Leesfragment: Baumgartner

23 oktober 2023 , door Paul Auster
|

9 november verschijnt de nieuwe roman, na zes jaar, van Paul Auster, Baumgartner, vertaald door Ronald Vlek. Lees bij ons de eerste pagina’s en reserveer je boek!

Sy Baumgartners leven is getekend door zijn diepe, blijvende liefde voor zijn vrouw Anna, die negen jaar geleden bij een zwemongeluk om het leven is gekomen. Baumgartner is inmiddels 71 jaar oud en gaat binnenkort met pensioen, na een roemruchte carrière als fenomenoloog en professor in de filosofie. Hij raakt in toenemende mate verstrikt in spiralen van herinneringen. Die strekken zich uit van 1968, wanneer Sy en Anna elkaar ontmoeten als studenten in New York, via hun gepassioneerde relatie in de daaropvolgende veertig jaar, tot terug naar Baumgartners jeugd in Newark en het leven van zijn in Polen geboren vader, een mislukte revolutionair en eigenaar van een kledingwinkel.

In Baumgartner, geschreven met Paul Austers kenmerkende scherpe oog voor schoonheid in de meest vergankelijke ogenblikken van het dagelijks leven, wordt de vraag gesteld: waarom onthouden we bepaalde momenten en vergeten we andere?



 

1

Baumgartner zit op de bovenverdieping aan zijn bureau, in de kamer die hij afwisselend als zijn werkruimte, zijn cogitorium en zijn hok betitelt. Hij heeft zijn pen in de aanslag en is halverwege een zin in het derde hoofdstuk van zijn monografie over de pseudoniemen van Kierkegaard, als hij zich opeens realiseert dat het boek met het citaat dat hij nodig heeft om de zin af te ronden nog beneden in de huiskamer ligt, waar hij het gisteravond heeft achtergelaten voordat hij naar bed ging. Als hij naar beneden loopt om het boek te halen, schiet hem ook te binnen dat hij beloofd heeft vanochtend om tien uur zijn zuster te bellen, en omdat het nu bijna tien uur is, besluit hij naar de keuken te lopen, eerst haar te bellen en dan pas het boek uit de woonkamer te halen. Maar als hij de keuken in loopt ruikt hij opeens een scherpe schroeilucht. Er brandt iets aan, beseft hij, en als hij naar het fornuis loopt ziet hij dat een van de voorste pitten nog aan is en dat een klein vlammetje onverdroten bezig is zich door de bodem van het aluminium pannetje te vreten dat hij drie uur geleden heeft gebruikt voor de twee zachtgekookte eieren van zijn ontbijt. Hij draait het gas uit en tilt dan zonder er verder bij na te denken, althans zonder de moeite te nemen om een pannenlap of een theedoek te pakken, het geschonden, nog gloeiend hete pannetje van het fornuis en brandt zijn hand. Baumgartner schreeuwt het uit van de pijn. Een fractie van een seconde later laat hij het pannetje vallen, dat pardoes op de grond klettert, en rent hij, nog kreunend van de pijn, naar de gootsteen, draait de koude kraan open, steekt zijn rechterhand onder de straal en houdt hem daar een minuut of drie, vier terwijl het verkoelende water over zijn huid stroomt.
In de hoop zo mogelijke blaren op zijn vingers en hand te hebben voorkomen dept Baumgartner met een theedoek zijn hand voorzichtig droog, wacht dan even, buigt zijn vingers, drukt de doek nog een paar keer op zijn hand, en vraagt zich dan opeens af wat hij hier in de keuken doet. Nog voordat hij zich weer weet te herinneren dat hij zijn zus wilde bellen, rinkelt de telefoon. Hij neemt de hoorn van de haak en mompelt een halfslachtig hallo. Zijn zus, zegt hij bij zichzelf, wanneer hij ten slotte weer beseft waarom hij daar staat, en omdat het nu al over tienen is en hij haar nog niet heeft gebeld verwacht hij dan ook Naomi aan de lijn te hebben, zijn vitterige jongere zus die hem natuurlijk meteen gaat verwijten dat hij zoals gewoonlijk weer vergeten is dat hij haar zou bellen, maar als degene die hij aan de lijn heeft begint te praten, blijkt het niet Naomi maar een man, een man die hij niet kent, met een onbekende stem, die iets van excuses mompelt omdat hij te laat is. Te laat waarvoor, vraagt Baumgartner. Om uw meterstand op te nemen, zegt de man. Ik zou er om negen uur zijn, weet u nog? Nee, dat weet Baumgartner niet meer, hij kan zich niet één moment in de afgelopen dagen of weken herinneren dat hij er bij stil heeft gestaan dat de meteropnemer van het energiebedrijf om negen uur zou komen, en daarom zegt hij tegen de man dat die zich geen zorgen hoeft te maken, dat hij toch van plan is om de hele ochtend en middag thuis te blijven. Maar de man van het energiebedrijf, die zo te horen nog jong en onervaren is en een goede indruk hoopt te maken, wil per se even uitleggen dat het hem nu aan de tijd ontbreekt om uit te leggen waarom hij niet op tijd is verschenen, maar dat er een goede reden voor was, een soort overmacht, en dat hij er zo snel mogelijk aankomt. Prima, zegt Baumgartner, dan zie ik u wel verschijnen. Hij hangt op en bekijkt zijn rechterhand, die inmiddels pijnlijk klopt, maar als hij zijn handpalm en zijn vingers monstert ziet hij niets wat op blaren of schilfers wijst, enkel een soort algemene roodheid. Valt wel mee, denkt hij, ik mag niet klagen, en dan denkt hij in de tweede persoon bij zichzelf: rund dat je bent, je mag nog van geluk spreken. Dan schiet het hem weer te binnen dat hij nu echt Naomi moet bellen, nu meteen, om haar het gras voor de voeten weg te maaien, maar net als hij de hoorn van de haak wil nemen om haar nummer te draaien wordt er aangebeld. Baumgartner slaakt een diepe zucht. Met het gonzen van de kiestoon nog in zijn hand legt hij de hoorn terug, loopt naar de voordeur en geeft het zwartgeblakerde pannetje narrig een schop als hij de keuken uit loopt.
Zijn humeur klaart weer op als hij opendoet en ziet dat het Molly is, de vrouw van UPS, een geregelde bezoekster die zich in de loop van de tijd de status heeft verworven van… ja, van wat eigenlijk? Niet die van echte vriendin, maar inmiddels toch wel van iets meer dan zomaar een bekende, gezien het feit dat ze al vijf jaar twee of drie keer per week aan de deur komt, en het ook zo is dat de eenzame Baumgartner, wiens vrouw al bijna tien jaar dood is, stiekem een beetje verliefd is op die struise vrouw van halverwege de dertig van wie hij de achternaam niet eens kent, want hoewel Molly zwart is en zijn vrouw dat niet was, heeft ze iets in haar blik dat hem elke keer dat hij haar ziet aan zijn overleden Anna doet denken. Het gebeurt steevast, maar wat het precies is kan hij moeilijk zeggen. Een soort kwiekheid misschien, al is het veel meer dan dat, of anders iets wat je zou kunnen omschrijven als een stralende alertheid, of anders gewoon als de kracht van sprankelende eigenheid, van menselijke vitaliteit die ze met heel haar vibrerende schittering uitstraalt in een complexe dans van nauw met elkaar verweven gevoel en gedachte – zoiets misschien, als dat al ergens op slaat, maar hoe je dat wat Anna had ook wilt noemen, Molly heeft het in elk geval ook. Daarom is Baumgartner steeds boeken blijven bestellen die hij niet nodig heeft, nooit open zal slaan en uiteindelijk aan de plaatselijke bibliotheek zal schenken, enkel en alleen om even in Molly’s nabijheid te verkeren zodra ze aanbelt om weer zo’n boek bij hem af te leveren.
Goedemorgen, professor, zegt ze, en ze lacht haar sprankelende lach als was het een zegening. Weer een boek voor u.
Dank je wel, Molly, zegt Baumgartner, ook naar haar lachend terwijl ze hem het smalle bruine pakje overhandigt. Hoe gaat het vandaag?
Het is nog vroeg – moeilijk om nu al te zeggen – maar tot nu toe meer positief dan negatief. Je kunt haast niet anders dan vrolijk zijn op zo’n stralende dag als vandaag.
De eerste fraaie lentedag – de mooiste dag van het jaar. Laten we ervan genieten zolang het nog kan, Molly. Je weet nooit wat er kan gebeuren.
Zo is het maar net, antwoordt Molly. Ze lacht even samenzweerderig en dan, voordat hij een geestig of gevat antwoord kan verzinnen om het gesprek gaande te houden, zwaait ze alweer ten afscheid en loopt naar haar busje terug.
Dat is ook zoiets wat Baumgartner leuk vindt aan Molly. Ze lacht altijd om zijn grapjes, al zijn ze nog zo flauw.
Hij loopt weer naar de keuken en legt het ongeopende pakje boven op de stapel andere nog ongeopende pakjes op de tafel die in een hoek van de kamer geklemd staat. De stapel is de laatste tijd zo hoog geworden dat het ernaar uitziet dat nog een of twee van die pakjes de hele boel zal doen omkieperen. Baumgartner neemt zich voor de boeken later die dag uit hun kartonnen verpakking te halen en de dan ontblote boeken over te hevelen naar de minst volle van al de kartonnen dozen met ongewenste boeken die op de veranda in de achtertuin apart zijn gezet om aan de openbare bibliotheek te worden geschonken. Ja, ja, zegt Baumgartner bij zichzelf, ik weet dat ik toen Molly de vorige keer hier was al heb beloofd dat ik het zou doen, en de keer daarvoor ook al, maar nu meen ik het echt.
Hij kijkt op zijn horloge en ziet dat het kwart over tien is. Het is al laat, maar misschien nog niet te laat om Naomi te bellen en haar het gras voor de voeten weg te maaien voordat ze hem weer allerlei verwensingen naar het hoofd kan slingeren. Hij reikt naar de telefoon, maar net als hij de hoorn van de haak wil pakken, rinkelt de witte rakker opnieuw. Weer gaat hij ervan uit dat het zijn zuster is, en weer heeft hij het mis.

[…]

 

Copyright © 2023 Paul Auster
Copyright Nederlandse vertaling © 2023 Ronald Vlek

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum