Leesfragment: Een kleine geschiedenis van de mens door dierenogen

01 april 2023 , door Joukje Akveld & Djenné Fila
| | |

Een kleine geschiedenis van de mens door dierenogen. Over heilige koeien, ruimteapen en de roep van de kakapo, door Joukje Akveld en Djenné Fila, is genomineerd voor de Woutertje Pieterseprijs 2023! Tijd voor twee fragmenten uit dit oorspronkelijke en prachtige non-fictieboek.

Vanaf het allervroegste begin loopt er een spoor van dieren door onze geschiedenis. Ze zagen de eerste mens in Afrika. Ze renden voor hun leven toen hij een jager bleek te zijn, en toen hij zich settelde als boer trokken zij de ploeg. Dieren speelden een hoofdrol toen koningen en keizers pronkten met hun macht. Ridders zaten op hun ruggen, soldaten vertrouwden op hun vleugels als ze een boodschap de lucht in stuurden voor hulp.

In dit boek vertellen 29 dieren hun verhaal. Hun getuigenissen voeren van tweehonderdduizend jaar geleden tot vandaag. Soms blikken ze terug, soms zitten ze midden in een gebeurtenis, soms kijken ze hoopvol vooruit.

Ontdek de geschiedenis door de ogen van zijderupsen, heilige koeien en ijsberen. Leef mee met een bekende filmorka, luister naar het verhaal van chimpansee Ham en hoor de roep van de kakapo. Het woord is aan de dieren.

 

Dikdik, 200.000 jaar geleden, Botswana. Uit: Joke Akveld, Djenné Fila, Een kleine geschiedenis van de mens door dierenogen.

Dikdik

- 200.000 jaar geleden, Botswana

‘Zie je die luipaard in die boom?’
‘Wat is daarmee?’
‘Het lijkt of hij slaapt, maar vergis je niet. Hij is snel als de wind. Geruisloos als de schaduw. Zijn tanden zijn scherper dan de scherpste doorn. Wij eten blaadjes, de luipaard eet dikdiks. Blijf uit zijn buurt.’
‘Ja, mama.’
 
‘Hoor je dat koo-ie-koo-ie daarboven?’
‘Wat is dat?’
‘Dat is de roep van de kroonarend. De lucht is zijn huis, maar vergis je niet. Hij stort sneller omlaag dan de zwaarste vrucht uit de worstenboom. Heeft hij je in zijn klauwen, dan laat hij je niet meer gaan.’
‘Eet de kroonarend ook dikdiks?’
‘Hij greep je zusje. Duik in de struiken zodra je hem ziet.’
 
‘Kijk dat gras! Wat rent dat fijn!’
‘Ren en spring, mijn kind, maar kijk goed om je heen.’
‘Waarom?’
‘De rotspython. Je ziet hem niet, je hoort hem niet. Onbeweeglijk ligt hij in het gras. Alsof hij dood is, maar vergis je niet. Uit zijn omhelzing kom je nooit meer los.’
 
‘Ruik je dat?’
‘Die rare geur?’
‘Hyenapoep. Kijk hier ligt het.’
‘Maar die poep is wit!’
‘Omdat de hyena graag op botten kauwt.’
‘Ook dikdikbotjes?’
‘Ja, kindje. Ook die.’
 
‘Gaan we nu drinken bij de rivier?’
‘Dat is goed, maar let wel op.’
‘Waarom?’
‘In het water loert gevaar. De krokodil drijft roerloos als een boomstam. Maar vergis je niet, een boomstam is hij allerminst. Met zijn karteltanden sleurt hij je onder water. Geen dier kwam ooit nog levend boven.’
‘Ik heb geloof ik toch niet zo’n dorst...
 
‘En die dieren daar op die heuvel, mama?’
‘Die op twee poten, bedoel je?’
‘Trekken ze je onder water? Kauwen ze op je botten? Omhelzen ze je tot je stikt?’
‘Nee, dat doen ze niet.’
‘Hebben ze dan tanden of klauwen waarmee ze je pijn doen?’
‘Niets om onder de indruk van te zijn.’
‘Zijn ze snel? Geruisloos? Sterk?’
‘Welnee.’
‘Dus ik kan naar ze toe?’
‘Nou, dat toch beter niet. Ze hebben weleens een van ons gedood.’
‘Zonder tanden, zonder klauwen?’
‘Ze gebruikten een stok en een steen.’
‘Omdat ze zelf te slap zijn om ons kwaad te doen.’
‘Jij snapt het, kind. De luipaard, de kroonarend, de rotspython, de hyena en de krokodil zijn onze vijanden, overal en altijd. Maar die paar daar op de heuvel... Houd ze in de gaten, maar het grootste gevaar komt niet van hen.’

Duif boven de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. 1916, België. Uit: Joke Akveld, Djenné Fila, Een kleine geschiedenis van de mens door dierenogen.

Duif

- 1916, België

Een windstille ochtend. Ik zit wat voor me uit te koeren in mijn hok wanneer het deurtje opengaat. Twee soldatenhanden strekken zich naar me uit. Ik ben niet bang, het zijn zachte handen. Ze pakken me vast en nemen me mee. Er wordt een kokertje aan mijn poot bevestigd. Ik verroer me niet. Hoe stiller ik zit, hoe eerder ik mijn vleugels kan uitslaan.
Opnieuw tillen de handen me op. Ze gaan omlaag, dan met een zwiep omhoog en... ik ben vrij. Drie rondjes wiek ik boven de soldaat, alleen om de stijfheid uit mijn vleugels te slaan. Want mijn neus weet allang: thuis is dáár.
Als de kogels die over de verschroeide aarde scheren, zo schiet ik omhoog. Het hok beneden wordt steeds kleiner. Mijn vleugels klappen op het ritme van de woorden in mijn kop: naar huis, naar huis, naar huis.
Er zijn goede dagen en er zijn slechte dagen. Soms suizen de kogels zo dicht langs dat ik hun zoeff kan horen. Op een van die slechte dagen werd ik bijna geraakt. Had ik een fractie sneller gevlogen dan was ik doorboord. Nu schamte de kogel alleen mijn borst. Een dierenarts lapte me op en twee weken later werd ik er weer opuit gestuurd. Misschien was die slechte dag eigenlijk een goede dag.
Is vandaag een goede dag? Onder mij is het landschap leeg. Wat ooit groen was, is bruin. Waar aarde was, gapen kraters. Wat overeind stond, ligt in brokstukken uiteen. Daartussen kruipen de soldaten. Ze hebben zich ingegraven in de geulen, gebarricadeerd met prikkeldraad. Hun blikken zijn leeg als het landschap. Alsof binnenin hen ook iets kapot is gegaan. Op hun hoofden dragen ze helmen net zo grijs als de modder om hen heen. De wereld is haar kleur kwijt. Uniformen, wapens, rantsoenen, zelfs de ratten ogen grauw. Niet dat het die beesten wat uitmaakt. Ze zijn als de modder zelf en vreten alles aan - ook mij als ze de kans krijgen. Maar die krijgen ze niet. De soldaten beschermen me alsof ik een van hen ben. Zetten zij hun gasmasker op, dan word ik vlug in een klein kastje geduwd. Ik ben ze dankbaar. Niet de kogels, maar het gifgas dat soms plotseling door de geulen wolkt, maakt me koud van angst. Hierboven ben ik veilig. Voor de kogels dan, voor het gas. Verschijnt er een valk of een havik dan is het alsnog oppassen geblazen. Ze storten zich omlaag als de bommenwerpers die over het land razen. Eén klap van hun klauw en ik ben er geweest.
Maar ik ben er nog. Nu, vandaag, morgen misschien. Mijn vleugels zijn sterk. Mijn neus vertelt me dat ik er bijna ben. Thuis wacht mijn hok met vers water. Als ik land zal er een belletje klinken. Er zal een soldaat komen die het kokertje van mijn poot verwijdert. En dan is er blijdschap óf grote paniek - dat weet ik van tevoren nooit.
Ik probeer sneller te vliegen. Een paar vleugelslagen nog, dan zie ik mijn hok. Geen kogels, geen gas, nergens een roofvogel te bekennen. Nu weet ik het zeker: dit is en goede dag.

Het dier als boodschapper

Geen dier in de geschiedenis heeft zoveel reddingsacties verricht als de duif. Al in de oudheid wisten mensen dat dit vogeltje onder zijn verenkleed een slim navigatiesysteem had. Het maakte niet uit hoe ver weg je hem bracht, met zijn feilloze richtingsgevoel vloog hij altijd in een rechte lijn naar huis. En dat met een snelheid van wel honderd kilometer per uur. De duif was een perfecte koerier, veel sneller dan een bode te voet of te paard. Dat was handig in tijden van vrede, maar meer nog in oorlogstijd, als een bericht het verschil kon maken tussen leven en dood.
Tijdens De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) werden veel duiven ingezet als boodschapper. Om berichten van het slagveld door te geven werd gebruikgemaakt van veldtelefoons en draadloze telegrafie. Maar techniek laat het soms afweten, zeker als er bommen en kogels rondvliegen. Dan zijn duiven een stuk betrouwbaarder: de onzichtbare gps in hun neus faalt nooit.
Militairen namen duiven mee in tanks, vliegtuign en loopgraven, op marineschepen en zelfs in onderzeeërs. Zodra een soldaat de vogel met de kostbare boodschap in een kokertje aan zijn poot de lucht in gooide, begon die aan zijn gevaarlijke reis naar huis. Onderweg lagen vijandelijke geweren op de loer. De gifgassen die werden gebruikt om de tegenstander in de loopgraven uit te schakelen, kostten veel duiven het leven. En eenmaal opgestegen waren het speciaal door de Duitsers getrainde valken en haviken die de duiven uit de lucht sloegen. Maar ondanks al die gevaren was zo'n vliegende postbode nog altijd beter dan een telefoon zonder bereik.
Tussen 1914 en 1918 zijn honderdduizenden duiven als boodschapper ingezet. Omdat de Duitsers wisten dat hun vijanden ook duiven hielden, namen ze elke postduif in beslag die ze tegenkwamen. Wie stiekem toch duiven hield, riskeerde de doodstraf.
Tegenwoordig staat in Brussel een monument, Aan de oorlogsduif staat erop. Het is een herinnering aan alle dappere fladderaars die dienden en stierven in een oorlog waarin ze per ongeluk waren terechtgekomen.

Oorlogsduif. Uit: Joke Akveld, Djenné Fila, Een kleine geschiedenis van de mens door dierenogen.


👁 De Eerste Wereldoorlog werd voor een groot deel uitgevochten in loopgraven. Dat waren geulen waarin de soldaten dekking zochten tegen kogels en granaten. Aan het westfront lagen ze in België en Frankrijk.
Veel mensen dachten dat de oorlog na een paar maanden over zou zijn. Dat was niet waar. Het werd een uitputtingsslag waarbij de ingegraven legers elkaar jarenlang in een houdgreep hielden. Nu eens bewoog het front een paar honderd meter de ene kant op, dan weer de andere kant. Bij elke kilometer terreinwinst stieven honderdduizenden soldaten. Voor de korteafstandscommunicatie tussen de loopgraven werden honden ingezet. De duiven waren voor het langere traject. Ze werden vervoerd in mobiele hokken die meebewogen met het front. Toen de Duitsers in 1915 voor het eerst chloorgas gebruikten en soldaten stierven door verstikking, werden er niet alleen gifmaskers aangevoerd voor de militairen, maar ook speciale gaskastjes die de duiven bij een gifaanval moesten beschermen.
 
© Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2022
Tekst: Jouke Akveld
Illustraties: Djenné Fila

pro-mbooks1 : athenaeum