Recensie: De teloorgang van de democratie: het spel dat Pfeijffer speelt

08 juni 2023 , door Fleur Speet
| | |

U heeft vast al van het boek gehoord, of de dikke pil op uw nachtkastje liggen. Alkibiades van Ilja Leonard Pfeijffer oogst veel lof: het is een ambitieus project. Misschien blijft u na lezing net als onze recensent met wat vragen achter. Want hoe zit dat nou met de waarheid in een historische roman, en hoe pakt Pfeijffer dat aan?

N.B. Donderdag 15 juni interviewt Jelle Van Riet Pfeijffer in de Oude Lutherse Kerk (Amsterdam), vrijdag 16 juni Toef Jaeger in de Doopsgezinde Kerk (Haarlem). Wees erbij! Lees ook een fragment uit Alkibiades, Bob Kappens lyrische bespreking en de eerste indrukken van Roel Salemink, archeoloog en winkelchef.

Lees ook Bart van den Bosch' bespreking van Hilary Mantels Wolf Hall, en andere stukken over Mantels boeken bij ons In Memoriam, waaronder fragmenten en Fleur Speets besprekingen van Mantels boeken. Lees verder Jessica Krosinski over Grand Hotel Europawaaruit we ook voorpubliceerden. Eerder publiceerden we voor uit La Superba (Libris Literatuurprijs, E. du PerronprijsKANTL-prijs, Tzumprijs), en lichtte vertaalster Michelle Hutchison haar vertaling toe. We publiceerden ook voor uit Peachez en Maarten Dessing besprak Pfeijffers Brieven uit Genua.

Ik hoef u waarschijnlijk niet bij te praten dat Alkibiades een boek is over een Griekse strateeg uit de vijfde eeuw voor Christus. Door zijn vijanden werd hij gehouden voor een onbetrouwbare politieke intrigant, zo vertelt hij ons: het boek is door hemzelf geschreven. Hij werd door twee stadstaten ter dood veroordeeld en een Perzische satraap smeet hem in een kerker. ‘Ik geloof niet dat er in de geschiedenis van de Atheense democratie ooit een man is geweest die meer is geschaad door zijn eigen reputatie dan ik.’ In dit boek, Alikbiades noemt het papyrusrollen, doet hij een poging tot eerherstel: hij is misbegrepen. Bovendien gaat hij de Atheense democratie redden, de stad die hij als ‘mooie hoer’ bemint. Hij wil de ‘mannen van Athene’ (aan wie dit boek gericht is) overtuigen van zijn laatste strategische zet.

Het is een interessante historische tijd waarin Alkibiades leefde: Socrates schijnt door hem beïnvloed te zijn, Perikles stond nog even aan het roer, de tweede Peloponnesische Oorlog barstte uit, de Atheense democratie raakte in verval. Wat ons meteen brengt bij de grote parallel die Pfeijffer opmerkte toen hij de theorie van Protagoras bestudeerde over de cyclus van staatsvormen (democratie, oligarchie, monarchie): onze democratie lijkt verdomd veel op die van Athene en is net zo rijp voor het volgende stadium. Het Athene van Alkibiades werd bevolkt door populisten met eigenbelang (zie Poetin, zie Wilders, hoor je de schrijver terecht denken), terwijl - net als nu - democratische grondrechten werden opgevat ‘als een reden om individuele rechten op te eisen’. Daardoor verzopen debatten ook toen in futiel geharrewar om de onvrede te mobiliseren.

Ieder weldenkend mens deelt de zorg over de teloorgang van de democratie, of zoals de schrijver herhaaldelijk benadrukt, het ‘volatiele’ ervan (al is ‘Athenai’ slechts deels vergelijkbaar met de westerse sociaaldemocratie, alleen al vanwege de positie van vrouwen). Maar de ambitie om te waarschuwen maakt een boek niet plots tot roman. Het gaat erom wat je er literair mee dóet. Hoe boetseer je van die ideeën een geloofwaardige, onderhoudende historische roman? En hoe vorm je die ideeën zo om dat ze de lezer verontrusten?

Achilleshiel: de ‘echtheid’

Pfeijffer koos ervoor zo ‘echt’ mogelijk te schrijven. Het is het idee van Hadrianus’ gedenkschriften van Marguerite Yourcenar, die de verdwenen memoires van keizer Hadrianus schreef. Dit document, deze papyrusrollen, zouden onder het puin van een Atheens huis gevonden kunnen zijn. Om de indruk van die echtheid te versterken, besloot Pfeijffer de bronnen te respecteren en reproduceren. Het nawerk van bijna 170 bladzijden somt op welke daarvan hij gebruikte en legt per hoofdstuk uit hoe hij zo nauwgezet mogelijk bij de historische waarheid bleef. Maar, deze keuze levert literair-technisch problemen op.

Noodzakelijkerwijs betekent het iets voor de stijl. Iedere schrijver van historische romans breekt er zich het hoofd over: wat doe ik met de schrijfstijl uit mijn periode? Pfeijffer kiest ervoor zo dicht mogelijk bij de taal van zijn bronnen te blijven. Dan krijg je lange, vooral archaïsche zinnen, die een beetje oubollig en verheven aandoen door hun overvloedigheid en herhalingen. Het leidt tot afstandelijke beschrijvingen van veldtochten hier, zeeblokkades daar, geheel in analogie met ‘Thoukydides’, Xenophon, Plutarchus en consorten. Wat daarin vooral mist is de zintuigelijke beleving, de nabijheid. Direct dringt zich de vraag op hoe je een roman kunt schrijven wanneer je geschiedenisboeken nabootst, met als complicerende factor dat een aantal daarvan bovendien hagiografisch is, waardoor de hoofdpersoon overladen moet worden met complimenten.

Dat lost Pfeijffer zo op. Strategisch werkt hij sommige gebeurtenissen verder uit, bij voorkeur in korte dialogen of in hyperbolische zinnen waarin hij soms heel fraai sensatie op sensatie stapelt. Dan biedt hij een glimp van wat dit boek had kunnen zijn, maar wat het volgens Alkibiades’ eenzijdige afspraak met de ‘mannen van Athene’ niet zou mogen worden: literatuur. Immers, dit is een ‘waarachtig’ mea culpa. Hij zou zichzelf gaan tegenspreken: ‘Ik heb jullie geen literaire tooi, opschik en aankleding beloofd, maar niets dan de naakte waarheid’. Pfeijffer laat Alkibiades getrouw aan Plato een gesprek voeren met Socrates over politieke waarachtigheid, waarin ze constateren dat de leugen verpakt als waarheid het beste overtuigt. Dat zet het betoog van Alkibiades op losse schroeven: is dit nu ook een leugen? De (opzichtig) mooie stukjes in zijn verhaal gaan lijken op anachronismen in het geheel: het wordt wat baldadig. Het literaire ervan gaat wringen; Alkibiades haalt er zichzelf mee onderuit. 

Dan dat veren in de kont steken... Met heimwee denk ik tijdens lezing van dit boek aan Wolf Hall van Hilary Mantel, dé meester van de historische roman, tweemalig Bookerprize-winnaar, degene die de nieuwe standaard zette voor het genre. Haar hoofdpersoon, Thomas Cromwell, is net zo’n sluwe politiek strateeg die de geschiedenis veranderde als Alkibiades en hij is evenmin gespeend van eigenwaan. Maar van de schurk Cromwell ga je een beetje houden. Niet alleen omdat zijn blik gebrekkig is (we kijken enkel door zijn ogen) en zijn vijanden slimmer zijn dan hij, maar ook omdat hij zo verfijnd intelligent en drooggeestig is. Daartegenover steekt de humor van Alkibiades wel wat schril af. Zelfspot is Alkibiades vreemd. Het zijn heel cliché de vrouwen in het boek die hem als enigen ‘doorzien’. Pfeijffer deed zijn best om vrouwen een eerlijke rol te geven (hij geeft degelijke bronnen en vergat alleen de studies van onderzoeker Sarah Pomeroy te noemen). Alkibiades belijdt zijn waardering voor vrouwen echter meer met de mond dan met daden. Hij blijft toch de man die wel weet hoe het zit; híj orkestreert de geschiedenis (om zich vervolgens in te dekken door en passant te bekennen dat hij er eigenlijk geen vat op heeft). De twijfel groeit, over die zogenaamde eerlijkheid van Alkibiades. Je zou bijna denken dat hij zijn reputatie eer aandoet met al die opgesmukte platitudes. Het lijkt wel een spel, niet een verhaal dat verontrust.

Kwestie van perspectief

Aan de keuze voor echtheid kleeft nóg een grote uitdaging: de perspectiefwisselingen. De geschiedkundige bronnen zitten daarbij in de weg: die spreken vanuit een alwetende verteller. Om uit te breken in levendige scenes springt Pfeijffer van ik-verteller met een beperkte blik naar de alwetende toeschouwer, en weer terug. Dat gaat geregeld geforceerd: gebeurtenissen waarvan Alkibiades niets weet of waar hij niet bij was, worden voortdurend verpakt in een variant op ‘mijn informanten meldden mij’. Soms is het perspectief ronduit onmogelijk (‘Agis wachtte af. Er speelden drie mogelijke scenario’s door zijn hoofd’). Dat Alkibiades zo niets ontgaat, haalt de spanning uit het boek. Want voor Alkibiades dreigt nergens voelbaar gevaar, immers: he’s on top of things.  

Wat de spanning nog verder aantast, is het gretig etaleren van kennis (alsof Pfeijffer volledigheid nastreefde: moeten dan werkelijk álle bronnenflinters vermeld?). In combinatie met de geforceerde techniek gaat dat tegenstaan. Niet alleen regent het historische termen (wat komt een boel eten langs), we krijgen ook veel te veel geschiedenislessen voorgeschoteld: linkerflank, rechterflank. En ook: alweer een nieuwe papyrus-rol, alweer een ‘Zo sprak ik’, alweer een briljante strategie. Door het geregeld herhalen van wat de lezer eerder las, hoe historisch gefundeerd ook, vraag je je af of je voor een slecht verstaander wordt gehouden. Wat een contrast met Mantel. Zij praat je nergens bij omdat ze haar lezer even intelligent acht als zijzelf. De redundantie in Alkibiades kalft de geloofwaardigheid van de hoofdpersoon verder af: hij is dwangmatig aan het imponeren en wordt zo meer en meer de holle populist waarvoor hij waarschuwt. Het lijkt wel een socratische grap, maar een roman levert het niet op.

Alkibiades is dus een experiment. Best knap, dit spel, de wetenschappelijke lijst geraadpleegde boeken en artikelen is buitengewoon imposant, maar bottom line: het is bloedeloos. Het boek wil geen diepte krijgen, wérkelijk iets zeggen over het volatiele of het gevaar van populisten. Wil je een politieke boodschap overbrengen, dan helpt drammen niet. Dat had Alkibiades als strateeg toch moeten weten. Kijk naar de meester: Mantel verpakt haar politieke waarschuwingen subtiel in de handelingen van haar personages (het is show, not tell, weet u wel) en daarom werd haar trilogie een uitmuntende handleiding voor iedere politicus. Alkibiades blijft hangen in afstandelijke, grove streken en (historische) aforismen. In zoverre zou je kunnen zeggen dat de schrijver slaagde in zijn missie: ‘geloof niet in de woorden van de poseur’.

Tot slot een voorbeeld, waarvan er vele te vinden zijn:

‘Zonder verder nog één moment over een mogelijke alliantie met Perzië te spreken handelden de oligarchen naar hun hoop dat de Spartanen sympathie zouden hebben voor gelijkgestemden, die een einde hadden gemaakt aan het volatiele volksbewind, en dat de nieuwe constitutie in Athene een vergelijk met Sparta mogelijk zou maken dat hun landgoederen in Attika en hun financiële belangen in de zilvermijnen zou veiligstellen.’

Fleur Speet is literair recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum