Leesfragment: Flora Batava 1800-1934

| | |

31 mei verschijnt Flora Batava 1800-1934. De wilde planten van Nederland, onder redactie van Esther van Gelder en Norbert Peeters. Meer dan zestig kenners schrijven over een selectie bloemen die in facsimile afgebeeld wordt. Van de kanshebbers voor nationale bloem schrijft Hans van Dyck over de de pinksterbloem, die floreert in ‘halfnatuur’, Liesbeth Missel over de wilde kievitsbloem, haar naamgeving en de ‘tulpenslacht’ bij Gouda, en Karst Meijer over de vele ondersoorten van de paardenbloem. Het fluitenkruid ontbreekt, maar Nele Odeur schrijft wel over ‘wondheelende’ kwaliteiten van het madeliefje. Lees hier haar verhaal en bekijk de filmpjes die de makers maakten over de Flora Batava.

Toen uitgever Jan Christiaan Sepp in 1800 van start ging met een geïllustreerd overzichtswerk van alle Nederlandse planten, kon hij nooit vermoeden dat het laatste deel pas in 1934 zou verschijnen. Uiteindelijk besloeg de Flora Batava 461 afleveringen, verdeeld over 28 boeken: een titanenwerk waar een uitgebreide kring van amateurbotanici, hoogleraren en kunstenaars aan heeft bijgedragen. Dat resulteerde in de tot dan toe meest complete inventaris van de wilde flora van het land. Een verzamelwerk dat bovendien prachtig de grote veranderingen in het Nederlandse landschap, de wetenschap en de waardering van de nationale natuur illustreert.

Deze unieke heruitgave in één band bevat een bundeling van alle 2240 platen met daarop meer dan 2630 naar het leven geschilderde planten, paddenstoelen, korstmossen en wieren. Daaruit zijn bovendien honderd iconische soorten gekozen, die op ware grootte en met de oorspronkelijke tekst worden uitgelicht en voorzien van een nieuw verhaal geschreven door een netwerk aan hedendaagse kenners en bewonderaars van planten. Samen met de uitgebreide inleiding en het soortenregister geeft deze nieuwe Flora Batava een bont beeld van onze plantenwereld en het bijzondere dat zij herbergt.

Dit boek verschijnt onder de hoofdredactie van Esther van Gelder en Norbert Peeters, met bijdragen van meer dan zestig experts.

 

 

Bellis perennis. Uit: Flora Batava 1800-1934 Bellis perennis. Klein maagdelief. Uit: Flora Batava 1800-1934 

Hartenpijn en pleisters

Madeliefje — Bellis perennis (I, 19 – 1800)

‘Hij houdt van me, hij houdt niet van me, hij houdt van me, hij houdt niet van me…’ Zittend in het zomerse gras trok ik een voor een de wit met roze lintbloemen van het madeliefje uit hun gele kern, hopend dat de uitkomst van het spel mijn verliefde tienerhart soelaas zou bieden. Soms verlichtte het madeliefje mijn hartzeer en soms vervloog mijn hoop samen met de lintbloemen in de wind. De fascinatie die ik als kind al had voor wilde bloemen en planten is altijd aan me blijven kleven. Als etnobotanica maakte ik omzwervingen door Zuid-Amerika, waarbij bijzondere geneesplanten op mijn pad kwamen. Soms helpt het verruimen van je horizon ook om eerbied te krijgen voor de planten in je eigen achtertuin. In Zuid-Amerika leerde ik met andere ogen kijken naar het plantenrijk.
Dankzij mijn veranderde blik besefte ik dat het madeliefje een ondergewaardeerde en nuttige plant is, die culinair, medicinaal en cosmetisch kan worden ingezet. De bloemen zijn rijk aan zogeheten flavonoïden, zoals kaempferol en quercetine. Kaempferol is een ontstekingsremmende en pijnstillende stof, die volgens wetenschappelijk onderzoek leidt tot een verminderd risico op het ontwikkelen van kanker en hart- en vaatziekten. Quercetine is een ontstekingsremmer die het immuunsysteem versterkt en bloeddrukverlagende kwaliteiten heeft. Bovendien versterkt quercetine de vaatwanden en verkleint daardoor eveneens de kans op hart- en vaatziekten. Dit stralende bloemetje verlicht dus het hart, maar op een heel andere manier dan ik als tiener had kunnen vermoeden.
De belangrijkste toepassing van het madeliefje in de huidige kruidengeneeskunde is echter als krachtig geneesmiddel in wondverzorging en bij kneuzingen en blauwe plekken. Het steekt daarbij onder meer wolverlei of valkruid (VI, 410) naar de kroon. Hoewel gedegen wetenschappelijk onderzoek naar de wondhelende kwaliteiten van het madeliefje ontbreekt, kan de werking wel verklaard worden vanuit bepaalde stoffen in de plant. De aanwezige saponinen – zoals bayogenine – hebben een ontstekingsremmend, bacteriedodend en wondhelend effect en de samentrekkende tanninen werken bloedstelpend. Een zalf van madeliefjes kan dus wellicht geen bloedend hart genezen, maar wel andere nare en moeilijke wonden helen.
Ook Jan Kops lauwerde in het eerste deel van de Flora Batava de ‘wondheelende’ kwaliteiten van het madeliefje. Daarnaast dichtte hij de plant een zogenoemde ‘pisdrijvende’ werking toe. Het madeliefje is echter niet alleen urinedrijvend, maar ook een zweetdrijver. Beide effecten zetten het lichaam aan tot het loslaten van afvalstoffen, wat een belangrijke medische toepassing heeft bij oedemen en reumatische aandoeningen.
Deze wetenschap zette me aan het filosoferen. Als het madeliefje helpt in het loslaten van wat het lichaam niet meer nodig heeft, helpt het misschien – heel misschien – ook bij het loslaten van de pijn van een onbeantwoorde liefde en van een gebroken hart. In dat licht is de traditie van het plukken van haar bloemblaadjes zo gek nog niet.

 

© Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, België, 2023
en kb, nationale bibliotheek, Den Haag, Nederland

pro-mbooks1 : athenaeum