Recensie: De rechten en verhalen van de wolf

04 oktober 2017 , door Daan Stoffelsen
| | | |

Wat kunnen we voor onze mededieren betekenen? In haar prikkelende essay De soldaat was een dolfijn onderzoekt Eva Meijer of dieren politiek kunnen handelen. Ze kunnen communiceren, ze kunnen zich verzetten, ze kunnen zich aanpassen - waarom zouden wij mensen dat niet als volwaardige uitingen van individuen en gemeenschappen accepteren? Moeten we ze niet meer rechten gunnen? Zulke vragen stelt ze, en ze denkt dat filosofen en kunstenaars kunnen helpen bij de antwoorden. Filosofen zoals Ton Lemaire met zijn essaybundel Onder dieren? Schrijvers zoals Dik van der Meulen, wiens Kinderen van de nacht nu voor de Wolkersprijs genomineerd is? Vandaag vieren we de wolf.

De theorie

Eva Meijer is een schrijver om in de gaten te houden. Met haar vorige non-fictiewerk Dierentalen [onze recensie] haalde ze de shortlist van de Socratesbeker en met haar roman Het vogelhuis [fragment] won ze de BNG Publieksprijs [ons interview met haar naar aanleiding van de prijs] en stond ze op de longlists van de Libris en ECI Literatuurprijzen. Het was haar derde, na Het schuwste dier en Dagpauwoog [fragment]. Er is grote verwantschap tussen die boeken, ze onderzoeken hoe we ons tot dieren kunnen verhouden, maar de vorm verschilt sterk. Het vogelhuis is een kalme, sympathieke, uitstekend geschreven roman over een jonge violiste die besluit zich af te zonderen met een gemeenschap van vogels. Ik kan hem u van harte aanbevelen. Het is Eva Meijers fictiebenadering van Len Howard, een amateurvogelonderzoekster (1894-1973), en die noemt ze ook in De soldaat was een dolfijn. Howards omgang met de medebewoners van haar tuin en huis kan, stelt ze, als voorbeeld dienen voor een ander perspectief op dieren.

Niet-menselijke dieren, moet ik natuurlijk zeggen, en dat is een van de aantekeningen die te maken is bij De soldaat was een dolfijn: het is heel precies geformuleerd, wat leidt tot weinig toegankelijke zinnen als: 'Donaldson en Kymlicka gaan net als de dierenrechtendenkers die ik eerder besprak uit van het idee dat niet-menselijke dieren recht hebben op onvervreemdbare rechten, omdat ze belangen hebben die voor hen het meest tellen.' Die precisie is verklaarbaar, dit boek komt voort uit Meijers proefschrift.

En je vergeeft het haar makkelijk, want het is theoretische taal die een basis legt voor het denken over negatieve en positieve rechten (niet gemarteld te worden tegenover landbezit), over gemeenschappen (zijn huis- en boerderijdieren geen medeburgers?), over gelijkwaardigheid en hiërarchie (zagen we vrouwen en zwarten altijd als gelijk aan witte mannen? Moeten we het menselijk perspectief niet laten varen in het denken over dieren?) en over politieke deliberatie (een proces van telkens opnieuw communiceren op weg naar een besluit). Haar afsluitende casus, van de ganzen versus Schiphol, is een aantrekkelijke, maar daar komt nu juist de oproep tot nieuwsgierigheid en experiment, tot inzet van filosofen en kunstenaars, en dat bevredigt niet. Hoe kunnen we tot een vorm van overleg komen met ganzen? Dat zou een kunststuk worden en Meijers voorwerk blijft puur academisch.

Kennis

Dat geldt niet voor de anekdotes over dolfijnen, olifanten, orang-oetans en zelfs wormen die ze verzameld heeft - daarmee ondersteunt ze haar theorie overtuigend. Onderzoek is nodig, begrip is nodig, empathie essentieel, dat begrijp je als lezer wel. Een soortgelijk punt als Meijer maakte Ton Lemaire eerder dit jaar met zijn boek Onder dieren. Voor een diervriendelijker wereld. Aan de hand van een zevental diersoorten (van wolf tot hond, via prieelvogel en bij) en encyclopedische feitjes over hen laat hij zien hoe sociaal en communicatief dieren zijn, om vervolgens stelling te nemen tegen het eten van vlees en voor dierenrechten.

Zeer behartigenswaardig en overtuigend, zij het dat Lemaires keuze van voorbeelden nogal willekeurig aandoet, zijn stijl nogal omslachtig is ('Goed beschouwd is het eigenlijk merkwaardig te noemen dat de wolf zo'n slechte naam had.'), en de vijfhonderd pagina's makkelijk gehalveerd hadden kunnen worden als hij voorbeelden, analyse en stellingname beter geïntegreerd had.

De casus

Nee, dan slaagt Dik van der Meulen er beter in de gelijkwaardigheid van een mededier aan te tonen. Hij schrijft soepeler, persoonlijker en verhalender. En verhalen, zoals in Het vogelhuis, helpen de dierenzaak. Dieren worden in goede literatuur complexe personages, niet altijd voorspelbaar maar wel volwaardige bespelers van het publiek, en daarin kun je je inleven.

Filosofischer: in Meijers begrippenkader zouden wolven soevereine gemeenschappen vormen, met eigen rechten op leefgebied, maar niet op burgerschap. Hoe we tot zo'n idee gekomen zijn, wordt glashelder in Van der Meulens boek. De 'kinderen van de nacht' waren gelijken van de vroegste mensen, vleeseters bovenaan de voedselketen, en op enig moment ook hun metgezellen - dat zijn de voorouders van onze honden. Veel later werden ze als plaag gezien, gulzig, verraderlijk. Ze werden uitgeroeid in West-Europa.

Van der Meulen diept de verhalen uit die donkere eeuwen op, en relativeert ze. Hij analyseert het sprookje van Roodkapje. Hij leest en duidt literatuur (maar gaat jammer genoeg minimaal in op Sarah Halls geweldige roman The Wolf Border [recensie | fragment | toelichting van de vertaler]). Hij volgt de hernieuwde opmars van de wolf in Nederland, en de recentste wetenschappelijke inzichten: de wolf leeft in groepen, veel minder hiërarchisch dan gedacht, met paren in the lead. Maar vooral zoekt Van der Meulen de wolven op, en probeert hij duidelijk te krijgen waarom die dieren hem - en vele anderen - zo fascineren. Dat werkt aanstekelijk.

'926 F verdwijnt tussen de bomen. Na enkele minuten - maar het lijkt een eeuwigheid - zien we haar weer als ze het bosschage verlaat en in de richting van de weg begint te dalen. [...] Wie het sein heeft gegeven, weet ik niet, maar plotseling raken de wolfers, een enkele veteraan uitgezonderd, buiten zinnen. Ze stormen naar voren, naar de autoweg, om maar zo dicht mogelijk bij de wolven te kunnen zijn. Terwijl ik meehol met de dol geworden meute, realiseer ik me dat de tranen van ontroering over mijn wangen lopen. Een wolf, mijn wolf, mijn eerste wilde wolf!'

Dichtbij het wilde dier zijn, daar zit een spanning in die Van der Meulen onderkent. Ja, de wolf heeft die negatieve rechten al in Europa, we mogen hem niet zomaar doden, maar gunnen we het dier wel de ruimte die hij nodig heeft? Kan hij samenleven met onze boerderijdieren? Past hij op de Veluwe of in de Oostvaardersplassen? En hoe bespreken we de grenzen daarvan? Er zijn nog veel verhalen nodig, nog veel filosofie en nog veel politiek. Maar de basis ligt er, bij schrijvers als Meijer en Van der Meulen.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en redacteur van Revisor.

pro-mbooks1 : athenaeum