Leesfragment: De danser en de monnik

11 september 2023 , door Cees Nooteboom
| |

14 september verschijnen van Cees Nooteboom het essay Bomen waarin stenen bloeien. De verzonnen wereld van Giuseppe Penone en De danser en de monnik. Dagboeken 1970-1995, bezorgd door Philippe Noble. Uit beide uitgaven publiceren we voor. Lees hier uit De danser en de monnik over het jaar 1982, tegen de achtergrond van Frankrijk en Spanje, de Falklandoorlog, waarin een paar handenvol literaire en een enkel politiek kopstuk figureren. ‘Ik ben niet geschikt voor dagboeken,’ schrijft Nooteboom. Oordeel zelf.

Vanaf 1970 begon Cees Nooteboom serieus zijn dagboek bij te houden, en tot op de dag van vandaag is hij ermee bezig. Dit eerste deel van de dagboeken beslaat de jaren van 1970 tot en met 1995. De jaren waarin Nooteboom een nieuwe weg insloeg: hij brak als schrijver door met de publicatie van zijn roman Rituelen, en zijn jarenlange relatie kwam tot een einde. We maken van dichtbij zowel de totstandkoming van zijn werk als de dagelijkse omgang met zijn vrienden en collega-auteurs mee, zoals Harry Mulisch, Hugo Claus, Remco Campert en Mary McCarthy. Daarnaast vergezellen we hem op zijn vele reizen naar de meest exotische plekken. De dagboeken van Cees Nooteboom zijn van ongekend literatuur-historisch belang en zullen uit drie delen bestaan die niet lang na elkaar zullen worden uitgegeven.



1982

Les Gets, 28 januari. Lezend over Virginia Woolf – de problemen over tijd, tijdsbeleving, persoonlijke ervaringen en hoe die tot stand komen, vorm – dat alles in een zo Duits mogelijk stuk in de Neue Zürcher – terwijl buiten alles dichtsneeuwt en ik de dag heb doorgebracht met de dwangarbeid aan ‘De Ridder’ – om moedeloos te worden. De R. niet anders dan het verslag v.e. ziektegeschiedenis – alleen maar een eerste aanwijzing waarover het bij mij zou gaan: waar is al die tijd gebleven. Zoveel jaren nodig om over een gebrek aan opvoeding heen te komen. Damnation. En wie heeft in Nederland iets veel beters gedaan? Het is echt of het buiten de tijd ligt – en toch is iedereen zo au courant. Maar ik heb anderen niets te verwijten – al heb ik ‘per ongeluk’ gedaan wat me expres had kunnen worden voorgeschreven.

Paris. Michelet Odéon, 27 april.
Het magere lot van dit dagboek. Waarom er niet echt een dagenboek van maken?
Ik hoor de dunne klok van de Senaat.
Gekocht vanavond: Yourcenar, entretiens. Nimier, grand(e) d’Espagne (ik koop alles wat Spaans is) Carpentier, Drieu la Rochelle. Gisteren, geslapen bij Hugo – op de grond, slecht, gewekt door vuilniswagen. Maar het ritueel bevalt me, in de Pussemierstraat. Het te zware matras dat uit een hoek komt —
Door alle hoge ramen van zijn hof valt te veel licht.
Discussie over de ‘verstening’, alle parasitaire bewegingen rondom de literatuur – die haar tot een religie maken waar schrijvers zelf in gaan geloven: kerkvaders, officianten, martelaren.
Ik neem het standpunt in v.d. nihilist: niets is zo gevaarlijk in een kleine literatuur, als in je [onleesbaar] te geloven. Al die publicaties, brieven, studies – plotseling begrijp je niet meer wat je niet bent – dat valse gevoel v. onsterfelijkheid, van een vaste plaats in het systeem, v. Harry’s verstening, Goetheaanse ambities —
h.c. Maar dan geloof je nergens in.
h.m. Maar de verstening, hoort erbij.
c.n. Ik merk hoe ik die juist wil ontvluchten, die van buiten aangebrachte korst – hem afschudden i.d. anonieme beweging, die reizen is.

Vanmiddag. Thee bij Mary, rue de Rennes 141, bezoek van Hans v. M. – als minister. Met Hernu (Franse counterpart) besproken zijn two-pillar philosophy – + dingen ‘die hij niet kon zeggen’ maar die enthousiast waren ontvangen. Vertelde over zijn onderhoud met Weinberger in Gleneagles, en in Denver.
We zagen hem vanaf het balkon vertrekken, met zijn escorte, motards, zeer Brabants, onministerieel wuiven de hele rue de Rennes af.
Diner bij Ivan Nabokov, Claude Joxe, visage craquelé, toch mooi, tegelijk krachtig, een resusaapje, verder, James Lord, Henri Cartier-Bresson – lijkend op Franse pasteur, maar met vreemde hoge giechel + vrouw: Jim net terug uit gespannen Polen – met Baltic wodka, amusante avond, veel banter, over Benjamin Creme, Ch, new coming.
Nabokov prachtig, lang, aristocratisch, slechte ogen. Vroeg mijn boeken voor Albin Michel.
Mary moe – wachtend op uitslag tests, if they are positive (= niets aan de hand) pleeg ik zelfmoord, zodat jullie autopsie kunnen doen, om te zien wat ik dan wel heb.

Afspraak met Hermans voor morgen: ‘Heeft Mobil je geen auto gegeven?’

Mary vertelt me over Aldo Bruzechelli, die stervende is: I want to die in a corner, like an animal. De oude leguaan, zo dierbaar, een Florentijnse prins. O Dio.

San Luis, 31 mei. De tuinman is waarschijnlijk een van de aardigste mensen ter wereld, maar zijn kunst heeft iets van sauvagerie. De rozenstruik is dit jaar tot zijn knieën afgehakt, een vorm van drastisch snoeien. De kerstroos (die kale takken waarvan hij zegt dat het een kerstroos is) wordt geheel omringd door een woekerend struikgewas van grijs vilt waar straks, volgens hem, grijze bloemen op komen. Er is een groot veld van donkergele, lage bloemen, zoiets als dubbele margrieten, hij weet er de naam niet van, maar het bevalt mij wel – het maakt de tuin vol. De elektriciteit, die vroeger tot het huis reikte, begint nu opnieuw, met een kastje, vlak bij de ‘garage’. Voor het eerst zie ik leidingen, beginnend bij een hoge betonnen paal, onaangenaam. Morning glories minder, bougainville als een skinhead, de palmen godzijdank expanding, Paul’s bella sombra voller, en zeer groen. Een van de dennen helt opzij, maar nog steeds alles stil, mensloos stil, vol vogelgeluiden. Altijd weer wennen aan het isolement, maar het is goed. bbc geeft de onzin van de Malvinas. Voor één keer heeft deze paus gelijk – wapens zijn een belachelijk middel om conflicten tussen naties (‘onze familie van naties’ zegt de Stem – laat Irak en Iran maar rotten) op te lossen.
De hoge boomstruik van buurmans broer sluit mij af van de wereld – als ik naar achteren leun hoef ik de elektriciteitsdraden niet te zien. Lees, assidu, The Discovery of the Individual, 1050-1200.

Na het bezoek aan al de Romaanse kerken, in het spoor van Walter Muir Whitehill (Sp. romanesque architecture 11th cent), vorig jaar, en nu weer (S. Esteban de Gormaz, de S. Salvador in Sepúlveda etc.), vreemd hoe weinig je je afvraagt, of liever hoezeer je dingen aanneemt.
Je hebt een min of meer vaststaand beeld gevormd van die 11e eeuw – door de plastische wereld van de kapitelen, de eenvoud en strengheid van de ruimtes – Nu ligt de ‘Franse renaissance’ ook iets later, maar hoeveel herkenbaarder is die wereld dan je dacht.
Anselmus, Abelardus; of Otloh v. St. Emmeram. Tegelijkertijd lees ik met S. mee – overzicht, met teksten, filosofie: Kant, Husserl. Steeds opnieuw die aanloop, maar in wezen altijd weer diezelfde preoccupatie – wat, hoe, waarom. Na het Godsidee van de 11de/12de eeuw lijkt het ver weg, maar het enige revolutionaire zou zijn als de preoccupaties ophielden – verder alleen maar verschil in opties, verfijndere noties, meer feitenkennis, maar daardoor ook meer geheimen.
Hoeveel je je niet afvraagt: nogmaals. De sacramenten en de Kerk – Colin Morris brengt de ‘search for the self’ en de eerste antwoorden – Abélard, Guibert de Nogent, Otloh in verband met de opkomst, en ten slotte institutionalisering van de individuele biecht. Realiseerde me dat ik dacht dat de biecht er altijd al geweest was, of liever, dat ik er nooit over nagedacht had.
Maar ik ben niet de enige die verbaasd is, Morris: ‘To us the point of intention in the assessment of conduct is of such obvious importance that it is surprising to discover how slight was the earlier formal teaching about intention in Western tradition.’ Er was straf voor daden, niet voor de intentie. In zo een tijd moet het inderdaad schandaliserend gewerkt hebben dat iemand als Abélard (‘who had a remarkable talent for getting himself into trouble’) betoogde dat degenen die Jezus kruisigden niet zondigden, omdat ze dachten dat ze iets deden wat in orde was, ‘a view which horrified Saint Bernard’.

Rit door Spanje gemaakt. Begonnen, zoals altijd, in Gent, bij Hugo, full of bounce boven een soort gelatenheid over geldproblemen, dames, de massa werk die hij zoals gewoonlijk op zich genomen heeft + zijn onverkoopbare huis. Veel pech met auto – maar toch Segovia, Guadalupe, Zafra, Sevilla, Cordoba, en via Barcelona hierheen. Materiaal verzameld voor een aantal stukken – en uiteindelijk het boek over Spanje. Gevoel dat mijn reislust – een echte dwang – afneemt. Maar wat moet ik dan doen? In Nederland blijven, en dan ook nog binnen blijven. ‘Oogsten’, zoals de Volkskrant schreef. Een onaangename gedachte, alsof ik iets toe zou geven, of eindelijk ergens bij horen.

Hoor het varken achter mijn rug (achter de muur) bewegen: the lonely individual. Ik roep hem door het raampje, hij kijkt omhoog, roze, niet te oud, gaat op zijn achterpoten staan. Een prachtig vis-à-vis. Ik ben niet geschikt voor dagboeken. Altijd dat gevoel van aanstellerij, en fake.
Toch een tijdje volhouden.

[…]

 

Copyright © 2023 Cees Nooteboom

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum