Recensie: Onrust in de decors

18 oktober 2018 , door Maarten Buser
| |

Wie Jan Baekes gedichten leest moet niet vroeg opgeven of zich laten ontmoedigen. Je wordt immers altijd beloond met intrigerende, rijke poëzie, die even gefragmenteerd als verleidelijk is. Dat blijkt weer in zijn nieuwste bundel, Houvastvergankelijkheidsleer, die vandaag bij Athenaeum Boekhandel & Nieuwscentrum gepresenteerd wordt.

N.B. De toegang tot de presentatie is gratis, aanmelden gewenst via [email protected]. We publiceerden ook voor uit Houvastvergankelijkheidsleer op Athenaeum.nl. En we publiceerden Henk van der Waals laudatio bij Seizoensroddel.

Het is een fascinerende titel, Houvastvergankelijkheidsleer: alleen door houvast naast vergankelijkheid te plaatsen, maar ook omdat ze de natuurwetenschappelijke, filosofische en religieuze associaties oproept (probeer eens niet te denken aan ‘godsdienstleer’). Bovendien is Baekes poëzie lezen ook altijd een vorm van houvast zoeken: aan toespelingen op historische feiten, min of meer anekdotische settingen, gedichten die naar elkaar verwijzen. Interpreteren is vaak net zoiets als een gegokt getal invullen in de sudoku om verder te komen. De titel van de nieuwe bundel roept daarom de vraag op of Baeke nu alle houvast laat varen en compleet abstracte, onbegrijpelijke poëzie heeft geschreven.

De scherven van meerdere werelden

Dat valt gelukkig mee. Houvastvergankelijkheidsleer is namelijk weer een typische Baeke geworden. Zijn bundels lijken gefragmenteerde werelden te zijn; niet eens de scherven van één wereld, maar van meerdere. Alles weer aan elkaar lijmen is onmogelijk. Zijn gedichten zijn bovendien praterig en schijnbaar incoherent, alsof je naar iemand luistert die steeds van de hak op de tak springt:

Vind je dat ook niet typisch zeggen ze
de volgende dag
als ze naast me staan te vragen
wat ik van hun nieuwe problemen vind.
Typisch toch vind je niet?

Er is een overvloed aan typisch.
Er is een overvloed aan mij
maar de avond is als alle andere avonden.
De zon moet nu toch bezig zijn onder te gaan.
Geen zon te zien.
En waar in die immense verte
is de horizon ook alweer?

Het gevoel van desoriëntatie versterkt Baeke door personen – soms bij naam, soms een ongedefinieerde ‘ze’ – op te voeren die niet eerder geïntroduceerd zijn, maar op een toon alsof de lezer wel weet wie het zijn (en dat weet-ie niet). Regelmatig lijken regels weinig meer met elkaar te maken dan dat ze toevallig in hetzelfde gedicht staan, alsof ze bij elkaar zijn geveegd. Vaak duiken er opeens regels of details op die het hele gedicht in een ander licht stellen. Het is genoeg om in te verdwalen, om soms behoorlijk gefrustreerd van te raken, maar er zijn steeds van die typische Baeke-formuleringen die je besluipen en die verleiden tot herlezen. Persoonlijke favoriet: ‘de meest onschuldige bewoners / zepen zich in met idolen.’

De houvast uit de titel verwijst naar allerlei soorten geloof die de gedichten bevolken: niet alleen in religieuze zin, maar ook de houvast aan (populistische) leiders, de vooruitgang, wetenschap en zelfs in het hebben van een gezamenlijke vijand (‘we zoeken een nieuwe nederlaag in een andere oorlog’). Ze vormen een kader om de wereld als een geheel te kunnen ervaren, en deze fragmentarische poëzie verzet zich daar juist tegen – prachtig samengevat in vier woorden: ‘Onrust in de decors.’ Een andere karakteristiek van Baekes poëzie is dat in zijn bundels thematische lijnen door elkaar lopen, die elkaar regelmatig aanraken. Ze zorgen, inderdaad, voor houvast.

Een kattenbelletje van Eva

Een belangrijke lijn in Houvastvergankelijkheidsleer is religie, door Baeke met lichte spot behandeld. Een van de gedichten, ‘Wat de dag betreft’, is bijvoorbeeld een kattenbelletje aan ene Eva (!), ondertekend met ‘Kusjes, Friedrich.’ De toon is quasi-lullig: het Paradijs is bijvoorbeeld een hotelkamer met zwembad. Ondertussen evoceert de naam Friedrich natuurlijk Nietzsche. Het is natuurlijk al geestig om hem samen met de eerste vrouw uit de Bijbel op te voeren, maar het gedicht neemt een verontrustende afslag. Hitler was immers door Nietzsche beïnvloed, en zijn geliefde heette Eva. Dat ondertussen de Holocaust eventjes aangestipt wordt, zal niemand ontgaan:

De plaats van alle toekomstige delicten, de hotelkamer
de caravan, overal waar ik de afgelopen nachten heb
doorgebracht, de lange vlucht het woord uit en Eva
met al haar ringen, alle tekens op haar bovenbeen.

Een rechterbovenbeen en Eva die zichzelf een uur
in het zwembad cadeau heeft gedaan.
Ik betaal de rekening op rekening van anderen.

‘Waarom zeg je niks over de minibar of het casino?’
Het donker neemt de vrijgekomen plekken in.
Eva is terug in de tekst die ze had durven verlaten.
‘Op een zeker punt kan je gewoon stoppen.’

We schrijven als de wegen ons scheiden.
Lieve Eva, ik blijf overal hangen en wat de dag betreft
het wordt een latertje. De dienstregeling staat in de oven.
De kleine zit thuis aan het evangelie. Kusjes, Friedrich.

‘Wat de dag betreft’ is daardoor misschien wel de beste demonstratie van Baekes fascinerende terloopsheid. In dat kattenbelletje komen namelijk veel van de thema’s van de bundel samen: religie, oorlog, leidersfiguren, geweld, populisme. Vooral dat laatste levert prachtige, aangrijpende regels op, zoals: ‘Hier en daar duisternis / maar stralend licht rond de mannen van nu / die ons de wereld cadeau willen doen.’
Het gedicht is gesitueerd in een kliniek waar patiënten zitten, mogelijk een ‘fysieke’ geneeskundige kliniek, maar waarschijnlijk een psychiatrische instelling. De verplegers worden opgevoerd als religieuze verschijningen, maar ook als de volksmenners die beloven dat alles goed zal komen. Maar ondertussen lukt het hen niet om hun volgelingenbestand uit te breiden, op die ongedefinieerde ‘we’ na: ‘De patiënten zijn bang van het licht / ze denken dat het een monster is.’ De slaapliedjes – de beloften – worden bovendien vals gezongen.

Zulke details geven je frisse moed om de bundel weer te lijf te gaan, waarin steeds nieuwe details opvallen en andere lagen blootgelegd worden. Houvastvergankelijkheidsleer is geen gemakkelijke bundel, maar wel een die erg rijk is en bovenal intrigeert. Bij Baeke liggen frustratie en fascinatie dicht bij elkaar, maar de laatste heeft uiteindelijk altijd de overhand.

Maarten Buser studeerde Nederlandse taal en cultuur, en letterkunde. Hij schrijft voor verschillende media over poëzie, kunst en popmuziek. Gedichten en essays van hem werden gepubliceerd in onder meer Awater, Het Liegend Konijn en de Revisor. In 2016 verscheen zijn eerste dichtbundel Club Brancuzzi bij uitgeverij Koppernik.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum