Recensie: Acht levens en een rode eeuw

17 januari 2017 , door Jerker Spits
| |

Nino Haratischwili werd in 1983 geboren in Georgië en woont in Duitsland. Ze schreef de roman Het achtste leven, die de gehele twintigste eeuw omspant. De roman is in Duitsland een van de meest geprezen boeken van de afgelopen jaren. Het achtste leven is een roman van een haast Tolstojaanse omvang over liefde en haat, aanpassing en verraad. De vrouwen gaan ten onder aan brutale mannen en wodka of worden door Stalins trawanten gedood. In het beste geval vertrekken ze naar het buitenland om hun dromen te verwezenlijken. De mannen zoeken de centra van de macht op en vertrekken naar Moskou. 

Rusland en Georgië

Haratischwili vertelt in meer dan twaalfhonderd bladzijden over zes generaties van de Georgische familie Jasji. Ze vertelt over de Russische Revolutie van 1917, de terreur van de jaren dertig onder Stalin, de Tweede Wereldoorlog en de burgeroorlog in Georgië in de jaren negentig. Tijdens het lezen van deze omvangrijke roman raak je onder de indruk van Haratischwili’s vermogen de politieke en culturele geschiedenis van Rusland en Georgië met die van haar personages te verbinden. Het is knap hoe Haratischwili als jonge schrijfster in staat is zo beeldend en geloofwaardig over het leven van de generatie van haar grootouders te schrijven.

Achterplaatsen, zolders en kelders

De roman begint omstreeks 1900 met de geboorte van Stasia Jasji, de dochter van een welvarende chocoladefabrikant. De vrouwen zullen zijn recept van generatie op generatie doorgeven. Stasia trouwt op jonge leeftijd; haar man Simon wordt vlak voor de Russische Revolutie gesommeerd naar Sint Petersburg te vertrekken. Luitenant Simon Jasji beschrijft hoe Tsaar Nicolaas door boeren naar het front te sturen een fatale fout maakte: ‘Want hij bedacht niet dat deze boeren daar met soldaten en hun ideologieën in contact kwamen en door het socialistische gedachtegoed aangestoken werden, om na hun terugkeer in hun dorpen deze tsaarvijandige ideologie verder te verspreiden.’ Harataschwili schrijft ook over Stalin in de jaren dertig – ‘de willekeur, waarmee hij om zich sloeg, als een draak die zijn vuur niet meer controleren kan’ – en over de rebellie van jongeren in de jaren tachtig, in de nadagen van de Sovjet-Unie:

‘Het waren de subversieve poëzieavonden in achterhuizen, zolderkamers en kelders. Je moest wel flink “anti” zijn om tot die illustere kringen door te dringen. Het beste was als je het aan de stok had met de politie. In die keukens, zolderkamers en kelders had je de geblondeerde meisjes met donkere kringen onder hun ogen, die vaak iets in hun dunne, met gedroogde bloemen versierde notitieboekje schreven en zich enorm uitsloofden om afwezig en wereldvreemd over te komen. Je had de jongens die enthousiast, met speeksel in hun mondhoeken, subversieve poëzie voordroegen, waarbij niemand precies kon zeggen welke graad van subversiviteit je moest bereiken om koning van die achterhuizen, zolderkamers en kelders te worden.’

Het verhaal van de familie Jasji wordt verteld door Niza, de achterkleindochter van Stasia. Niza heeft gebroken met Georgië: ze is naar Duitsland vertrokken om een proefschrift te schrijven. Knap is hoe Haratischwili de overgang naar het Duits van Niza beschrijft. Eerst is die taal voor haar ‘ijzig en bitter’, daarna verandert zij ‘in donkergroen mos, en later, veel later, smaakte het Duits naar rijpe kastanjes en naar hoogte, ja naar een duizelingwekkende hoogte’.

Een wonder zo groot als een baksteen

Nino Haratischwili werd in 1983 in het Georgische Tbilisi geboren. Als student vertrok ze naar Duitsland. Haar debuutroman Juja (2010) werd al genomineerd voor de Deutscher Buchpreis. Het achtste leven, dat in 2014 in het Duits verscheen, ontving lovende kritieken. ‘Fenomenaal’ noemde de Duitse literatuurcriticus Volker Weidermann de roman in de Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung. Der Spiegel prees de roman aan als ‘een haast soap-achtige pageturner’. 

Soapachtig en een tikje sentimenteel is de roman misschien ook wel, met het wel en wee van zes generaties en de opdracht van Niza aan haar nichtje Brilka, de jongste telg van de familie:

‘Ik heb deze regels te danken aan eeuw die iedereen heeft bedrogen en misleid, iedereen die hoop koesterde. Ik heb deze regels te danken aan oneindig veel vergoten tranen, ik heb deze regels te danken aan mijzelf, omdat ik mijn vaderland verliet om mijzelf te vinden en mezelf toch meer verloor, maar ik heb deze regels vooral te danken aan jou, Brilka. Wat ons verbindt is een eeuw. Een rode eeuw.’

Het achtste leven is na Frank Witzels Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht (820 bladzijden in het Duitse origineel) en het ook niet al niet bescheiden Kruso van Lutz Seiler (480 bladzijden) de derde omvangrijke Duitse literaire roman van de laatste jaren. Elly Schippers en Jantsje Post tekenden voor de vertaling in natuurlijk Nederlands.

Belangrijker dan die omvang, die sommige lezers misschien wat doet aarzelen, is de kwaliteit: of het verhaal stilistisch sterk en geloofwaardig is, of het je andere beelden laat zien dan die je al kende, of het boek je gevoel en je kennis verrijkt. En dat is het geval, alleen al doordat Haratischwili over een ons onbekend land schrijft. De Duitse boekhandel, gelukkig met de kwaliteit en de verkoop van Het achtste leven, noemt de roman terecht een ‘wonder zo groot als een baksteen’.

Jerker Spits is germanist. Hij schrijft voor Trouw en De Groene Amsterdammer en schreef een korte cultuurgeschiedenis van Duitsland.

pro-mbooks1 : athenaeum