Leesfragment: Waar gaan we eigenlijk heen

19 februari 2024 , door Toon Tellegen & Thé Tjong-Khing
| |

Het is de Week van het Korte Verhaal. Tijd voor een verhaal uit de nieuwe Toon Tellegen, Waar gaan we eigenlijk heen, geïllustreerd door Thé Tjong-Khing. Lees ‘Alles denken’ en koop dat boek.

Lopend naar de verte stuiten de eekhoorn en de mier op een muur, waarachter niets blijkt te zijn. Niets? Dat kan niet, er moet toch iets zijn. Voor ze het weten raken ze verstrikt in een gesprek over iets en niets, over oneindigheid en over dat je alles kunt denken wat je maar denken wilt. ‘Alleen elkaar wegdenken kunnen we niet. Alles kan, maar dat niet.’

Toon Tellegen vulde zijn dierenverhalen over filosofische onderwerpen aan met verhalen die ons ontroeren, aan het denken zetten en laten lachen. Thé Tjong-Khing maakte er fantasievolle, kleurrijke tekeningen bij.



 

Alles denken

Het was een warme dag in het begin van de zomer.
De eekhoorn en de mier liepen door het bos.
Het was nog vroeg en er glinsterde dauw op de takken van het struikgewas, terwijl hoog in de populier de lijster zong. De mier had het over denken. ‘Ik kan alles denken, eekhoorn, alles wat ik maar wil,’ zei hij.
De eekhoorn zei niets.
‘Noem maar iets wat ik niet kan denken,’ zei de mier en hij keek naar de eekhoorn. Maar de eekhoorn keek voor zich, snoof de geur van hars en seringen in zich op en kneep zijn ogen telkens even dicht.
‘Dat jij heel groot bent,’ ging de mier verder, ‘en dat de olifant tegen je opklimt en boven op je hoofd een pirouette maakt en dan “Hola!” roept en langs jou naar beneden valt: denk je dat ik dat niet kan denken? Ach... dat denk ik zo! Of dat je heel klein bent en op mijn achterhoofd zit? Wat doe je nou? Je kriebelt! En dat je je langs mijn hals naar beneden laat zakken en verdwaalt en ten einde raad maar naar voren kruipt tot op het puntje van een van mijn voelsprieten... hier... vlak voor mijn ogen...? Daar draai ik mijn hand niet voor om, dat denk ik allemaal met het grootste gemak.’
Ze liepen langs de linde en de berk, langs de rozenstruik, knikten naar de egel die in zijn deuropening stond en sloegen bij de braamstruik rechts af. ‘Je hebt zoveel soorten denken, eekhoorn,’ ging de mier verder, ‘daar heb je geen weet van.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Neem indenken. Ik kan me alles indenken. Noem maar iets en ik denk het me meteen in. Eenzaamheid met honing. Vliegende oceanen. De maan met keelpijn... Of uitdenken. Ik kan alles uitdenken wat ik maar wil.’ Hij keek even opzij naar de eekhoorn. ‘Nee, eekhoorn, denken heeft geen geheimen voor mij.’
Ze staken de open plek in het bos over, liepen langs de eik.
‘En dan doordenken,’ ging de mier verder. ‘Ik kan verder doordenken dan tot oneindig. Of je het gelooft of niet. Noem maar iets en ik denk er voorbij. Ik denk zo ver dat je mijn gedachten niet meer kunt zien. En terugdenken. Weet je dat ik kan terugdenken tot vóór de eerste seconde?’

Uit: Toon Tellegen, Thé Tjong-Khing, Waar gaan we eigenlijk heen?

Hij keek weer even naar de eekhoorn. Maar de eekhoorn keek naar de kamperfoelie die tussen de takken van de vuurdoorn bloeide, en naar de zwarte specht die driftig op de stam van de eik roffelde.
‘En wat denk je van overdenken?’ zei de mier. ‘Wat ik allemaal niet overdenk... En toedenken. Ik kan iedereen alles wat mooi en lelijk is toedenken. En dan heb ik het nog niet eens over wegdenken. Ik kan alles wegdenken. De zomer? Ik denk hem weg en ik sta te rillen, eekhoorn. Koud! Koud! Of de tijd. We lopen altijd door en het blijft altijd vandaag, altijd nu. Of ik denk de tor weg. De wereld zonder tor. Niets aan. Of de wereld zonder olifant. Ik kan iedereen wegdenken. Iedereen!’
Hij zwaaide met een voorpoot in de lucht.
Ze waren bij de wilg gekomen, aan de oever van de rivier. Daar gingen ze in het gras zitten en leunden achterover.
De zon was boven de bomen uit geklommen.
De mier zuchtte even en zei niets meer.
Ze keken naar het glinsteren van het water en luisterden naar het ruisen van de bladeren van de wilg en het zachte kabbelen van de golven.
Toen draaide de eekhoorn zich naar de mier toe en vroeg: ‘Kun je míj ook wegdenken, mier?’
‘Jou?’ De mier sprong overeind, zweefde even ondersteboven door de lucht en plofte neer op de grond.
Hij bleef op zijn rug liggen en dacht heel diep na, fronste alle rimpels die hij op zijn voorhoofd had, zwaaide met al zijn poten en voelsprieten en zei toen zachtjes: ‘Nee, jou niet.’
‘Ik jou ook niet,’ zei de eekhoorn.
De mier draaide zich om en ging weer naast de eekhoorn zitten.
‘Wij kunnen elkaar niet wegdenken,’ zei hij. ‘Alles kan. Maar dat niet.’
Daarna zeiden ze niets meer en keken naar het water, waaruit de karper af en toe verbaasd zijn kop omhoogstak. Zo zaten ze die dag bij elkaar aan de oever van de rivier. Ze voelden zich vredig en tevreden, of eigenlijk meer dan dat. Gelukkig. Maar het was nóg meer dan dat. Ze wisten er geen woord voor te bedenken. Ze schoven dicht tegen elkaar aan en dachten na.

 Copyright teksten © 2023 Toon Tellegen
Copyright illustraties © 2023 Thé Tjong-Khing

pro-mbooks1 : athenaeum