Leesfragment: Echo

13 juli 2019 , door Thomas Olde Heuvelt
| |

Echo van Thomas Olde Heuvelt is een van de Zomerboeken van Athenaeum Roeterseiland van dit jaar. Lees hier een fragment!

Auteur van het wereldwijd succesvolle HEX, is een huiveringwekkende thriller over obsessie, bezetenheid en de onverwoestbare kracht van de natuur. Nick Grevers en zijn klimmaatje Augustin worden aangetrokken door de Maudit, een afgelegen berg in de Zwitserse Alpen. Documentatie over de berg is schaars, het is er ongewoon stil, en als ze de vallei betreden bekruipt hen het onheilspellende gevoel dat ze niet alleen zijn. Niet veel later is Augustin dood en ontwaakt Nick uit een coma. Hij is verminkt en heeft zijn gezicht in het verband. Een moeizame revalidatie wacht, maar algauw beseft Nick dat het niet alleen het trauma van het ongeluk is dat hem achtervolgt. Er is iets in hem gewekt Thomas Olde Heuvelt overtreft zichzelf met Echo. Een verpletterend boek waar je vanaf de gruwelijk spannende openingsscène diep in verdwijnt.

 

The Invisible Man

Aantekeningen van Sam Avery

‘You don’t understand,’ he said, ‘who I am or what I am. I’ll show you. By Heaven! I’ll show you.’

– H.G. Wells

1

Toen de Airbus de daling inzette naar Genève werd Nick, of wat er van hem over was, nog kunstmatig in coma gehouden. En hierboven in de bergen knalde het onweer. Hierboven, één grote turbulentienachtmerrie in onstabiele lucht. De Airbus cirkelde eindeloos en blind in de wolkenmassa en dook plotseling door een gat, waardoor ik zag dat we al geruime tijd lager zaten dan de omringende bergruggen. Het horror vacui bij het totale gebrek aan oriëntatie verruilde zich onmiddellijk voor een onverbloemde claustrofobie. Buiten de wolkenkrabbers van Manhattan was dit de eerste keer in zestien jaar dat ik met bergen werd geconfronteerd. Het liet geen ruimte voor illusies: ik háátte de bergen. Ik haatte ze nog steeds.
Ik haatte hoe ze ons insloten. Hoe ze zich over het vliegtuig heen leken te buigen. Hoe ze dwars door het noodweer rezen. Grillig als de tanden van een roofdier.
De bergen hadden Nicks gezicht eraf gebeten.
Al die tijd had ik me afgevraagd wat die vent aan de telefoon had bedoeld toen-ie het steeds over Nicks gezicht had gehad. Die vent die vertegenwoordiger was van de Police Cantonale. Dat er iets mis was met zijn gezicht, had-ie gezegd. Dat gezicht, ik kende het door en door. Mannelijke lijnen maar zachte trekken, een oersymmetrie die hem het voorkomen gaf van een wezen rechtstreeks afkomstig uit de natuur. Wat ik er het meest in aanbad was de volledige afwezigheid van schaamte. Ik was er nog altijd niet uit of de kalme zelfverzekerdheid waarmee Nick de wereld in keek voortkwam uit het feit dat hij andermans blikken eenvoudig niet gewaarwerd, of dat hij er juist zo aan was gewend dat ze hem koud lieten.
En ik nog denken dat híj het was, toen de telefoon ging: datzelfde gezicht grijnsde me toe vanaf het scherm. De foto die ik tien dagen eerder had genomen, de avond voor zijn vertrek. Ik had die foto in beeld willen zien, elke keer als hij zou bellen. #bebacksoon had ik hem op Instagram gecaptiond. In de dagen erna had Nick zelf ook foto’s gepost, met gletsjerbrillen en ijsbijlen en dieptes die ieder gezond mens de rillingen bezorgden. #livingthelife had-ie ze gecaptiond.
Die foto, ik zag ’m omdat de Police Cantonale Nicks eigen nummer gebruikte toen ze belden. De rit naar het chuv in Lausanne verliep langzaam omdat het regende en noch Harm, noch Louise Grevers graag reed in het buitenland. Onderwijl dacht ik: Blijf je bij me als ik verlamd raak? Blijf je bij me als mijn gezicht gruwelijk is verbrand? Ik dacht: Blijf je bij me als ik geen benen meer heb? Als ik vloeibaar voedsel moet slikken door een slangetje? Blijf je bij me als ik verstandelijk gehandicapt raak, en ik je niet meer kan liefhebben zoals ik je nu liefheb? Ik dacht: Blijf je bij me als ik oud ben en onzichtbaar?
Ik dacht: Bij sommigen gaat het snel en bij sommigen gaat het langzaam, ongeluk of zwaartekracht, maar uiteindelijk raken we allemaal verminkt. Nu wás het ongeluk de zwaartekracht. Niet het soort dat je lichaam laat hangen en je stukje bij beetje onzichtbaar maakt, maar het soort dat je met een klap te pletter doet slaan.
Ik dacht: Blijf je bij me als ik geen gezicht meer heb? Op de achterbank van de Hertz-rental van Nicks ouders namen de bergen me gevangen. Het Meer van Genève was de toegangspoort tot de Alpen. Deze omgeving was me vijandig gezind, dat voelde ik aan alles. Er hing een tastbare boosaardigheid over het water, als een elektrische lading. Alsof er hier een deur openging waarachter zich iets ongrijpbaars maar zeer dreigends bevond dat me lange tijd gezelschap zou houden. Het punt was: ik was vierentwintig, hij zevenentwintig. Het punt was: we wilden nog niet onzichtbaar zijn. Compenseren. Blij zijn dat-ie nog leefde. Daar waren we te jong voor. Maakte het me een slecht mens, dat ik dergelijke gedachten erop na hield terwijl Nick in coma lag? Oppervlakkig? Het was de wereld die ik kende. Geef me maar die oppervlakkigheid. We hadden elkaar nota bene ontmoet in de sportschool. Biceps: check. Pecs: check. Abs: check. De sportschool is de crème de la crème van de menselijke buitenkant, de tegenhanger van de krochten van het internet waar creditcardpervs en stompjesfetisjisten naartoe gaan om zich uit te leven op verminking en amputatie.
Ik dacht: Blijf ik bij je, als ik dit niet aankan? De bergen rezen aan weerszijden, hoger en hoger. Een wee gevoel pakte zich samen in mijn maag. Ik zag voor me hoe hij daar die eerste keer op dat fitnessbankje had gelegen, glanzend van het zweet met gewichten in de weer, zijn hemdje doorweekt. Alleen nu had hij geen gezicht. Waar zijn gezicht had moeten zitten zat een diep, zwart gat, een culminatie van zwaartekracht en boze dromen.

 

© 2019 Thomas Olde Heuvelt en uitgeverij Luitingh-Sijthoff B.V.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum