Recensie: Eenieder een droeve last

16 oktober 2017 , door Ruth Kief
| | |

Morgen wordt de Man Booker Prize for Fiction, de bekendste prijs voor Engelstalige literatuur, uitgereikt. Onder de genomineerden dit jaar zijn Paul Auster (4321), Mohsin Hamid (Exit West) en Ali Smith (Autumn) maar Britse gokkers zetten massaal hun geld in op George Saunders en diens romandebuut Lincoln in the Bardo (Lincoln in de bardo, in de vertaling van Harm Damsma en Niek Miedema). Ik geef ze geen ongelijk. Saunders' roman is buitengewoon fantasierijk én ontroerend.

Update 17 oktober: Saunders won de Booker!
Lees hier het eerste hoofdstuk uit de Nederlandse vertaling!

In 1862, het eerste jaar van de Amerikaanse burgeroorlog, overleed Willie Lincoln, het elfjarige zoontje van president Abraham Lincoln. Uit ooggetuigenverslagen is bekend dat de rouwende Lincoln de nacht volgend op Willies bijzetting op het Oak Hill Cemetery grotendeels in diens graftombe doorbracht. In Lincoln in the Bardo doet Saunders op geheel eigen wijze verslag van die donkere uren.

Terug naar huis

Bardo is een term uit het Tibetaanse dodenboek en wordt door boeddhisten gebruikt om een transitie aan te duiden, meestal de periode tussen sterven en reïncarnatie. Saunders geeft in de roman een heel eigen draai aan dit begrip, zijn bardo wordt bevolkt door doden die nog te zeer aan het leven gehecht zijn om tot het hiernamaals toe te treden. Het zijn op de begraafplaats residerende entiteiten, bij nacht vrij om tussen de zuilen te scharrelen en praatjes met elkaar te maken maar overdag gedwongen om in hun wegterende lichaam te verzinken.

De doden in bardo zijn vergeten dat ze gestorven zijn en wachten op het moment dat ze verder kunnen met hun leven, tot ze datgene kunnen doen wat ze nog zo graag hadden willen doen. De drukker Hans Vollman staat bijvoorbeeld te popelen om terug te keren naar zijn mooie, veel jongere vrouw die hem na een jaren durend vriendschappelijk huwelijk eindelijk liet weten dat ze dan nu toch wel graag met hem vrijen zou. En de wachtende Roger Bevins III, een door liefdesverdriet en schuldgevoel gekwelde homoseksueel, sneed zijn polsen door maar realiseerde zich vlak voor hij bezweek dat hij het leven toch omarmen wil. En dan is er Willie, die zo graag weer naar huis terug zou gaan.

Waar Vollman, Bevins en de anderen eeuwen in deze geestachtige toestand door zouden kunnen brengen, blijkt al snel dat dit voor Willie niet geldt. Als een kind niet vlug de oversteek naar gene zijde maakt, wacht het een verschrikkelijk lot. De doden besluiten daarom om Lincolns zoon te helpen.

Kakafonie

Deze passages over de bardo, waarin we kennismaken met meer dan honderd personages, worden afgewisseld door hoofdstukken waarin Saunders korte stukken uit werkelijke historische verslagen van Lincolns presidentschap, Willies ziekbed, zijn dood en de dagen daarna onder elkaar zet. Je zou Lincoln in the Bardo daarom een kakafonische roman kunnen noemen. Aanvankelijk stoorde me dat en moest ik de neiging om haast te maken onderdrukken - maar op een gegeven moment kreeg ik een idee waar het Saunders, naast het schetsen van de historische context, om te doen is. Lincoln in the Bardo is een moraalroman à la Dantes Divina Commedia, maar dan een met een moderne, humanistischere, moraal.

Meer dan eens leggen mensen, zowel in de verslagen als in de bardopassages, tegenstrijdige verklaringen af. Alleen al over de kleur van Lincolns ogen lijkt niemand het eens te zijn. Door die meerstemmigheid kijk je kritisch naar overlevering maar het geeft ook de fantastische bardopersonages in een en dezelfde beweging een glans van realisme, het maakt dat je met de verschillende personages mee gaat bewegen. En dan heeft Saunders je waar hij je hebben wil. Hoe onwaarschijnlijk zijn vertelling ook is, de boodschap komt binnen.

Hetzelfde schuitje

Langzaamaan laat Saunders zijn personages naar elkaar toe bewegen. De doden kunnen zich in het lichaam van een levende ophouden, zo blijkt wanneer Willie op een bepaald moment in zijn vader stapt. Ze kunnen geen invloed op de levenden uitoefenen (of misschien toch een heel klein beetje?) maar ze kunnen wel voelen hoe het is om iemand te zijn. En Bevins en Vollman ontdekken dat ze zich in elkaar kunnen verstrengelen en dat dan iets soortgelijks plaatsvindt. 'So many years I had known this fellow and yet had never known him at all,' zegt Bevins hierover. 'It was intensely pleasurable,' vult Vollman zijn vriend aan. 'I would never fail to fully see him again: dear Mr. Bevins!'

Dit vond ik het sterkst aan Saunders' roman, dat hij ons er nog eens op wijst hoe wezenlijk het is dat we echt kijken, naar die dingen in onszelf waar we liever van wegkijken, maar ook, of misschien vooral, naar de ander. En als we ons in het perspectief van de ander verplaatsen dan zien we hoe hij anders is, de schoonheid daarvan, én, tegelijkertijd, hoezeer hij op ons lijkt. Tegen het eind van de roman denkt Lincoln:

'His mind was freshly inclined toward sorrow; toward the fact that the world was full of sorrow; that everyone labored under some burden of sorrow; that all were suffering; that whatever way one took in this world, one must try to remember that all were suffering (none content; all wronged, neglected, overlooked, misunderstood), and therefore one must do what one could to lighten the load of those with whom one came into contact; that his current state of sorrow was not uniquely his, not at all, but, rather, its like had been felt, would yet be felt, by scores of others, in all times, in every time, and must not be prolonged or exaggerated, because, in this state, he could be of no help to anyone and given that his position in the world situated him to be either of great help or great harm, it would not do to stay low, if he could help it.

Zijn geest neigde wederom naar dróéfenis, naar het feit dat de wereld vol droefenis was, dat eenieder een droeve last te dragen had, dat allen onder iets gebukt gingen, dat men, welk pad men in de wereld ook koos, moest trachten niet te vergeten dat allen onder iets gebukt gingen (niemand was tevreden, allen was onrecht aangedaan, allen voelden zich tekortgedaan, veronachtzaamd, vergeten, onbegrepen) en daarom moest eenieder doen wat in zijn vermogen lag om de last diergenen met wie men in aanraking kwam te verlichten, omdat zijn huidige staat van droefenis niet alleen voor hem gold, integendeel, dat iets soortgelijks was gevoeld, zou worden gevoeld, door menige ander, de ganse tijd, in elke tijd, en niet moest worden verlengd of overdreven, omdat hij in deze staat niemand tot hulp kon zijn, en dat hij, gegeven het feit dat zijn positie in de wereld met zich meebracht dat hij ofwel van groot nut kon zijn ofwel grote schade kon aanrichten, niet somber mocht blijven, als dat enigszins kon.'

Het is een buitengewoon droevige overpeinzing maar op een bepaalde manier toch ook troostrijk. Uiteindelijk zitten we allemaal in hetzelfde schuitje.

Ruth Kief is webboekverkoper bij Athenaeum.nl en coördinator van De Nieuwe Garde.

pro-mbooks1 : athenaeum