Leesfragment: Voorbij het zwart

14 januari 2023 , door Hilary Mantel
|

Vanaf dinsdag in onze boekhandels: Hilary Mantels roman Voorbij het zwart (Beyond Black (2005), voor het eerst in het Nederlands vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Lees bij ons een fragment.

Alison Hart, medium van beroep, toert met haar listige assistente Colette door de troosteloze slaapstadjes rond Londen.

Samen vormen ze een onwaarschijnlijk duo: de een is een verlegen, nuchtere, maar sluwe bonenstaak, de ander een charismatische, corpulente helderziende wier verbinding met de spirituele wereld haar kwelt. Ze geeft boodschappen door van geliefde doden. Maar achter haar mollige, geruststellende verschijning gaat een wanhopige vrouw schuil, want ze kent de verschrikkingen die het volgende leven inhoudt, maar moet die verbergen voor haar klanten. Tegelijkertijd wordt ze geplaagd door kwelgeesten uit haar eigen verleden, die haar lichaam en huis infiltreren en steeds sterker en gemener worden naarmate ze zich meer verzet...

Met Voorbij het zwart schreef ze een meesterwerk vol macabere humer en nog macaberder geheimen. Hilary Mantel op haar best - tragikomisch, onorthodox, en spannend om te lezen.

N.B. Fleur Speet schreef over Voorbij het zwart op onze site, over Mantels essaybundel Vorstelijke personages en eerder over de Cromwell-trilogie en en Bart van den Bosch over het eerste deel, Wolf HallLees verder voorpublicaties uit De moord op Margaret ThatcherDe spiegel en het licht, Liefde verkennen, Een veiliger oord I. Vrijheid, Het boek Henry en Acht maanden in de Gazastraat

 

Een

Het land in: de klamme, vettige dagen na de kerst. De troosteloze snelweg om Londen: het stugge bermgras dat oranje opglanst in het licht van de koplampen, en de bladeren van het vergiftigde struikgewas, met gele en groene strepen, als een cantaloupe. Vier uur: de schemering daalt neer over de ringweg. Theeetijd in Enfield, de avond valt in Potters Bar.
Er zijn avonden bij dat je er geen zin in hebt, maar het toch moet doen. Avonden waarop je vanaf het toneel de zaal in kijkt en domme, gesloten gezichten ziet. Boodschappen van de doden komen op willekeurige momenten. Je zit er niet op te wachten en je kunt ze niet wegsturen. De doden laten zich niet lokken en laten zich niet leiden. Maar de mensen hebben ervoor betaald en willen waar voor hun geld.
Een zeegroene lucht: snelwegverlichting die wit opbloeit. Dit is de rafelrand van de stad: velden omheind met ijzerdraad, versleten autobanden in sloten, koelkasten die dood op hun rug liggen en uitgehongerde pony’s die de modder afgrazen. Het is een landschap dat bevolkt wordt door verstotenen en vluchtelingen, Afghanen, Turken en Koerden, zondebokken met brandwonden of littekens van met kapotte flessen toegebrachte snijwonden, mensen die met gebroken ribben uit hun steden hierheen zijn gestrompeld. De levensvormen hier zijn verworpenen of anomalieën: de katten die uit jakkerende auto’s zijn gegooid en de schapen rond Heathrow, met hun vacht waaraan de stank van vliegtuigbrandstof kleeft.
Naast haar tekent het strakke gezicht van de chau7euse zich af tegen het beslagen raampje. Op de achterbank verroert zich iets doods. Het begint te grommen en te ademen. De auto snelt langs de afritten en de door de snelweg omsloten ruimte is de ruimte in haar binnenste: het strijdperk, het barre land, de plek achter haar ribben waar de innerlijke oorlog woedt. Het hart klopt, de achterlichten knipogen. Zwak lichtschijnsel uit torenflats, uit overvliegende helikopters, uit vaste sterren. Het duister omsluit de meinedige geestelijken en de opgebrande pedofielen, de ongeliefde viaducten en de bruggen vol gra8ti, de sloten onder beschimmelde heggen en relingen die nooit door een mensenhand worden verwarmd.
Het is avond en winter: maar in de rottende nesten en lege burchten bespeurt ze de tekenen van groei, voorbodes van de lente. Dit is de tijd van Le Pendu, de Gehangene, die met één voet aan een levende boom bungelt. Het is een tijd waarin dingen blijven hangen, een tijd van aarzeling, van ingehouden adem. Het is een tijd om verwachtingen los te laten, maar de hoop niet te laten varen, om een wending van het rad van fortuin te verwachten. Dit is ons leven en we moeten het leiden. Denk aan het alternatief.
Een statische wolkenbank, als een inktvlek. Donker wordende lucht.
Het heeft geen zin mij te vragen of ik ervoor zou hebben gekozen zo te zijn als ik ben, want ik heb nooit de keus gehad. Ik weet niet beter. Ik ben nooit anders geweest.
En nog donkerder. Alle kleur is weggevloeid uit het land. Er is alleen nog vorm: de samengeklonterde boomtoppen als de rug van een draak. De hemel verdiept zich tot middernachtblauw. Het oranje schijnsel van de straatlantaarns vervloeit tot een fondantachtig kersenrood. Op weidegronden tillen de hoogspanningsmasten hun rokken op in een ijzeren gavotte.

 

Twee

Colette stak haar hoofd om de deur van de kleedkamer. ‘Gaat-ie?’ zei ze. ‘We hebben een volle bak.’
Alison zat naar de spiegel toe gebogen omdat ze haar lipstick ging opdoen. ‘Zou je een kop koffie voor me willen halen?’
‘Of een gin-tonic?’
‘Ja. Vooruit maar.’
Ze had inmiddels haar paragnostenoutfit aan, haar gewone kleren had ze over een stoelleuning gegooid. Colette stortte zich er meteen op. Kamermeisje zijn hoorde bij haar werk. Ze liet haar onderarm in Als rok van zwart chiffon glijden. Die was zo groot als een doodskleed, een lijkwade. Toen ze het ding binnenstebuiten keerde trok er een kleine rilling van afschuw door haar heen, alsof er nog huid in de naden kon hangen.
Alison was een vrouw die een ruimte geheel leek te vullen, zelfs als ze er niet was. Ze had een onmogelijke omvang, met mollige, romige schouders, ronde kuiten, dijen en heupen die over haar stoel heen lubberden; ze was zo zacht als een vrouw uit de edwardiaanse tijd, zo weelderig als een showgirl, en wanneer ze bewoog hoorde je (ook al droeg ze die niet) het geruis van verenpluimen en zijden gewaden. In een kleine ruimte leek ze meer dan haar deel van de zuurstof te gebruiken, en in ruil daarvoor wasemde haar huid vochtige geuren uit, als een reusachtige tropische bloem. Als je een vertrek betrad dat ze net had verlaten – haar slaapkamer, haar hotelkamer, haar kleedkamer backstage – voelde je haar als een aanwezigheid, een spoor. Alison was weg, maar je zag nog een chemische nevel van haarspray door de heldere lucht neerdalen. Op de vloer lag dan een streep talkpoeder en haar parfum – Je Reviens – hing nog in de gordijnstof, in kussens en in de stof van handdoeken. Wanneer ze zich klaarmaakte voor een spirituele ontmoeting was haar pad geladen, elektrisch, en wanneer haar lichaam zich allang op het toneel bevond leek haar gezicht – blozende wangen, stralende ogen – nog in de kleedkamerspiegel te zweven.
Colette bukte zich en raapte Als schoenen op, die midden in het vertrek rondslingerden. Even verdween ze daarbij uit haar eigen zicht. Toen haar gezicht weer opdook in de spiegel was ze bijna opgelucht. Wat mankeert me toch, dacht ze. Als ik weg ben blijft er geen spoor van me achter. Op mijn huid blijft geen parfum hangen. Ik zweet nauwelijks. Mijn voeten laten geen indruk achter op het tapijt.
‘Het is waar,’ zei Alison. ‘Het is alsof jij terwijl je iets doet meteen alle sporen van jezelf uitwist. Als een robothuishoudster. Je poetst je eigen vingerafdrukken weg.’
‘Doe niet zo raar,’ zei Colette. ‘En schei uit met mijn privégedachten te lezen.’ Ze schudde de zwarte rok uit alsof ze Alison schudde.
‘Ik vraag me vaak af: Is Colette hier nou in de kamer of niet? En als je een paar uur weg bent vraag ik me af of ik me heb verbeeld dat je er was.’
Colette drapeerde de zwarte rok over een kleerhanger, die ze achter een staande spiegel haakte. Even later hing Als grote zwarte blouse erbij. Het was Colette die haar had overgehaald zwart te dragen. Zwart, had ze gezegd, zwart en helemaal effen. Maar Alison verafschuwde effen. Er moest iets zijn wat de blik van mensen trok, iets wat zinderde, iets wat schitterde. Op het eerste gezicht leek de blouse geen opsmuk te hebben, maar over de mouw liep een dunne strook lovertjes, als de ogen van sluwe buitenaardse wezens, die zwart met zwart weerspiegelden. Voor haar werk op het toneel stond ze op kleur: smaragdgroen, oranjebruin, scharlakenrood. ‘Het laatste wat je wilt als je het toneel op loopt,’ legde ze uit, ‘is dat ze aan begrafenissen moeten denken.’

[...]

 

© Tertius Enterprises 2005
© 2023 Nederlandse vertaling Harm Damsma en Niek Miedema

pro-mbooks1 : athenaeum