Recensie: Een zeldzaam helder en leesbaar overzicht van Romeinse oorlogsvoering

02 april 2020 , door Diederik Burgersdijk
| |

Bij Uitgeverij Omniboek is een Nederlandse vertaling verschenen van Adrian Goldsworthy's Roman Warfare (2000): De Glorie van Rome. De klassieke kunst van het oorlog voeren. Het boek is het tiende in een reeks van vertalingen van Goldsworthy's werken in het Nederlands. Het succes van eerdere werken, waaronder biografieën van de beroemde Romeinse leiders Caesar (2009) en Augustus (2016), verklaart waarom nu teruggegrepen wordt op de eerste schreden op het literaire pad van een inmiddels gevestigde schrijver. Maar niet alleen de volledigheid rechtvaardigt de uitgave van een vertaling: het betreft hier een zeldzaam helder en leesbaar overzicht van een weerbarstig onderwerp als Romeinse oorlogsvoering.

N.B. Lees ook onze voorpublicatie uit De glorie van Rome.

Het boek behandelt grotendeels chronologisch alle aspecten van het leven in het Romeinse leger (soldaten, hun bewapening, samenstelling, organisatie, tactiek en techniek), maar ook de brede politieke context en historische lijnen waarin en waarlangs het leger zich bewoog. Het Romeinse leger, eenvoudig en herkenbaar als het klinkt, blijkt in Goldsworthy's behandeling een rijkgeschakeerde sociale klasse met een rijke cultuur, aangestuurd door toegewijde leiders die hun macht en wereldrijk ermee verwierven.

Hoe en waarom het Romeinse wereldrijk tot stand kwam

Goldsworthy's visie op het Romeinse leger wordt door een unieke eigenschap bepaald: een op agressie gebaseerde lust tot overwinning, en de volstrekte weigering zich gewonnen te geven. Als cruciaal moment, het ogenblik dat deze onvervreemdbare eigenschap het duidelijkst aan het licht kwam, wijst hij de slag bij Cannae in het jaar 216 v.Chr. aan: Hannibal versloeg weliswaar acht Romeinse legioenen op eigen grondgebied, waarbij één van de consuls sneuvelde, maar de Romeinen gaven zich tot ieders verbazing tegen het internationale gebruik niet gewonnen. Ze toonden veerkracht en herpakten zich, de finale aanval van de tegenstander bleef uit, en Rome vestigde zich als wereldmacht.

In de Romeinse ideologie speelde het begrip bellum iustum ('rechtvaardige oorlog') een belangrijke rol: de goden moesten welgezind zijn (de religieuze component) en er moest een daad van agressie door de beoogde tegenstander zijn begaan. Op eigen initiatief een oorlog beginnen gebeurde wel, maar altijd werd daar een rechtvaardigingsgrond aan verbonden, op straffe van veroordeling door de senaat, die toestemming diende te geven voor militaire expedities. In dit verband wordt de discussie aangehaald over de vraag hoe en waarom het Romeinse wereldrijk tot stand kwam: was dat het resultaat van een toevallige dan wel noodzakelijke uitbreiding van macht op uitnodiging van buurvolken, door internationaal politieke ontwikkelingen waarbij de sterkste boven kwam drijven? Of was er sprake van een doelbewuste agressie en drang tot uitbreiding, zoals vooral de oud-historicus William Harris (War and Imperialism, Oxford 1976) bepleitte? Het is duidelijk dat Goldsworthy deze laatste visie aanhangt.

Zoveel mogelijk oorlogsroem

De agressie komt voort uit het vroeg-republikeinse gebruik onder senatoriale families die, wanneer hun familiehoofd het jaarlijks wisselende consulaat bekleedde, in het betreffende jaar zoveel mogelijk oorlogsroem trachtte te vergaren. Bij het verslaan van een buitenlands volk werd het buitgemaakte oorlogstuig in Rome tentoongesteld, werden soldaten beloond met de opbrengst van plundering, en werd bij buitengewone verdienste een triomftocht toegekend. Op dat laatste aspect gaat Goldsworthy minder in dan anderen dat deden in de twee decennia na de oorspronkelijke versie in 2000, zeker sinds het spraakmakende The Roman Triumph van Mary Beard (2007). Wel wordt de platitude genoemd dat er vijfduizend slachtoffers gemaakt moeten zijn voor zo'n toekenning, een gegeven dat slechts één keer in de klassieke literatuur wordt genoemd door Valerius Maximus, en een triomftocht door reisgidsen en populaire boeken heeft gemaakt.

Naast een onveranderlijke wil tot overwinnen zijn er toch ook veel interne veranderingen te benoemen: de omvorming van een 'burgerleger', op basis van vrijwilligheid en beloning, tot een beroepsleger, traditioneel onder legerleider Marius, ca. 100 v.Chr., voltooid. En, in de latere oudheid, de nieuwe verdelingen en functies die werden ingevoerd, zoals in het begin van de vierde eeuw het verschil tussen veldlegers (comitatenses) en grenslegioenen (limitanei), of de benoeming van de legerfuncties van magister equitum en magister peditum (respectievelijk aanvoerders van de ruiters en van het voetvolk) onder keizer Constantijn. De rol van buitenlandse troepen veranderde gaandeweg, evenals de bewapening. Maar het Romeinse leger bleef wat het was: gericht op overwinning.

Begripsverwarringen

Een inmiddels twee decennia oud, maar nog altijd waardevol boek: dat verdient inderdaad een vertaling. Die vertaling is adequaat, en de vormgeving ook. Nieuwe Latijnse begrippen zijn cursief gedrukt, zodat bekend is of die bij eventuele latere voorkomens al zijn uitgelegd. Opvallend: barbaren, barbaars en onbeschaafd krijgen in het Nederlands aanhalingstekens waar die in het origineel niet staan. En 'Ad-hoccommandostructuur' is (een vertaling van 'ad hoc command structure') juist gespeld.

De vertaling blijft vaak dicht bij de Engelse brontekst. Dat is niet zo'n bezwaar als bijvoorbeeld superior vertaald wordt met 'superieur', mobility met 'mobiliteit' of uncomfortable met 'oncomfortabel'. Mooi Nederlands levert dat niet op (in vertaling zijn het romanismen geworden, waar die in het Engels de natuurlijke keuzes betreffen), maar ook geen fouten. Wel is dat het geval wanneer mercantile empire vertaald wordt met 'mercantiele grootmacht', of associated met 'associeerde', omdat dit in verkeerde connotaties resulteert. Verder moet cramped als het over soldatenlevens gaat niet 'bekrompen', maar dicht opeengepakt zijn. Als vertaling van de technische term moral shock is 'morele schok' minder goed dan mentale schok, vooral in onderscheid met fysieke schok.

Het klassieke vocabulaire is soms houterig: zo staat ergens 'de antieke oudheid' als vertaling van the ancient world, terwijl klassieke oudheid of antieke wereld gangbaar is. Zo ook de 'Julio-Claudische keizers', die in het Nederlands Julisch-Claudisch heten. Het 'latere Romeinse rijk' is doorgaans laat-Romeins. Vergilius schreef niet de Aeneas, maar de Aeneis, en een Romeinse generaal heet Aemilius Paullus en niet 'Aemilianus'. De appendices en bibliografie bevatten veel van dergelijke begripsverwarringen en soms moet Goldsworthy's karakteristieke Engelse brevity uitgelegd worden om het begrijpelijk te houden. Waar de schrijver iconisch vertelt: 'Caesar restored order with a single word, addressing them as "Quirites", civilians not soldiers', gaat er in de vertaling meer dan een stijlfiguur aan diggelen met 'Hij sprak hen aan met Quirites, burgers, in plaats van soldaten'. Dit alles doet niet af aan de algehele leesbaarheid, maar de glans van het origineel gaat wel verloren. Toch blijft het een goed boek, dat juist door zijn late vertaling in het Nederlands opnieuw zijn waarde kan bewijzen.

Diederik Burgersdijk is voorzitter van het NKV, docent klassieke talen aan het Cartesius Lyceum te Amsterdam, en docent Latijn en oude geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij schreef De macht van de traditie. Het keizerschap van Augustus en Constantijn [fragment] en De sluipwesp en de leliën [fragment]. Eerder dit jaar verscheen zijn vertaling vanuit het Latijn, in samenwerking met Peter Burgersdijk en Richard Haasen, van Cornelius Nepos' Macht en Moraal. nagelaten werk [fragment].

pro-mbooks1 : athenaeum