis – en zullen ook in de toekomst allesbepalend zijn.

In De transformatie van de aarde neemt historicus Peter Frankopan ons mee in een verhaal dat eeuwen en continenten overspant, van vulkaanuitbarstingen in IJsland die het Ottomaanse Rijk op de knieën kregen tot de val van de Moche-beschaving door de opwarming van het zeewater. Hij onderzoekt het ontstaan van religies en talen in relatie tot de natuurlijke omgeving, onze eeuwenlange fascinatie met het begrijpen en manipuleren van weerspatronen en hoe de toenemende vraag naar goede oogsten de slavernij in de hand werkte. Op basis van de meest recente wetenschappelijke ontdekkingen schetst Frankopan een intrigerend beeld van de wereldgeschiedenis waarin het klimaat niet langer in de schaduw staat.

Peter Frankopan is hoogleraar Wereldgeschiedenis aan Oxford University. Hij is daar tevens Senior Research Fellow van Worcester College en directeur van het Centre for Byzantine Research. Hij is de auteur van de bestsellers De eerste kruistocht, De zijderoutes en De nieuwe zijderoutes. Zijn boeken zijn in meer dan dertig landen vertaald.

N.B. Lees dus Roel Saleminks aanbeveling, een excerpt uit The Earth Transformed, en een fragment uit Frankopans De nieuwe zijderoutes.

 

9
De Romeinse warme periode
(ca. 300 v.C.–ca. 500 n.C.)

Je kunt je voorstellen hoeveel sterker ik me voelde toen ik eenmaal bij mijn wijngaarden was.
Seneca (eerste eeuw n.C.)

Een van de grootste problemen waar mensen mee kampen, is watertekort. Waterschaarste hangt uiteraard nauw samen met de ‘verbruiksvraag’, en wordt nog verergerd door een grotere bevolkingsdichtheid. Gemeenschappen waar de waterbronnen het laten afweten doordat er minder regen valt dan normaal, doordat rivierlopen veranderen of doordat middelen uitgeput of overgeëxploiteerd raken, kunnen al snel te maken krijgen met honger, ziekten en sterfgevallen. Een van de manieren om dit op te lossen was: de problemen vóór zijn via maatschappelijke hervormingen, en kijken naar eigendom en toewijzing van natuurlijke hulpbronnen; een andere manier was het aanleggen van water- en voedselreserves, om de risico’s van een ramp te minimaliseren.
Mensen aan de top van de sociale hiërarchieën hadden het meeste te verliezen in tijden van onrust die konden volgen op perioden van onverwachte klimaatveranderingen – maar hadden er ook het meest bij te winnen als ze vooruit hadden gepland. De Ptolemaeïsche heersers waren daarvan een goed voorbeeld. De Ptolemaeën waren afstammelingen van generaals van Alexander de Grote, die na zijn overlijden aan de macht waren gekomen; zij waren zo voorzichtig geweest afspraken met de priesterklassen te maken, waardoor ze in tijden van crises hun heerschappij konden behouden en bevestigen.
Wat zo opvallend is aan de decreten die in het koninkrijk werden opgesteld, zoals op de befaamde Steen van Rosetta, is dat ze niet alleen aanwijzingen verschaffen over de manier waarop die relatie tot stand was gekomen, maar dat de inscripties ook een statistisch interessant verband aantonen met grote vulkaanuitbarstingen: grote erupties in de tropen konden consequenties hebben voor de jaarlijkse overstroming van de Nijl; aanwijzingen daarvoor zijn niet alleen te vinden in meldingen zoals op een papyrusdocument uit het begin van de derde eeuw v.C., waarin wordt geklaagd dat ‘de meeste landbouwers omgekomen waren en dat het land [weer] drooggevallen was’, maar ook in het feit dat er heel veel grond verkocht werd, hetgeen wijst op paniekerige pogingen om geld bijeen te krijgen voor het voldoen aan belasting- en andere verplichtingen, en meer in het algemeen ook op sociaaleconomische stress. In dit geval waren de Egyptische heersers niet in staat de elites te overreden om hun kant te kiezen, zoals hen in het verleden wel was gelukt, en kregen ze te maken met een grote opstand, die zich vooral concentreerde in de stad Thebe, waar het priesterdom een leidende rol vertolkte. Het heeft tientallen jaren geduurd voordat de orde eindelijk hersteld was.
Hoewel vulkaanuitbarstingen ingrijpende gevolgen konden hebben voor de Nijl en voor degenen die afhankelijk waren van de jaarlijkse overstroming, moet toch ook benadrukt worden dat er meerdere gelegenheden waren waarbij het waterpeil juist een eind onder het gemiddelde niveau zakte maar waarbij rampen dan toch werden voorkomen: de voedselvoorraden bleken vol te zitten, waardoor een grootschalige hongersnood werd afgewend, of de noodmaatregelen bleken te werken – zoals ongeveer dertig jaar eerder was gebeurd toen Ptolemaeus III erin geslaagd was voor ‘de redding van de bevolking’ te zorgen door ‘tegen hoge kosten’ voedsel te importeren. Met andere woorden, waar het om ging was de manier waarop regimes onvoorziene moeilijkheden ondervingen en de manier waarop – financiële, sociale en politieke – besluiten werden genomen waarmee men problemen te lijf kon gaan, in plaats van dat men hierdoor in chaos zou vervallen.
Natuurlijk waren niet alle extreme klimaatomstandigheden gelijk. In het geval van vulkanen bijvoorbeeld maakte het duidelijk nogal uit waar de eruptie plaatshad, hoe krachtig die was en ook, zoals we al hebben gezien, in welke tijd van het jaar het gebeurde: uitbarstingen die tijdens de zomermaanden op het noordelijk halfrond plaatsvinden, hebben ernstiger gevolgen. Maar ook binnen geografisch relatief kleine regio’s waren de effecten niet gelijk. Zoals wetenschappers die thuis zijn in de mediterrane wereld, overtuigend en welsprekend hebben aangetoond, waren er niet zozeer ecologische verschillen tussen de ene en de andere kant van de zee, als wel tussen de ene en de andere baai. Het komt er dus op neer dat generalisaties over de impact van kleine en grote variaties in het klimaat vol voetangels en klemmen zitten (waarbij we er steeds minder van uitgaan dat er omstandigheden bestaan die als ‘normaal’ betiteld kunnen worden).
Dat neemt niet weg dat heel krachtige erupties grote gevolgen konden hebben. In 43 v.C., twee jaar na een krachtige maar kortdurende uitbarsting, explodeerde de vulkaan Okmok in Alaska, met vele maanden tot misschien wel twee jaren van enorm natuurgeweld. De impact werd in de mediterrane wereld beschreven, waarbij tal van auteurs opmerkten dat het zonlicht zwak en flets werd, dat er wel drie zonnen aan de lucht leken te staan – vermoedelijk vanwege de hoeveelheid stofdeeltjes in de lucht – en dat het fruit aan de bomen door de kou verschrompelde in plaats van rijpte.
Gegevens uit Arctische ijskernen, uit carbonaatafzettingen in Noordoost- China en uit boomringen in Scandinavië, Oostenrijk en Californië wijzen op een plotselinge, grote, ingrijpende verandering in de klimaatomstandigheden. Simulaties doen vermoeden dat in sommige gebieden van Zuid-Europa en Noord-Afrika de temperatuur misschien wel met 7 oC is gedaald, wat zou verklaren waarom er in sommige berichten wordt gesproken over sterk verminderde gewasopbrengsten in Egypte, de traditionele graanschuur van het Middellandse Zeegebied, als gevolg van het uitblijven van de overstroming van de Nijl in zowel 43 als 42 v.C. Watertekorten, hongersnoden, pest, inflatie, migratie, landverlating en ontvolking verzwakten de staat aanzienlijk. Daardoor werd de sociale en politieke druk op koningin Cleopatra, die destijds over Egypte heerste, steeds groter. Deze factoren zijn cruciaal om de val van de Ptolemaeën, de annexatie van Egypte door de Romeinen en het moment dat Rome veranderde in een keizerrijk, te kunnen begrijpen.
Sommige hedendaagse wetenschappers hebben opgemerkt dat beschrijvingen van ongewone klimaatomstandigheden zeer algemeen zijn en vaak aan eerdere schrijvers zijn ontleend, soms lange tijd na de extreme voorvallen in kwestie. Daarbij waarschuwen ze, en dat is misschien belangrijker, voor de gevaren van historisch determinisme, waarbij een duidelijk verband wordt gesuggereerd tussen een seismische activiteit ergens in de wereld en politieke veranderingen elders.8 In elk geval betekent het feit dat zich in andere delen van de wereld geen vergelijkbare extremen hebben voorgedaan, dat recente sensationele krantenkoppen als zou de ondergang van Cleopatra zijn veroorzaakt door een vulkaan, met een korrel zout dienen te worden genomen en in de juiste context moeten worden gezien.
Hoewel de stofregen van de Okmok zeker moet worden opgeteld bij de problemen waarmee Cleopatra geconfronteerd werd, valt de reeks gebeurtenissen die eindigde met de dood van de koningin in 30 v.C., ook te verklaren door andere factoren. Egypte besturen was onder goede omstandigheden al lastig, en dat is ook een verklaring voor de incestueuze en consanguïne huwelijken: Egyptische heersers trouwden vaak met hun zusters, moeders, broers, vaders of nauwe verwanten, om zo de macht binnen de familie te houden en te verhinderen dat andere elitegroeperingen aan de macht konden komen en een bedreiging zouden vormen.9 De Ptolemaeën hadden nog als extra handicap dat ze als outsiders werden gezien, iets wat soms voordelen kon bieden, maar af en toe ook als een achilleshiel kon werken – wat betekende dat Egypte bijzonder gevoelig was voor perioden van ontwrichting en crises.
Wat echter het allerbelangrijkste was, was het tijdstip waarop de Okmok uitbarstte. Nog maar een paar maanden daarvoor was Julius Caesar vermoord op de trappen van de Senaat in Rome. Zijn dood had de stad – en daarmee de Romeinse Republiek – in een venijnige burgeroorlog gestort, waarbij allerlei facties met elkaar om de macht vochten. Daarbij zochten ze overal naar bondgenoten en naar steun. In dergelijke omstandigheden kon op het juiste paard wedden grote voordelen opleveren; de verkeerde man steunen kon rampzalig uitpakken. Verzwakt door de thuissituatie, verbond Cleopatra haar lot met dat van Marcus Antonius; ze was van mening dat hij, met zijn militaire successen en populariteit, in de strijd om de macht vermoedelijk als beste uit de bus zou komen – een beslissing die uitermate verstandig leek, althans in het begin. Het werd pas een probleem toen de jacht op de moordenaars van Julius Caesar de zaken niet oploste, maar een volgende periode inluidde waarin de machtigste figuren in Rome een intense strijd leverden; ditmaal bleek Marcus Antonius geïsoleerd te staan en werd hij voorbijgestreefd door de eerzuchtige, jonge Octavianus; Cleopatra en Egypte gingen samen met hem ten onder.
In tal van opzichten was de opkomst van Octavianus een klassiek voorbeeld van Romeins politiek opportunisme: de dominante positie in het Middellandse Zeebekken van een kleine stad in de laars van Italië was een anomalie. Het verenigen van zoveel uiteenlopende regio’s, geografieën, culturen en volken was een buitengewone en – zoals de afgelopen 1500 jaar hebben laten zien – unieke prestatie, niet het minst vanwege de lange duur ervan. Velen hebben de Romeinse prestaties trachten te verklaren in sociale, economische, militaire of culturele termen; zo is er bijvoorbeeld gewezen op het niet erg vastomlijnde karakter van de Romeinse identiteit, waardoor er zoveel verschillende talen konden worden gesproken, zoveel uiteenlopende geloofsovertuigingen konden worden aangehangen en er zoveel diverse gewoonten naast elkaar konden bestaan. Maar de meest overtuigende reden is wel dat Rome en zijn burgers in één ding excellent waren: ze waren beter georganiseerd en waren eerder uit de startblokken dan hun rivalen, wisten beter dan anderen profijt te trekken van gunstige omstandigheden en waren beter in staat kansen om te zetten in tastbare resultaten. Simpel gezegd heeft Rome een rijk kunnen opbouwen omdat het in staat was al zijn concurrenten en potentiële rivalen te slim af te zijn.
Geluk hadden de Romeinen ook. Zo is de Middellandse Zee kalmer en bij het oversteken minder verraderlijk dan andere grote zeeën en watervlakten, en dat betekende dat het verkrijgen van controle over het gehele kustgebied minder duur en minder gevaarlijk was dan in andere streken; bovendien lagen er kansen om netwerken uit te breiden of toe te voegen, waardoor de handel een impuls kreeg, de intellectuele horizon verruimd werd en gemeenschappelijke culturele waarden verder verspreid konden worden. Verder waren, net op het moment dat Rome zich opmaakte voor een confrontatie met zijn buren, bijna-buren en verder weg wonende volken, de klimaatomstandigheden uitermate gunstig. Er was sprake van een langdurige, koele en natte periode vanaf circa 200 v.C., die samenviel met de uitbreiding van Griekse en Fenicische kolonies en met de opkomst van Rome en haar voornaamste concurrent in het Middellandse Zeegebied: Carthago. Deze periode is de Romeinse Warme Periode (of het Romeins Klimaatoptimum) gaan heten, en heeft meer dan drieënhalve eeuw geduurd – uitgerekend de periode waarin Rome de hoofdmacht werd in de mediterrane wereld, in Europa, Noord-Afrika en het Nabije Oosten. Het was niet alleen veruit de natste tijd van de voorbije 4000 jaar, maar ook, zoals organisch bewijsmateriaal uit stuifmeel, en bronnen uit zeeën en meren aantoont, de vruchtbaarste in vier millennia mediterrane geschiedenis.15 Hierdoor konden onder meer de landbouwopbrengsten in Zuid-Europa en Noord-Afrika sterk stijgen, wat vervolgens weer leidde tot een bevolkingsaanwas, meer manschappen voor de veroveringen en tot de stabiliteit die de politieke autoriteiten konden gebruiken om hun eigen machtspositie te legitimeren en te bevestigen.
In dit licht bezien was de uitbarsting van de Okmok niet alleen buitengewoon goed ‘getimed’ als men kijkt naar de Romeinse verovering van Egypte die dertien jaar later plaatsvond, maar ook een zeldzame uitzondering in een periode van meer dan driehonderd jaar, waarin juist ongewoon weinig vulkanische activiteiten, extreme weersomstandigheden en voorspelbare klimaatpatronen te signaleren zijn. Dat men in streken als Noordoost-Frankrijk op neerslag kon rekenen, was van groot belang, net als het feit dat de Nijloverstromingen zich met bijna metronomische regelmaat voordeden, want de gewasopbrengsten waren gemiddeld om de vijf jaar buitengewoon goed, en dat was erg belangrijk gezien de rol van Egypte als graanschuur voor de mediterrane wereld en voor het rijk dat in opkomst was onder Octavianus – nu door de dankbare Romeinen Augustus genoemd.

[…]

 

© 2023 Peter Frankopan
© 2023 Nederlandstalige uitgave: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum