Leesfragment: De Reynaert

07 mei 2023 , door Frits van Oostrom
| | |

12 mei verschijnt het nieuwe boek van Frits van Oostrom: De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk, met een nieuwe editie van de Middelnederlandse tekst naar alle bekende bronnen door Ingrid Biesheuvel en Frits van Oostrom. En 1 juni spreekt hij bij Athenaeum Boekhandel Haarlem. Kom ook, en lees bij ons nu een fragment!

Van den vos Reynaerde geldt als hét meesterwerk van onze middeleeuwse letterkunde, en misschien wel van de hele Nederlandse literatuur. Wat is het geheim van deze klassieker, die in elke tijd ook leest als een moderne roman, en die zoveel heeft betekend voor zovelen?

Met de eruditie van de kenner en het enthousiasme van de liefhebber besloot Frits van Oostrom om een boek te wijden aan de Reynaert, met het doel te laten zien wat deze tekst zo uniek maakt voor al die generaties lezers en onderzoekers die – soms op het obsessieve af – met de Reynaert hebben geleefd. En uiteindelijk gaat het ook over Van Oostroms eigen levenslange omgang met onze beroemdste middeleeuwer: een vos.

De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk biedt in zijn breedte en diepte een weergaloos panorama van literatuur, geschiedenis en wetenschap.

Frits van Oostrom is universiteitshoogleraar te Utrecht. Hij ontving talloze prijzen en eerbewijzen, waaronder de AKO Literatuurprijs, de Spinozaprijs en in Vlaanderen de Keizer Karelprijs en de Gouden Penning van de Belgische Academie van Wetenschappen. Zijn meest recente boek, Nobel streven, werd in 2018 bekroond met de Libris Geschiedenisprijs.

N.B. Lees op onze site ook een fragment uit Nobel streven en Wouter van Dijk over het boek. En Bob Hopmans bespreking van Wereld in woorden. En Van Oostroms voorwoord bij Ingrid Biesheuvels vertaling De ridders van de Ronde Tafel. Arturverhalen uit de Lage Landen.

 

Proloog

Vossen zijn niet buitengewoon slim. Natuurlijk heeft de vos als roofdier zo zijn jagerstrucjes, zoals de zogeheten muizensprong, waarbij de vos een muis besluipt, om dan hoog op te springen, zich in zijn volle lengte uit te strekken en als een animale drone vol op zijn nietsvermoedend doelwit neer te komen. Maar uitzonderlijke sluwheid is bij vossen nog niet waargenomen. Die hebben ze misschien ook helemaal niet nodig. Een vos heeft geen natuurlijke vijanden, en kan in bos en duin doorgaans gewoon zijn ding doen. Soms komt hij op het erf als kippendief, indien er gaten zitten in het gaas of in de schuur. Maar dat zal vrijwel altijd ’s nachts zijn, wanneer de boeren slapen en de kippen voor het grijpen op hun stok zitten. Een vos doet niet aan hoogstandjes van list. Volgens de grote dierenencyclopedie van Grzimek zou de vos zelfs ietwat dommig zijn. De wolf is veel intelligenter.
Waarom klinkt het bovenstaande zo verwonderlijk? Omdat het indruist tegen het gevestigde idee dat de vos juist zeldzaam slim is. Vulpes heet een vos in Latijn, zo dichtte Jacob van Maerlant omstreeks 1270, schalker beeste en mach niet sijn: ‘sluwer dier bestaat er niet’. Met die reputatie figureert de vos nog altijd in ons spraakgebruik: een sluwe vos, het slimme vosje, een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken, als de vos de passie preekt... In Sint- Niklaas legde onderwijzer Amand de Vos (!) in de vorige eeuw een hele collectie aan van zegswijzen met vossen, waaronder bloemrijke als ‘hij heeft van de vos gegeten’ (resp. vossenmelk gedronken), gezegd van een doortrapt persoon; ‘de vos kan wel wijs worden maar nooit braaf ’; ‘de vos groet alleen de heg als hij de tuin in wil’ en ‘ik begrijp je goed, zei de patrijs tegen de vos, en hij vloog weg’. Het imago van de vos als sluwerik klinkt ook door in andere talen; neem alleen al in het Engels foxy, cunning fox en to outfox. Nooit horen we vaste uitdrukkingen als domme vos, slome vos, oenige vos of wat dies meer zij. Slimme vos is vrijwel pleonasme. ‘Oranje is een vos’, zei in 1564 een Utrechtse geestelijke over Willem de Zwijger. Dat was niet als compliment bedoeld. Een vos is ondoorgrondelijk, onbetrouwbaar en hoogbegaafd in streken.
Hoe kon dit imago in de wereld komen? Misschien vanwege het mysterie dat de vos omringt, en zijn ongrijpbaarheid. Niet dat ze zeldzaam zijn. Wereldwijd is de vos de meest verbreide carnivoor, van woestijnvossen in Afrika tot witte vossen in de Himalaya. Alleen al in Nederland leven volgens kenners meer dan vijftienduizend vossen. Maar ze laten zich niet makkelijk betrappen. De vos is voornamelijk een nachtdier, leeft solitair en doorgaans buiten de bewoonde wereld, is zeer mobiel en slaat onvoorspelbaar toe. Vermoedelijk deed zijn schrandere snuit de rest. Vossen moesten wel intelligent zijn. En naarmate we verder van de natuur kwamen te leven, kwam ons beeld van vossen steeds meer uit de boeken en steeds minder uit het vrije veld. De vos is meer een dier van horen zeggen dan van zien.
Deze beeldvorming omtrent de vos gaat zeer ver terug. Op een Soemerisch kleitablet van drieduizend jaar oud verhaalt in spijkerschrift een fabel hoe negen wolven eens tien schapen hadden buitgemaakt. Dat was er ogenschijnlijk een te veel, en maakte de verdeling van de buit complex. Een passerende vos komt met de oplossing: de wolven één schaap, en hijzelf negen. Uit iets later tijd kent de Babylonische traditie een ‘Serie van de vos’: verhalen waarin de vos een slimme simulant blijkt en schijnheilig vroom, en bij de recht bank aan het langste eind trekt in procedures tegen hond en wolf.
In de antieke oudheid lopen deze lijnen door. Aristoteles noemt de vos ‘kwaadaardig en doortrapt’. In een fabel van Aesopus vraagt een haas aan een vos of hij veel eten in huis heeft. De vos nodigt hem uit als gast een kijkje te komen nemen – en eet de haas op. In dezelfde tijd zien we de vos ook zijn entree maken in de omgeving van de macht. Als de leeuwenkoning ernstig ziek is, bieden wolf en vos tegen elkaar op met therapeutische adviezen. De vos betoogt dat Zijne Majesteit zich ter genezing moet omhullen met een vers gevilde wolvenhuid; gedurende de revalidatie is de vos bereid om de regering waar te nemen. De vos als raspoetin bleef eeuwenlang een archetype.
Zo ging het voort met framing van de vos, in eindeloze schakering. Bij La Fontaine (1668) in diens beroemde fabel van de vos en de raaf. In de opera bij Janácek, ‘Het sluwe vosje’ (1924). In het kinderboek Fantastic Mr Fox van Roald Dahl (1970), waarin de hoofdfiguur omwonende boeren een- en andermaal te slim af is. Tot in moderne ‘hoge’ literatuur, zoals Confessions of the Fox (2018) van Jordy Rosenberg, over een legendarische achttiende-eeuwse zakkenroller en (bij Rosenberg) transgender, een boek geprezen in The New Yorker – waar men nooit verlegen zit om highbrow formulering – als ‘a cunning metafiction of vulpine versatility’.
Het middeleeuwse kroonjuweel in deze verzameling is de Oudfranse Roman de Renart. Het zijn zevenentwintig korte verhalen – branches heetten ze al in de Middeleeuwen, als takken van dezelfde stam – over de vos Renart en hoe die iedereen aftroeft. De beroemdste branche is Le Jugement de Renart (circa 1180), waarin Renart zich moet verweren voor de rechtbank van de leeuwenkoning Noble tegen aanklachten van vrijwel alle andere dieren, Isen - grin de wolf voorop. De Roman de Renart vond brede weerklank in Euro pa, en navolging in tal van talen. Het succes ging zelfs zover dat in het Frans renard het woord werd voor de hele soort, het oudere woord goupil voor vos verdringend. Het is een kras geval van literair effect. Alsof een muis inmiddels een mickey was gaan heten, of elke eend een donald.
Binnen ons taalgebied zou het zóver niet komen. Wij noemen de rode vulpes vulpes nog altijd bij zijn oorspronkelijke Germaanse naam: vos. Toch is er een verwante trend waarneembaar in het Nederlands. Al tijdens de Middeleeuwen werden vos en Reynaert vrijwel synoniem, en ook Vondel noemt de vos herhaaldelijk Reynaert. En zodra een hedendaagse krant iets over enige vos bericht, kan men er gif op innemen dat de naam Reynaert gaat vallen. Of, met een koosnaam, Rein of Reintje. Zelfs de zoöloog J. Ritzema Bos spreekt in zijn standaardwerk Landbouwdierkunde (1879) herhaaldelijk, met onagrarische vertedering, over de vos als Reintje.
Dit heeft alles te maken met de bijzondere status van de Reynaert in ons taalgebied. Gebaseerd op de Oudfranse Jugement de Renart, maar daaruit vrij bewerkt en met een compleet nieuw tweede deel, dat het verhaal naar een veel hoger plan tilt. Van een Oudfranse komische vertelling heeft de Vlaamse dichter Willem een dramatische roman gemaakt over de verhouding tussen individu en samenleving. De Middelnederlandse dichter stuwt zijn Van den vos Reynaerde richting de frontale confrontatie tussen Reynaert en de macht, belichaamd in de koning in diens majesteit en menselijkheid. Willem was de enige middeleeuwse dichter die zoiets heeft bedacht en aangedurfd met een Reynaert-verhaal.
Wereldwijd zijn kenners het erover eens dat Van den vos Reynaerde literair het toppunt van het genre is. Goethe was de eerste die dit in 1794 treffend onder woorden bracht. Hem kwam daarom het eerste motto van dit boek toe: ‘Eeuwen geleden zou een dichter dit hebben berijmd? Hoe is dat mogelijk? De stof is immers van gisteren en vandaag!’ Goethes oordeel is sindsdien in alle mogelijke toonaarden herhaald. Volgens de Engelsman John Bosworth zou de Reynaert in zijn eentje waard zijn om er Middelnederlands voor te leren. Volgens de Canadese mediëvist John Flinn, auteur van het standaardwerk over de Europese Reynaert-stof, steekt de Middel neder land se versie boven alle andere uit. De Middelnederlandse Reynaert is voor iedereen die er verstand van heeft de beste. We mogen deze dus gerust de Reynaert noemen. Vandaar ook zijn wereldwijde uitstraling, tot in vertalingen in Japans en Luxemburgs, slavenverhalen in Alabama en een tekenfilm in Oekraïne. Er is geen tweede Middelnederlandse tekst die zoveel heeft betekend voor zovelen.
Over dat mirakel gaat dit boek. Waarom prijkt de Reynaert strijk en zet als nummer 1 of 2 op alle literaire canonlijstjes? Wat gebeurt er in die vierduizend verzen, hoe zit de Reynaert in elkaar, wat is daar zo bijzonder aan, hoe werken de humor en het spel met het gemene en obscene, en op welke maatschappelijke groepen had de dichter het wellicht speciaal gemunt? Hoe is Reynaerts grote list tegen de koning opgebouwd, vermoedelijk de meest complexe van de hele middeleeuwse literatuur? En ook details, zoals daar zijn: waarom vraagt Isengrijn zijn vrouw om Reynaert vast te houden bij zijn baard? Wat voor vogel is het die de kater Tybeert tot zijn schrik van links ziet komen aanvliegen? Eet de familie vos de haas Cuwaert, nadat Reynaert hem zijn kop heeft afgebeten, nu rauw of toch wel degelijk gekookt, zoals het oudste Reynaert-fragment het voorstelt? Tot aan bepaalde grote vragen, nooit afdoende te beantwoorden, maar die zich blijven opdringen bij aandachtige lectuur. Zoals: was Willems versie zoveel gemener dan zijn Franse voorbeeldtekst omdat de Middelnederlandse dichter via zijn dierenverhaal wraak wilde nemen op tegenstrevers uit zijn directe omgeving, wie weet Jacob van Maerlant?
Op een tweede niveau gaat dit boek over wat Van den vos Reynaerde allemaal heeft losgemaakt bij mensen. Bij grote schrijvers zoals Willem Elsschot, die zijn schrijversvoornaam koos als eerbetoon aan deze middeleeuwse vakbroeder en hele stukken van diens werk uit zijn hoofd kende. Louis Paul Boon, die in zijn hart graag Reynaert wilde zijn, maar zich verliezer voelde zoals Isengrijn. Stijn Streuvels, die wel twintig boeken aan de Reynaert wijdde. In de publieke ruimte: van Reynaert-opera’s en raps op YouTube tot fietsroutes, Reynaert-bier en -pralines, Reynaert-tabak (‘Voor de slimme roker’) en zelfs een zwemparadijs met Reynaerts naam. Psychiaters die de hoofdfiguur liefst op de divan zouden leggen. Al die nooit genoeg geprezen onderwijzers, die voor lezend en naspelend en doorvragend op wat eigenlijk een held is, de kinderen een onvergetelijke Reynaert-ervaring meegaven. En natuurlijk in de wetenschap, waar academici van alle mogelijke snit en temperament zich nu al ruim tweehonderd jaar in deze tekst vastbijten, soms op het obsessieve af. Of misschien beter andersom gezegd, want Reynaert laat niet makkelijk los.
Neem professor J.W. Muller, die ofschoon hij soms alleen op melk moest leven, zestig jaar bleef studeren op deze Middelnederlandse tekst waarin hem geen detail te min was. Of Gerard Arendt, die als twintiger een briljant boek over de Reynaert schreef dat hij nooit meer zou evenaren. Of Arendts tegenpool Hellinga, in aanleg op het geniale af maar ook een schaamteloze bluffer, die bij zijn overlijden een handgeschreven ‘Afscheid van Reinaert’ als onvoltooide achterliet. Daarin vaart een soms verwarde Hellinga geregeld uit tegen zijn leerling Lulofs, terwijl laatstgenoemde in zijn Reynaert-werk juist zijn hele leven lang de lof van Hellinga was blijven zingen. Dit boek gaat ook geregeld over leermeesters en leerlingen, en over hoe dankbaar ik mijzelf voel voor die van mij.
Op het derde niveau heeft dit boek als achterdoek mijn eigen loopbaan in dit vakgebied. Hoe het zo kwam en verder is gegaan. Hoe dat vak te werk gaat, met inmiddels duizenden publicaties plus een eigen jaarboek rond de vos, en niettemin geregeld tegen grenzen aan loopt waar het de Reynaert geldt. En ten slotte over mijn eigen omgang met die tekst als levenslange liefhebber. Van onbeschreven blad van tien jaar oud toen ik als kind een navertelling van de Reynaert las tot op vandaag, zestig jaar verder, als gelouterde geleerde te midden van een massieve vakbibliotheek en stapels documentatie in handschrift, druk en digitaal. Meer dan enig eerder boek is dit ook mijn persoonlijke verhaal geworden.
Kortom: De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk. Ik wil er graag over vertellen. Aan mijn eigen generatie en de volgende. Ziehier mijn groepsportret met Reynaert, onze beroemdste middeleeuwer.

Frits van Oostrom, januari 2023

 

© 2023 Frits van Oostrom

pro-mbooks1 : athenaeum