Leesfragment: Geen vaarwel vandaag

21 november 2023 , door Daan Heerma van Voss
|

Een van onze cadeautips voor de feestdagen, en, update 11 januari 2024, de winnaar van de BNG Bank Literatuurprijs: Daan Heerma van Voss’ nieuwe roman Geen vaarwel vandaag. Lees een fragment en bestel je boek!

Oskar van Bohemen, erfgenaam van een verdwenen fortuin en vader van drie kinderen, sterft onverwacht en zonder dat hij van iemand afscheid heeft kunnen nemen. In het leven van zijn ex vrouwen hun drie kinderen was hij vrijwel afwezig geraakt, maar na zijn dood wordt hij alomtegenwoordig. Nu de kans op een verzoening of confrontatie verkeken is moeten de nabestaanden het doen met hun herinneringen, de spullen die hij heeft achtergelaten en de vele geheimen die naar de oppervlakte komen. De kinderen moeten afscheid nemen van hun vader, maar gaandeweg komen ze erachter dat ze misschien wel voor het eerst met hem kennismaken. Zijn dood heeft bij ieder van hen iets in gang gezet, iets onontkoombaars, iets wat hun levens voorgoed zal veranderen.

Geen vaarwel vandaag is een grootse familieroman over afzwaaien en verwelkomen, over een gezin dat aan de vooravond staat van ingrijpende beslissingen die veel te lang uit de weg zijn gegaan.



 

Deel I
Lijf en leed

Zijn naam was

Deze kennismaking zal kort zijn. Kort maar noodzakelijk, zoals dat gaat met waarschuwingen. In dit hoofdstuk gaat al iemand dood. En die ultieme verstilling zal meerdere levens in een stroomversnelling brengen. De man over wie het gaat zal over één witregel zijn opwachting maken, nog even geduld.
Bij dezen beloof ik dat ik me niet zal opdringen. Hier en daar laat ik me horen. Heb ik dan geen persoonlijke betrokkenheid bij dit verhaal? Zeker wel, die is nooit groter geweest dan nu en hier, juist door mijn rol als verteller. Gelukkig voor ons beiden weerhouden goede smaak en een afkeer van sentimentaliteit me ervan die betrokkenheid precies te benoemen of uit te venten. Je zult me moeten geloven: dit verhaal doet ertoe.

Daar is-ie. Daar, in dat labyrint dat we Schiphol noemen. Zijn koffer is ingecheckt en nu stommelt hij van terminal naar terminal en van hal naar hal. Het is jaren geleden dat hij voor het laatst op Schiphol was, hij is vergeten hoeveel stress deze plek hem bezorgt. Wat hij wel weet: hoe slecht stress is voor zijn hart. Hij krijgt er pillen voor. Pillen die zo meteen niet meer nodig zullen zijn.
Het is zondag, zes uur ’s avonds, en voor zijn gevoel gaat alles vandaag te snel. De gele schermen zijn te fel, de mensen praten te hard, ze kijken niet om zich heen. Hij bestelt een koffie – ‘een normale zwarte koffie, in een gewone maat’ – en zakt neer in een kuipstoeltje dat niet per se prettig is voor zijn rug. Dat neerzitten doet hij met zoveel aplomb dat zijn buren als vanzelf opschuiven, alsof ze het niet helemaal vertrouwen, alsof ze te maken hebben met een afwijkende diersoort.
Maar wat weten zij er nou van? Zij hebben hem niet gekend als knulletje, toen hij met z’n hoge wollen kriebelkousen door de sombere Brabantse dorpsstraten liep, hink-stap-springend of kiezels wegpunterend, auto’s waren er toch nauwelijks, langs de molen, langs de Albertusparochie. Zij weten niet hoe hij als scholier al fantaseerde over de trein nemen, weg, weg. Over de buitenwereld, die grote buitenwereld, onderverdeeld in drieregelige lemma’s, las hij dagelijks in de Encyclopedie voor Iedereen, stilletjes, op zijn onverwarmde kamer, met een paardendeken om de schouders gedrapeerd, terwijl de lucht van moe’s èrpels zich door de vloerkieren drong. Zij weten niet hoe zijn zweet rook toen hij in de grote stad voor het eerst verliefd werd, hoe zielsgelukkig hij was toen de verpleegster zei: u bent vader.
Nog voor hij zijn derde slok van zijn koffie heeft genomen, wordt zijn vlucht omgeroepen, blikkerige tutstemmen uit alle hoeken van elke hal, nis of wc. Dan klinkt zijn naam. Of hij zich wil melden bij de gate. Heeft hij niet op de tijd gelet, heeft hij zich vergist, hij weet het niet. Hij laat zijn koffie staan en begint te lopen, denkend aan zijn vliegtuigstoel, 58f, aan de klm-maaltijd die hem te wachten staat, aan de extra minipretzels waar hij gezien z’n familiegeschiedenis recht op zou moeten hebben. Maar zijn passen vertragen, zijn voeten slepen, hij komt nauwelijks vooruit. Achter de grote ruiten stijgen de vliegtuigen op, een donderend gegrom, enigszins gedempt door de goedgeluimde pianomuzak, de stappen van de mensen om hem heen, het zoete geroezemoes. In de naar Cif ruikende krochten van Schiphol, in het stukje niemandsland tussen gate d12 en d14, zakt hij door zijn knieën. Als een marionet waarvan de draadjes worden doorgeknipt, met elk knipje is hij minder zichzelf. Hij probeert op te staan, het lukt maar half, hij zwalkt verder. Ongelovig kijkt hij naar zijn handen, zijn voeten, dit is zijn lichaam, dit is een dag als alle andere, ingeklemd tussen gister en morgen, niks aan de hand, hij denkt dit dus hij is er nog dus er is niks aan de hand. Zijn naam wordt nogmaals omgeroepen, hij hoort het al niet meer.
Wie is de man die luistert naar die naam? Een erkend moeilijke vraag, die nog complexer wordt naarmate je hem beter kent. Hoe vatten we iemand überhaupt samen, hoe brengen we de oneindigheid van een mensenleven terug tot een simpele, eenduidige zin die begint met hij of zij is?
Een complicerende factor is dat de man om wie het gaat notoir moeilijk te duiden is. Zeker vijf mensen in de rouwzaal waar hem over acht dagen de laatste eer wordt bewezen zullen op een gegeven moment denken: volgens mij heb ik de beste man nauwelijks gekénd. Laat mij niettemin een poging doen een beeld van hem op te roepen, al lijkt dat beeld vermoedelijk meer op een schaduw dan op een foto.
Eerst de feiten. Hij is een zoon, een ex-echtgenoot, en hij is vader van drie volwassen kinderen, in chronologische volgorde: Tessel (1981), Moor (1985) en Cat (1989). Met hun moeder, Elise, heeft hij al jaren geen contact meer. Dat hij nog vrijwel dagelijks aan haar denkt weet niemand, misschien maar beter ook.
Er heeft nooit een profiel van hem in de krant gestaan en er is slechts eenmaal een interview met hem gepubliceerd, in een studentenblad, over de stadsfoto’s die hij jaren had gemaakt. Misschien zal er een themamiddag aan hem worden gewijd, voor de liefhebber, in een plaatselijk bioscoopje waar het ganglicht stuk is. Lang was hij een taaie zelfstandige in de eeuwig jonge filmwereld, soms had hij nog ‘succes’ ook. Maar de afgelopen tijd vroeg hij zich steeds vaker af of hij het geringe aantal klussen dat hij aangeboden kreeg niet in verband moest brengen met het gehate vonnis pensioen. Twee weken geleden, op een druilerige dinsdagavond, kwam op televisie een mierzoete Nederlandse romcom voorbij. Hij zou geen enkele acteur bij naam kunnen noemen. Hij herinnerde zich wat Gene Grift, zijn oude Hollywood-maat, ooit tegen hem had gezegd: dat iets, een baan, een wereld, helemaal vanzelfsprekend aanvoelt zolang je erbij hoort, maar totaal belachelijk wordt zodra dat niet meer het geval is. Daar, achter de televisie, besefte hij dat hij een buitenstaander was geworden, misschien was hij dat al veel langer – wie weet werd hij al jaren belachelijk gemaakt, wie was die ouwe vent daar op de achtergrond van de set?
Hij opende een zoekvenster op zijn laptop en vond een goedkope vlucht, naar Porto. Vanochtend nog keek hij in de spiegel en dacht aan zijn aankomende vakantie, de eerste sinds jaren, die hij vanavond zou inluiden met een glaasje leverrode tawny aan een van de oude, aan elkaar gesmede porthuizen in de haven.
Hoe klinkt hij, hoe ziet hij eruit?
Zijn stem is ouderwets, laag en ernstig, alsof gemaakt om noodberichten door te geven. Als hij wordt overweldigd, door woede, door ontroering, door alles wat groter en sterker is dan hijzelf, verliest hij zichzelf in gestotter. Hij heeft een radiostem, die past bij zijn radiogezicht. Een boombastachtige huid – grof, vol vlekken en putjes – met paarse krasjes op zijn neusvleugels. Een doorploegd voorhoofd, rimpels die het resultaat zijn van gepeins, nare dromen, en de neiging om te lezen bij ontoereikend licht. Niet lelijk, eerder onaf. Een schilder zou zeggen: een middeleeuwse kop, uit de periode vlak voordat de gezichten gedetailleerd en subtiel werden. Geboorteplaats: Oosterhout, jaar: 1946, lengte: 1,78. Sterfdag: vandaag.
Dat neerzakken tussen die twee gates, die marionetdraden die worden doorgeknipt, het zwalken, het is een primitief tafereel. Het is dierlijk, rauw. Omstanders schrikken maar kijken niet weg. Ze vergeten adem te halen, hun pupillen verwijden, ze roepen om een dokter. Maar de kreten dringen niet tot hem door, hooguit als verre trillingen. Zijn wangen gloeien, waarom is het toch zo warm?
Die omstanders, kijken ze naar een goed mens, een slecht mens? Wat zouden zijn vrienden daarvan zeggen, of zijn kinderen?
Hij houdt van zijn kinderen, zeker, op zijn manier. Op schouderklopjes hoeven ze niet te rekenen. Liefde vloeit altijd via een omweg. Tijdens koninginnenacht ging hij er vroeger op uit om het beste speelgoed voor ze te vinden, in de vochtige ochtendschemer struinde hij over de Amsterdamse Apollolaan, handen diep in zijn Bretonse schippersjas, op zoek naar Stormtroopers of Ewoks of strips voor Moor, kleurpotloden en pennen voor Tessel, poppen voor Cat. De buit lag op hen te wachten als ze, nog daas van de slaap, naar beneden stommelden. Wanneer Tessel met haar gezin op vakantie gaat, altijd in Frankrijk, vouwt hij thuis achter zijn bureau zijn ouderwetse wegenkaart open en prikt punaises in de stadjes waar ze overnachten, om zo toch een beetje mee te reizen. In oude gidsjes zoekt hij dan naar leuke cafés, restaurants, bezienswaardigheden, knullige streekmusea. Hij belt haar op maar krijgt haar niet te pakken. Grote aandacht, voor kleine dingen.
Andere kanten van zijn karakter zijn moeilijker te verdedigen. Hij heeft een driftig temperament, al zou hij dat zelf ontkennen. Was geen principieel tegenstander van vaderlijke tikken, als een kind (de zoon, Moor) niet naar hem luistert. Hij toetert naar fietsers zonder licht, die zich dan te pletter schrikken, net goed. Wanneer iemand op televisie zegt dat hij of zij getraumatiseerd is, heeft hij zin om iets stuk te maken. En ja, hij heeft fouten gemaakt, genoeg fouten. Hebben we het later over, voor nu lijkt me dat weinig chic.
Goed mens, slecht mens, wat maken die moralistische clichés sowieso nog uit, hij heeft toch niet lang meer, en wie heeft het gezag om dat te bepalen?
Het gaat snel nu. Zijn gedachten aan zijn stoel, de vliegtuigmaaltijd en het zakje pretzels waar hij recht op denkt te hebben, zijn helemaal weggezakt. Gedachtegangen heeft hij überhaupt niet meer, zijn leven ontvouwt zich, maar op een diffuse, complexe manier, die alleen hij zou kunnen uitleggen, als hij niet in deze woordloze, uittredende staat zou verkeren. Hij wordt beziggehouden door glimpen en flitsen, door gefragmenteerde, ingedikte herinneringen en ervaringen die zich hebben losgemaakt uit de chronologie die ze op hun plek hield. Alles gebeurt in een en dezelfde seconde. Hoe het kerkelijke glas-in-loodraam het grijze, magere gezicht van eerwaarde Doomernik kleurde terwijl het dichterbij kwam, steeds dichterbij, het knipoogde, net een cycloop. De eerste Nikon f die hij ooit zag, in Amsterdam, hoe het voelde om hem op te pakken, om de wereld door een lens te zien, van een afstandje en toch betrokken. De bedblik van zijn ex Elise, in hun beginjaren, die kleine, hoopvolle ogen, zo onbeschaamd blij om naast hem wakker te worden. De koele luchtstromen die door het geopende raam van zijn gehuurde Cadillac naar binnen golfden, als hij door Hollywood toerde. De warme mormelgeur van zijn kinderen, toen ze hem nog aan zich lieten snuffelen. Zoveel levens, verenigd in dat ene. Omringd door de lampjes en flikkerende schermen van Schiphol ziet hij vuurvliegjes, de eerste van het jaar, ze lichten op in het donker rondom zijn ouderlijk huis in de Oosterhoutse Pastoriestraat, in soepele, halogene achtjes. Maar als hij zijn armen uitstrekt zijn ze verdwenen. Hij wordt afgepeld. Alles wat ooit vanzelfsprekend is geweest, is aan het wegvallen. Alles wat ooit toevallig is geweest, lijkt nu noodlottig. En andersom.
Alles, één seconde.

[…]

 

© 2023 Daan Heerma van Voss

pro-mbooks1 : athenaeum