Leesfragment: Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij

| |

Dinsdag 7 mei om 17.30 wordt Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij. Van overtocht tot opstand, samengesteld door Karwan Fatah-Black en Camilla de Koning, gepresenteerd bij Athenaeum Boekhandel Zuidoost. Wij publiceren voor. Lees een fragment en reserveer!

Over het Nederlandse slavernijverleden bestaan honderden kilometers archief, maar zelden komen daarin de mannen, vrouwen en kinderen die gedwongen in slavernij leefden aan het woord. Op basis van soms niet meer dan een snipper archiefmateriaal weten Karwan Fatah-Black en Camilla de Koning de dagelijkse realiteit van de Atlantische slavernij bloot te leggen.

Zo lezen we over de gruwelen van de overtocht, de publieke veiling en het brandmerken, het dagelijks leven op de plantage en de positie van (vroed)vrouwen in de koloniale wereld. Ook volgen we de vaak frustrerende pogingen van slaafgemaakten om zich langs legale weg te bevrijden en de lotgevallen van hen die kozen voor vlucht of opstand.

Ooggetuigen van de Nederlandse slavernij geeft ons een nieuwe kijk op het slavernijverleden vanuit eeuwenlang verzwegen perspectieven.



 

1
Het perspectief van de ongehoorde getuigen

Op 23 mei 1772 beklaagde kapitein Jan Sap zich over een ‘bedroefd reijze’ die hij met zijn slavenschip Vrouwe Johanna Cores van West-Afrika naar Suriname en de nabijgelegen kolonie Essequibo had gemaakt. Door een lek in de romp van het schip was er zeewater naar binnen gelopen en was het voedsel aan boord oneetbaar geworden. Voedselgebrek leidde volgens Sap tot grote sterfte onder de slaafgemaakten op het schip. Van de 212 gevangenen kwamen er 64 om nog voordat ze aan plantage-eigenaren konden worden verkocht. Sap was niet de eigenaar van het schip, hij voer in opdracht van een Zeeuwse onderneming, de Middelburgsche Commercie Compagnie. In brieven aan zijn meerderen moest Sap zich verantwoorden. De grote sterfte drukte immers op de winstgevendheid van de reis voor de bestuurders in Zeeland. Hij deed het voorkomen alsof de deplorabele toestand van het schip voor het slechte verloop van de reis had gezorgd. Volgens Sap was er bovendien net een ander schip met gevangenen in Essequibo aangekomen. Door de aanwezigheid van concurrenten moest hij genoegen nemen met een lage prijs voor zijn gevangenen.
We zouden de kapitein op zijn woord kunnen geloven. Dan zouden we kunnen denken dat de dodelijke afloop van de reis simpelweg het gevolg was van de risico’s die zeilvaart in houten schepen onvermijdelijk met zich meebrengt. Voedseltekort tijdens een oversteek van twee maanden lijkt een sluitende verklaring voor de grote sterfte aan boord. Historici hebben pleidooien gehouden om dergelijke ooggetuigenverklaringen over de slavenhandel, waarin die wordt voorgesteld als business as usual, inderdaad op hun woord te geloven. Deze historici pleiten ervoor om de bronnen te laten spreken. Dat klinkt als een eerlijke methode om toegang te krijgen tot het verleden, maar is dat wel zo? De eenduidigheid van de verklaring van Sap is bedrieglijk. Achter zijn verhaal over een lekkende romp ging een andere werkelijkheid schuil.
Over de reis van het schip van kapitein Sap hebben we namelijk ook een andere verklaring. Die is uniek omdat ze afkomstig is van een van de slaafgemaakten aan boord. In de vele strekkende kilometers koloniale archieven zijn er nauwelijks verklaringen over de slavenhandel opgetekend door de mensen die hem ondergingen als gevangenen. Over de reis van Sap beschikken we over één zin van een slaafgemaakte, tegenover diverse journalen en brieven van Sap zelf. Maar die ene zin zet onmiddellijk het beeld van de reis, van Jan Sap en van de hele Nederlandse slavenhandel – dat sterfte tijdens de overtocht het onbedoelde gevolg van onfortuinlijke omstandigheden was – op zijn kop. Een oude man die de reis had overleefd verklaarde: ‘Neen wij hebben redelijk wel eeten gehadt, maer het was alle daegen kloppe, slaen, en vloeken, en vooral de kinderen kennen dit niet doorstaen.’
Sap had gezegd dat een gebrek aan voedsel en de komst van een concurrerend slavenschip de sterfte en de lage prijs hadden veroorzaakt, maar de gevangene verklaarde het tegenovergestelde: geweld van de bemanning was de oorzaak geweest van de dood van veel van de mensen aan boord. Het vele geweld aan boord had ervoor gezorgd dat vooral de kinderen bezweken. Die verklaring over Sap en zijn bemanning is geloofwaardig; zelfs de zeelieden waren bang voor het geweld van de kapitein. Zo was tijdens een eerdere reis een van de matrozen uit de kajuit de verdrinkingsdood tegemoet gesprongen uit angst voor zijn geweld. In de officiële documentatie over de reis vinden we over dat geweld niets terug. Als we eenvoudigweg de officiële bronnen van de slavenhandelaren zouden laten spreken, zouden we ons om de tuin laten leiden.
De gevangene die vertelde dat veel van zijn lotgenoten en vooral de kinderen door de gewelddadige behandeling waren omgekomen, kon zijn verhaal doen dankzij de tussenkomst van een vrouw die zijn taal sprak en in de keuken van de gouverneur van de kolonie werkte. Toen de gouverneur vroeg waarom de man en de rest van de mensen die met de Vrouwe Johanna Cores waren aangekomen in zo’n slechte gezondheid verkeerden, deed hij zijn verhaal. We moeten wel bedenken dat dit overgeleverde verhaal niet door hemzelf letterlijk zo is verteld. De vertaling door de vrouw in de keuken en het op schrift stellen ervan door de gouverneur of diens assistent zorgen voor mogelijke aanpassingen. Zelfs die ene kleine zin over de Nederlandse trans-Atlantische mensenhandel kon alleen door tussenkomst van een slaveneigenaar tot ons komen. Desondanks helpen dit soort kleine snippers informatie wél om een nieuw beeld te scheppen.
Veel te lang hebben historici blindelings vertrouwd op de verhalen van de mannen met macht. Als we een reëel beeld willen krijgen van slavernij in het Nederlandse koloniale rijk hebben we andere methodes nodig. Ooggetuigen van de slavernij zijn moeilijk op hun woord te geloven, want het zijn de slavenhouders die hun geschiedenis nalieten, terwijl de slaafgemaakten hun verhaal niet hebben kunnen optekenen. Er is een grote asymmetrie tussen degenen die in slavernij leefden en degenen die vrij waren. Het is bijna niet mogelijk om te ontsnappen aan die asymmetrie, toch doen wij in dit boek een poging. We doen dat in het besef dat het verhaal niet eenvoudigweg is om te keren. Weloverwogen speculatie moet deel zijn van ons onderzoek.
Dat ooggetuigen notoir onbetrouwbaar zijn, is bekend. Doordat mensen van een aaneenschakeling van gebeurtenissen een verhaal maken, vindt er onvermijdelijk selectie en verdraaiing plaats. Wat iemand gezien zegt te hebben, zeker in het geval van onverwachte, chaotische en gewelddadige gebeurtenissen, klopt vaak niet met wat er daadwerkelijk gebeurde. Elke keer dat een ooggetuige verslag doet, wordt het verhaal bijgewerkt en raakt de herinnering verder vervormd. Het verhaal van de ooggetuige wordt beïnvloed door toehoorders, door de omgeving en wellicht door het horen van andermans ervaring. Zo neemt de ooggetuige steeds meer afstand van wat die gezien, gehoord en gevoeld heeft. De getuigenis vertelt ons zodoende vooral iets over de verteller, en wie die als publiek zag en het referentiekader dat met dat publiek gedeeld werd.
Niet alleen deze ontwikkelingen maken ooggetuigen van slavernij moeilijk te geloven. Degenen die het Nederlandse slavernijverleden met eigen ogen hebben gezien, zijn op te splitsten in twee groepen: de ene is uiterst onbetrouwbaar en zeer subjectief maar vocaal, de andere is het zwijgen opgelegd. De machtige slavenhouders hadden er belang bij om hun verhaal op een verhullende en vergoelijkende wijze op schrift na te laten. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals koopmanszoon Pieter Groen aan het einde van de achttiende eeuw. In zijn schaamteloze verslag komt de slavenmaatschappij naar voren als een wereld vol seksueel geweld en wreedheid.2 Maar zulke openheid was zeldzaam, zeker toen in Europa de roep om de afschaffing van de slavernij steeds luider ging klinken, en de slaveneigenaren de slavernij in toenemende mate als rustig en vredelievend probeerden voor te stellen.
Degenen die wij in dit boek centraal willen stellen, de slaafgemaakten, hebben hun verhaal zelden nagelaten op een manier die nu nog hoorbaar of traceerbaar is. Onderzoek naar het perspectief van slaafgemaakten maakt duidelijk dat voormalige slaafgemaakten erg terughoudend waren om over hun ervaringen te praten.

[…]

 

Copyright © 2024 Karwan Fatah-Black en Camilla de Koning

pro-mbooks1 : athenaeum