Leesfragment: Een vrouw met mooie borsten

28 april 2023 , door Elte Rauch
|

2 mei verschijnt het romandebuut van Elte Rauch, Een vrouw met mooie borsten. Dinsdag 9 mei wordt het boek feestelijk gepresenteerd bij Boekhandel Het Martyrium. Lees bij ons een fragment!

Veere Wachter is een vrouw van bijna veertig en woont samen met haar man in Amsterdam. Het lijkt op een normaal bestaan, totdat ze in de ban raakt van Janna, een sprankelende, jonge zangeres. De obsessie voor Janna wordt intenser nadat Veere met een levensbedreigende diagnose geconfronteerd wordt. Haar bruisende leven wordt hiermee onverwacht tot halt geroepen en dwingt haar tot het opnieuw onderzoeken van haar ambities, haar vrouwelijkheid en haar erotiek.

Veere valt terug op dagboekschrijven en onderzoekt daarin de absurditeit van het alledaagse, de vormen die relaties kunnen aannemen en de ambiguïteit van ziek-zijn. Dit volstrekt eigenzinnige debuut beschrijft een uniek en toch universeel mensenleven: Veere is zoekend, maar niet ongelukkig; gedreven, maar niet succesvol; ze is niet alleen, maar ondervindt, zoals velen, momenten van hevige eenzaamheid.

Een vrouw met mooie borsten is een verslag vol literaire, geestelijke en lichamelijke fixaties, wisselende stemmingen en levensechte personages. Bovenal is het een zoektocht naar de balans tussen doen wat er van je wordt verwacht en datgene waar je in de nachtelijke uren heimelijk naar verlangt.

 

2019

In my end is my beginning.
T.S. Eliot

Januari

Damn you, spoilt creature; I shan’t make you love me any the more by giving myself away like this.
Vita Sackville-West, Letters to Virginia Woolf

Dinsdag 1 januari, Saint Monans, Schotland
De eerste aan wie ik denk als ik mijn ogen open, is een ex. Ik heb over hem gedroomd: hij stuurde me een mailtje met een uitnodiging voor de schouwburg en de zin ‘Bel me zodra Zoë weg is’. Zoë is een van mijn vriendinnen die hij liever niet in de buurt had als we samen waren. Ook als we niet samen waren, trouwens. Het liefst had hij dat ze helemaal niet in mijn buurt kwam. Verder schreef hij kort over zijn leven, er was veel veranderd, hij had een kindje.
Hij weet nog niet dat mijn vader dood is, bedenk ik opeens. In mijn hoofd schrijf ik hem direct een brief. Maar waarom eigenlijk? We hebben al jaren geen contact meer.

Krzysztof is zoals gewoonlijk al uren op. Als het goed is zet hij beneden koffie, misschien heeft hij een krant gehaald. Het is nu het derde achtereenvolgende jaar dat we de jaarwisseling op een afgelegen plek vieren. Heerlijk leeg en nieuw.

10.30 Als ik na een eerste kop koffie eenmaal bij zinnen ben gekomen, verander ik van gedachten. Natúúrlijk ga ik geen brief schrijven! Minder contacten, minder mensen, minder gezeur aan mijn hoofd – het is zelfs een van mijn nieuwjaarsresoluties. Ik ben al een tijdje bezig om mijn Facebookaccount te verwijderen. Dat is ingewikkelder dan ik dacht. Zelfs het internet dringt ongewenst door tot in het diepste van een bestaan, of misschien voorál het internet.

Het was een hartverwarmend, lief oud en nieuw, beneden aan de kleine vissershaven. Ik heb een lichte kater. We dronken champagne en een paar glazen bier, halve liters, dat dan weer wel. De Schot die we overdag hoorden oefenen in zijn woning (zijn raam stond open) aanschouwden we gisteravond in vol ornaat; Schotse klederdracht met pet en bijbehorende accessoires. Hij blies zijn longen uit zijn lijf op dat enorme instrument van een doedelzak. Het water van de zee droeg het geluid naar Nederland, waar mijn vrienden en familie een uur eerder oud en nieuw hadden gevierd, en het mengde zich tussen de zingende, voorzichtig dansende mensen. Hoe dronkener, hoe fanatieker er werd gedanst. Bekend fenomeen.
Ik werd niet te sentimenteel, het was allemaal heel gemoedelijk en ik voelde me gelukkig waar ik was; bij het water, met mensen die ik niet kende maar die warm en vriendelijk waren naar elkaar, ergens in een onbeduidend vissersdorpje aan de oostkust van dit wonderlijke eiland.

 
Donderdag 3 januari
’s Ochtends begon ik aan een kort verhaal over de monniken van Lindisfarne. We reden erlangs op de heenweg. Ik was heel verheugd dat Krzys op weg naar Schotland de omweg wilde maken naar dit Holy Island. Lindisfarne is alleen tijdens eb te bereiken, de pelgrims die te voet gaan moeten soms door modder en water. Op het eiland staat een ruïne van een kasteel uit de zestiende eeuw. Wat me fascineert zijn de verhalen erover en de ‘gospels’ van de monniken Cuthbert en Aidan en die andere van wie ik de naam nu even kwijt ben. Rond de zesde eeuw na Christus was deze plek het epicentrum van het Keltische christendom, maar de Vikingen vielen hier Engeland binnen en moordden, jatten en staken het klooster en alles en iedereen eromheen in brand. Mijn verhaaltje gaat over de vriendschap tussen de drie monniken en hoe die invasie daaraan een abrupt einde maakte. Stakkers.
Al kan het niet, want historisch gezien hebben ze elkaar geloof ik nooit gekend. Maar zo maak je fictie. Je roert wat fantasie door ware gebeurtenissen en je hebt een verhaal. De hele wereld bestaat uit verhalen en niemand weet écht de waarheid. Bestaat die überhaupt: dé waarheid? Verhalen = verbinden.
Grappig hoe ik door dit verhaaltje te schrijven connectie maak met mannen die al eeuwen dood zijn, alsof ik ze echt wil leren kennen, vrienden met ze wil worden, naar ze wil luisteren.

Terwijl we over de waterweg naar het eiland reden, schoot me een ontroerende zin uit de King James Bible te binnen. Ik ken veel te weinig Bijbelteksten uit mijn hoofd, maar deze haalde ik plots voor de geest: ‘Look to the rock from which you were hewn and to the quarry from which you were dug.’ De zin komt uit Isaiah. Wonderlijk toch, I was looking at that very rock!
Ik zette het citaat bovenaan mijn verhaaltje, dat ik trouwens nog geen titel gegeven heb.
Het is hier zo stil dat je de vissen aan de rand van de kalkstenen kliffen kan horen zwemmen.

Aan het eind van de middag maakten we een heerlijke wandeling over het kustpad. Zonlicht schitterde op het water. Booreilanden in de verte, een mengeling van mens en natuur, ogenschijnlijk vredig met elkaar verbonden. Krzys en ik praatten over wel of geen kinderen krijgen. Volgend jaar word ik veertig. Al jaren ervaar ik de houdbaarheidsdatum van mijn vruchtbaarheid als een te grote druk om een beslissing te kunnen nemen over het leven van een individu dat er niet om vraagt geboren te worden. Maar we zijn erg gelukkig samen, alle ingrediënten zijn aanwezig om een stel kinderen een leven vol liefde en zelfs enige welvaart te geven.
‘Een hond kan natuurlijk ook,’ opperde ik, want ergens diep in mezelf voel ik dat ik beter geen kinderen kan baren. Of is dat angst? Angst voor iets wat mijn leven over kan nemen, vermoedelijk zal gaan beheersen?
Terwijl we praatten sloegen de golven kapot tegen de rotsen. We richtten onze blik op de zee, alsof het onderwerp ons allebei te groot en waarachtig was.
Krzys zei: ‘Ik wil graag een hond, er is wel ruimte voor nog iets of iemand, naast ons.’
Misschien is een hond de betere optie, al kan zo’n beest niet lezen of schrijven. ‘Geen reu,’ zei ik. ‘Ik wil niet thuiszitten met een gast die mij de hele tijd zit aan te staren en dan ongegeneerd zijn eigen scrotum zit te likken.’
‘Niet nóg zo’n gast,’ zei Krzys.

Zondagmiddag 6 januari, Amsterdam
16.00 Een drukke kroeg aan de Brouwersgracht. Heb een nieuw notitieboekje gekocht met dikker papier; daarin kan ik zowel schetsen als schrijven. Ik begin met het tekenen van het profiel van de dame achter de bar. Haar neus intrigeert me. Volgens het schoonheidsideaal zal die wel niet goed, mooi of klein genoeg zijn, maar ik vind hem prachtig. Ze heeft heel kort dik zwart haar. Gemillimeterd, maar toch niet, want het krult. Ze draagt grote gouden oorringen, aan beide oren meer dan één, en niet één is hetzelfde. Prachtig. Als ze me ziet tekenen werpt ze me schielijk een glimlach toe. Meisjes lachen naar elkaar. Gewoon. Zomaar.
Terug in Amsterdam heb ik opeens sterk de behoefte om alleen te zijn, even zonder Krzys. Eigenlijk vind ik dat er een regel moet bestaan dat als je op vakantie bent geweest met de persoon met wie je ook samenwoont, je elkaar daarna een tijdje niet hoeft te zien of dat je op z’n minst je eigen gang gaat. Want dat constante samenzijn, oef, wat vind ik dat soms moeilijk (wie niet, denk ik dan, behalve de lovebirds die diep weggestopt in hun nestje zitten, zoals Zoë en haar Robert momenteel). Ik zit nu dus in een kroeg en drink wijn, want drank bedaart me. Vanavond eten Krzysztof en ik bij vrienden. Ik kijk uit op de gracht. Het is behaaglijk hier. En dan voel ik me weer helemaal thuis in deze stad.

In mijn tas zit behalve mijn schets- en schrijfboekje ook een ander boek: A Room of One’s Own van Virginia Woolf. Ik geef dit epistel een tweede kans. Vooral omdat ik zelf ontzettend toe ben aan een kamer voor mezelf. Een kamer waarin ik me kan terugtrekken, waarin ik kan lezen en schrijven, meer niet. Zoals Woolf in de opening van haar lezing schrijft: ‘A woman must have money and a room of her own if she is to write fiction.’ Misschien biedt dit boek me die ruimte, figuurlijk gesproken. Voor het geld zal ik moeten werken. Geld is nooit figuurlijk.

 

© Elte Rauch

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum