Leesfragment: Man maakt stuk

23 april 2024 , door Maurits de Bruijn
|

26 april verschijnt de derde roman van Maurits de Bruijn: Man maakt stuk! Wij publiceren voor. Lees een fragment en bestel je boek!

  • ‘Queer, compromisloos, sexy en slim.’ – Hanna Bervoets

Eerst was er het geluid. Toen volgden de sporen: lege Capri-Sunverpakkingen, de huls van een voorgedraaide joint, een gebroken bloempot.

Avond na avond verzamelt dezelfde groep jongens zich onder Davids raam. Ze roken, kletsen, nemen ruimte in. De nachten van de kunstenaar worden steeds korter, maar als de buurt de overlast te veel wordt, weigert hij zich bij hun klaagzang aan te sluiten, al weet hij niet of zijn moed wordt ingegeven door angst, verlangen of opportunisme.

Want de groep ontneemt hem misschien zijn rust, David pakt ook iets van ze terug. En dat heeft desastreuze gevolgen.

Man maakt stuk is een genadeloze ontleding van de man in al zijn hoedanigheden. Grappig en wraakzuchtig, obsessief en subversief.

  • ‘Eindelijk een aanklacht tegen masculiniteit. Poëtisch, geil, en mooi.’ – Pepijn Keppel
  • ‘In vloeiende taal loodst De Bruijn de lezer door dit verhaal over ambitie en afhankelijkheid, angst en macht. Scherp observerend, zelfbewust maar ook fijngevoelig doorkruist hij maatschappelijke bubbels en drukt waar haar het pijn doet. Schrijverschap ten volle!’ – Sacha Bronwasser

Maurits de Bruijn (1984) schreef eerder de romans Broer en De achterkant van de zon. In 2020 verscheen zijn non-fictiedebuut Ook mijn Holocaust en afgelopen jaar stelde hij de bundel Op de sofa. Essays over therapie en het leven samen. Daarnaast is hij redacteur van kunsttijdschrift Mister Motley.



 

Na alles wat er is voorgevallen, geloof ik dat ik je beter geen Tommie meer kan noemen. Misschien had ik je die bijnaam in de eerste plaats niet moeten geven. In de wereld waarin wij bewegen zijn gedragscodes natuurlijk nogal schimmig, en soms drijf ik daar de spot mee door ze te overschrijden. Zo begon het, denk ik, dat ge-Tommie van mij. Het was evengoed een poging iets van de machtsverhouding die tussen ons bestond onschadelijk te maken. Inmiddels is duidelijk dat ik helemaal niets onschadelijk heb gemaakt, maar alles wat schadelijk was heb genegeerd.

Ik hoop dat het voorspoedig gaat, met de kleine. Als ik je nu voor mijn geestesoog haal, en dat doe ik af toe, sta je met speentje en spuugdoek voor een lieflijk beschilderde muur, iets met vosjes, herten of vogels en bladeren, want veel mensen geven hun interieur tegenwoordig verwijzingen naar een bos of jungle mee. Ik zie je nog altijd voor me in je donkerblauwe kleding waar nu, zo stel ik me voor, melkwitte vegen op prijken. Je slaagt er vast in, zoals je in vrijwel alles succesvol weet te zijn.
Als ik me er daarmee niet te makkelijk van af zou maken, zou ik zeggen dat ik mezelf niet was de afgelopen maanden. Maar ik moet juist met de wetenschap leren leven dat ik het wel was. Dat is, naast jou laten inzien waarom het liep zoals het liep, de voornaamste reden dat ik het gebeurde aan je opbiecht. Het moet eruit zodat ik het kan laten samenvallen met het beeld dat ik van mezelf heb.

Het zal je niet verbazen dat ik weer ben begonnen met mediteren. Het zal je ook niet verbazen dat ik er weer mee opgehouden ben. Ik ben ermee begonnen om iets van mijn emotionele stabiliteit terug te winnen en ik ben ermee opgehouden omdat er geen flikker klopt van wat er tijdens meditatie wordt gezegd.
Beeld je een lucht met wolken in, zei de stem die uit mijn telefoon klonk gisteren nog. Doe echt je best je die lucht in te beelden. De wolken zijn je onzekerheid, zelftwijfel, je narcisme, egoïsme, wraaklust, angsten, zorgen, ongeduld, roekeloosheid, bemoeizucht. Dat zijn de wolken, maar het mooie is, dat die wolken weer voorbijdrijven. En jij, jij bent de helderblauwe lucht die daarachter schuilgaat.
Maar het probleem is dat we ook de wolken zijn. Ik ook de wolken ben.

Wat natuurlijk ook kan, is dat je door dit te lezen juist woedender wordt. Maar als er iemand altijd op hamerde dat absolute en wrede eerlijkheid mensen voor je inneemt, dat het precies die eerlijkheid is die lang niet altijd in woorden maar ook in een potloodstreep of verfstreek kan zitten, die mensen niet alleen van anderen maar net zo goed van kunstwerken doen houden, dan ben jij het wel.

 

Het begon met een geluid dat ik nooit eerder had gehoord. Een geluid en een geur, een storende damp die mijn keuken binnendrong en de erker die eraan grenst.
Misschien moet ik het geen erker, maar een serre noemen, een loggia, vissenkom, etalage, een aan- of uitbouw, eerlijk gezegd weet ik het niet. Ik woon hier nu twee jaar en heb geen idee welke naam ik moet geven aan het stuk leefruimte dat aan mijn keuken vastzit. Feit is dat je het daar het beste hoort. Het geluid dat op een dag kwam en op gezette tijden zou terugkeren.

Het is de plek waar ik het liefste zit, of: waar ik het liefste zat. Tegen de enige wand van de ruimte heb ik een aftands, zachtgroen bankje neergezet waar ik in het ochtendlicht dat door de vele ramen naar binnen stort de boeken las die ik vlak voor het slapengaan had dichtgeslagen. Het zijn die vele ramen die maken dat het een erker is, een vissenkom, en geen kamer. Daar is het geheel te onbeschut voor.
Neem gordijnen, zou je denken, maar – en ik weet dat dit pathetisch klinkt – daar had ik toen nog geen energie voor.
De wand achter het bankje was, zoals alle muren in dit huis, leeg. Ik had nog niets kunnen ophangen, alsof ik me niet kon overgeven aan de toe-eigening van dit appartement. Niemand leert je hoe bezit te nemen van een ruimte, een plek. Dat heb je, of dat heb je niet.
Op het spiegelende tafeltje dat de bank vergezelt laat mijn koffiemok als ik hem optil een kring condens achter, een perfecte cirkel die weer verdwenen is voordat ik de mok terugzet. Onder mijn voeten de bekraste tegels die zonder dat ik goed weet waarom mediterraans aandoen en prijsgeven dat dit onmogelijk mijn huis, mijn keuze, mijn vloer kan zijn.
Aan de andere kant van de spiegeltafel staat een stoel waarop ik nooit zit omdat ik, wanneer ik dat doe, me volledig in het zicht bevind van de mensen die op het plein lopen. Hun blikken zijn al lastig te ontwijken als ik op de groene bank zit. Maar, zo ontdekte ik, in de ochtenduren kijken voorbijgangers minder vaak omhoog. Hun blikken zijn dan nog op hun lijf en op de grond gericht, op de klinkers van het plein waar dit hoekappartement op uitkijkt. Of misschien ben ik het, laat ik me aan het begin van de dag nog niet zo makkelijk storen door starende voorbijgangers.

Je vraagt je waarschijnlijk af waarom ik deze plek zo uitvoerig beschrijf. Dat doe ik zodat je het voor je ziet. Wat ik heb gedaan, heb ik gedaan, maar ik wil je doen inzien dat dit huis ook een aandeel heeft. Ik zou nog verder willen gaan en zeggen dat huizen altijd een rol spelen, in scheidingen, fraude, jeugdtrauma’s, het uiteenvallen van gezinnen, het plegen van overspel, het smeden van leugens en dubbellevens.

[…]

 

© 2024, Maurits de Bruijn

pro-mbooks1 : athenaeum