Recensie: Na twintig jaar een nieuwe roman van Roy, nu over Grote Dingen

06 juni 2017 , door Lodewijk Brunt
| |

Het heeft twintig jaar geduurd voordat Arundhati Roy na haar succesvolle debuutroman, The God of Small Things, haar tweede roman voltooide: The Ministry of Utmost Happiness (nu vertaald door Tjadine Stheeman en Lidwien Biekmann Het ministerie van opperst geluk). Maar haar lezers hebben in die tijd niet op een houtje hoeven bijten. De schrijfster is sinds 1997 geen moment uit het nieuws geweest en heeft inmiddels bijna tien boeken gepubliceerd: journalistieke reportages, politieke analyses. Ze heeft zich gemanifesteerd als een extreem kritische beschouwer van de Indiase politieke en sociale verhoudingen en is steeds meer op de voorgrond getreden als actievoerster. Roy heeft in de gevangenis gezeten, is met de dood bedreigd en gearresteerd voor overtredingen waarop levenslange gevangenis staat.

Simpele zielen

Als Ammu en Velutha elkaar in het geheim treffen en beminnen, aan het slot van The God of Small Things, beseffen ze dat ze zich tot de kleine dingen moeten beperken. Hun relatie, een moeder van twee kinderen en een man uit de kring van onaanraakbaren, is op zichzelf al gevaarlijk genoeg. 'The Big Things ever lurked inside,' schrijft Roy. 'They knew that there was nowhere for them to go. They had nothing. No future. So they stuck to the small things.'

In The Ministry of Utmost Happiness zijn de Grote Dingen daarentegen prominent aanwezig: de kwestie Kashmir, de strijd tegen corruptie, oud-premier Manmohan Singh, Sonia Gandhi, Bhopal en de gifexplosie van Union Carbide, Narendra Modi en zijn hindoefundamentalistische stoottroepen, de uitbuiting van de 'achtergebleven kasten', de toenemende overheersing van het roofkapitalisme passeren in haar nieuwe roman de revue, zij het soms in bedekte termen. Allemaal kwesties waarover Roy zich de afgelopen decennia heeft opgewonden.

Premier Modi wordt geen enkele keer met name genoemd, hij is Gujarat ka lala: het liefje van Gujarat. Anna Hazare, de grote aanklager van alle corruptieschandalen in India, is een naïeve dromer in hongerstaking. Manmohan Singh is de 'timid little Prime Minister' en zijn voorganger Atal Bihari Vajpayee de 'lisping Poet-Prime Minister'. Zelfs de zangeressen Lata Mangeshkar en haar zuster Asha Bhosle verschijnen even op het toneel in de gedaanten van Rasoolan en Kesar Bai. Door al die mystificaties is het soms moeilijk de lijn van het verhaal te volgen. De romanfiguren zélf zijn voornamelijk simpele zielen, hun verband met de Grote Dingen is vergezocht.

Een verdwaald kind

Roy vertelt in feite twee verhalen: dat van een groepje hijra's (eunuchen) in New Delhi en dat van een liefdesgeschiedenis in het door terrorisme geteisterde Kashmir. Anjum is de hoofdpersoon van het eerste verhaal: ze begint haar eigen gharana (familie) achterin een begraafplaats, waar stukje bij beetje eerst een hutje wordt gebouwd, dan twee en vervolgens een kleine vestiging met tal van kamers, gasten, honden, katten en kinderen. Het Jannat Guest House: pension Het Paradijs. Gevestigd op grafstenen. De verbindende schakel tussen dit schilderachtige groepje en de gebeurtenissen in Kashmir is Tilo. Ze is de minnares van een strijder voor onafhankelijkheid (azari). De hijra's hebben (tijdens een massale manifestatie van Hazare) een verdwaald kind opgevangen dat door haar moeder in de steek is gelaten. Ze brengen het meisje naar Tilo, die met kind uiteindelijk bij de hijragemeenschap intrekt.

Roy doorsnijdt haar verhalen met uitvoerige subplots, waarbij talrijke personages betrokken zijn, die vaak ieder weer diverse bijnamen hebben (een manier van doen die we herkennen uit Roys eerste roman), Tilo heeft er bij voorbeeld vier. Kleurrijk, exotisch, zeker, maar soms ook verwarrend en langdradig. De passages over Kashmir zijn beangstigend. Roy is daar sterk op dreef, al herken je zonder moeite haar journalistieke reportages, bij voorbeeld uit Listening to Grasshoppers.

Van dik hout zaagt men planken

Als Tilo wordt gearresteerd, door een eenheid van het Indiase bezettingsleger, komt ze terecht in een soort werkschuur, uitgerust met een paar werkbladen voor de timmerman, hamers, schroevendraaiers, tangen, touwen, cementen pilaren, pijpen, een bak smerig water, jerrycans met petroleum, elektriciteitsdraden, koevoeten, scheppen. Geen gereedschappen voor de eerlijke ambachtsman, maar martelwerktuigen.

'Tilo knew that the pillars were the instruments of the most favoured form of of torture in Kashmir. They were used as "rollers" on prisoners who were tied down while two men rolled the pillars over them, literally crushing their muscles. More often than not, "roller treatment" resulted in acute renal failure'.

De Roy van The God of Small Things is een verfijnd styliste, maar die van The Ministry of Utmost Happiness is grover: van dik hout zaagt men planken. De schrijfster is cynisch over de wereld, in het bijzonder over India, dat ze lijkt te beschouwen als een half- of zelfs héélfascistische staat. Haar beschrijving van de alledaagse beslommeringen in de hijra-gharana is bij tijden warm en geestig, haar gevoel voor magisch-realisme komt hier overtuigend tot uiting. Ook de geheime ontmoetingen in een afgelegen woonboot tussen Tilo en haar minnaar zijn af en toe met veel gevoel opgeschreven. Maar zodra de Grote Dingen ter sprake komen, wordt Roys proza geforceerd en bombastisch. Velen hebben uitgekeken naar deze roman, maar misschien hebben ze twee decennia voor niets gewacht.

Lodewijk Brunt is India-kenner.

pro-mbooks1 : athenaeum