Leesfragment: De nachtman

01 februari 2023 , door Janneke Holwarda
|

Nu op de longlist van de Libris Literatuurprijs 2023: Janneke Holwarda’s zesde boek De nachtman. Een vertelling. Lees bij ons een fragment!

Een oude man moet in het reine komen met wat hij in zijn leven verkeerd heeft gedaan.

Een jazztrompettist wacht op de dood. Hij kan nauwelijks meer lopen, kauwen, heeft hulp nodig bij bijna alles. Maar hij kan nog niet sterven, want er moet nog zo veel gedaan, zo veel meer hersteld worden. En er moet een antwoord komen op de grote vraag: was het de moeite waard, is hij goed genoeg geweest?

En het ergste: hij kan geen muziek meer maken. Wat hem rest zijn herinneringen aan de jazzclubs waar bij speelde, aan de schepen waarop hij de wereldzeeën bevoer, aan zijn jeugd in Arnhem tijdens de oorlog die alles ontregelde, aan de vrouwen in zijn leven, en aan zijn zoons. En wat moet hij met zijn verzorgster Agatha, die God weet waarvandaan komt en die met haar zware stem op alles een antwoord heeft? Weet zij meer dan hij?  

 

1

 

‘Voorheen.’
Je hebt het woord uitgesproken.

Voorheen staken ze nog wel eens een hand op als ze langs je achttien meter gevel wandelden, en als je buiten was bleven ze soms staan om een praatje te maken.
‘Hoe is het, Willem?’
‘Koud vandaag, is ’t niet?’
‘Moet ’t gras weer kort?’
Maar sinds je je trechter hebt, kijken ze niet meer naar binnen. Ze wandelen langs met afgewend gezicht, hun blik gericht op de heg aan de overkant van de weg. Daar is niets te zien, het is een gewone meidoornhaag, groene takken, doornen, rode bessen in het najaar, witte bloemen in mei, een paar mussen. Je kunt er niet doorheen kijken en ook niet overheen. Toch kijken ze ernaar alsof er iets te zien is. Ondertussen versnellen ze hun pas.

Het komt doordat het te lang duurt. Je leeft te lang. Je bent passé. Af en toe brengt iemand nog een pannetje eten, zet het in de werkplaats, roept: ‘Willem, d’r staat wat voor je.’

Je gaat roesten en je kunt schuren wat je wilt, maar op een gegeven moment vallen er gaatjes en is er niets meer aan te redden. Dan slepen ze het oude schip naar India, waar van die kleine jongens op blote voeten het hele zaakje schroefje voor schroefje en boutje voor boutje slopen.

 

Voorheen. Je bent er zelf over begonnen. Als je er eenmaal mee begint, houdt het niet meer op.

Gebukt, met je kont naar de Dijkstraat, naar de buren, naar de kerktoren in de verte en naar de wereld, knipte je met een schaar je grasmat. Een keer in de twee weken, van april tot en met oktober. Iedereen die langsliep verklaarde je voor gek, ze wilden je hun grasmaaier lenen, ze wilden het van je overnemen, maar jij hoefde hun goedbedoelde bemoeienis niet.

Voorheen is hetzelfde als weleer, eertijds, vroeger. Voorheen is niet hetzelfde als lang geleden. Een jaar hooguit. Vroeger is hetzelfde als voorbij, het komt niet meer terug, hoe graag je ook wilt.

Je knipte het gras met een schaar. Sterke handen wilde je hebben en een kortgeknipt grasveldje. Dat ze dat niet snapten, maakte jou niet uit.

Het was een in Sheffield gesmede schapenschaar. Hij was van je vader. Als hij het gras knipte, zat jij er op je hurken naast en keek je naar zijn grote handen.

 

De lapjeskat van de intellectuelen op 43 of van de pseudoboer op 47 of van de adhd’er op 36, je weet niet van wie, ze wonen gelukkig allemaal een eind verderop, maar goed, die kat staat mauwend op je stoep. Je opent de achterdeur om de vissenstaarten naar buiten te gooien. ‘Zo, kat, ben je daar weer? Hier is je vis. Eet smakelijk. Ik zou de heg moeten knippen en het gras, we moeten in beweging blijven, jongen, anders houdt het op. Wie niet meer beweegt, gaat zitten, wie gaat zitten, gaat na een tijdje liggen, wie gaat liggen, komt op een gegeven moment niet meer overeind. Ja, lik jij je bek maar. Dat is lekker, hè? Wat goed is voor de man, is goed voor de kat.’

Als je naar binnen gaat, denk je: je lult tegen een kat. Je lult in gedachten. Je hoort de hele dag je eigen gelul, maar op het laatst zwijg je, net als iedereen.

I’m afraid the masquerade is over
And so is love, and so is love
Your love, and so is love.

You look the same
You’re a lot the same
But my heart says: No, no, you’re not the same.

 

Was je niet het nakomertje geweest, de kleine jongen die niets mocht zeggen, de jongen die er wel was, maar er niet mocht zijn, was er geen Karel Bralleput geweest, de man met de afgeknepen stem en de bloksnor, de man die ‘rollenden oogs en machtigen gebaars’ als een hysterische ‘Edel-Germaan’ om de haverklap met zijn gestrekte arm aangaf hoe groot zijn hond was, die vuile stink-Oostenrijker die ruim vijftig miljoen mensen twaalf jaar lang voorspiegelde dat zij behoorden tot het ras van de ‘Übermenschen’, de fascist die de dood van Sofietje, pas vier, de dood van Hetty, pas elf, de dood van pa, pas negenenvijftig, het zwijgen van Jan, het zwijgen van ma, de vlucht van Esther naar Argentinië, de gruwelijke dood van miljoenen onschuldigen op zijn geweten heeft, misschien dat je dan...

... gelijkmatiger was geweest, vriendelijker, socialer of zachtmoediger? Maar zo is het niet gelopen.

Einzelgänger, Fernweh, Weltschmerz, Heimat, Kindergarten... mooie woorden. Bratwurst, Sekt, lekker spul. Er komen ook goede dingen uit Duitsland. Er bestaan ook goede Duitsers.

Het is inmiddels meer dan vijfenzeventig jaar geleden, je hebt genoeg tijd gehad om je mening te herzien.

Met je tijd meegaan, dat is pas echt gevaarlijk.

 

De geur in de schuur is een mengsel van drogend wasgoed, smeerolie, nat hout, groenafval, uien en kruiden. Aan een paar lijnen, schijnbaar willekeurig onder het plafond bevestigd, hangen een roze en een wit laken, drie oude witte hemden, vijf nieuwe zwarte onderbroeken van het merk Schiesser. (Een internetbestelling en onlangs door de post vanuit Frankfurt am Main bezorgd op Dijkstraat 45. Ja. Er komen ook goede dingen uit het land van de Edelgermanen.)
De grijze en de groene kliko staan naast elkaar, onder het deksel van de groene ligt een lat, de kier zorgt voor verdamping van het vocht in het groenafval.
In een doos op de werkbank een paar grote gele uien, aan het plafond hangen bossen oregano te drogen.
Naast de hometrainer met de lage opstap en het brede zadel staat je racefiets op twee lege banden.
Tegen de zijmuur leunt je zelf getimmerde houten ladder waar je een paar maanden geleden nog op geklommen bent om je vijftig meter dakgoot van het blad van de vleugelnoot te ontdoen. De normale najaarsklus die je dit jaar meer moeite heeft gekost dan je wilt toegeven.
En dan is er nog iets in de samensmelting van geuren hier, iets ondefinieerbaars. Een vergeten natte spons onder in een emmer, een rotte sinaasappel, het stoffige beton, een kwast in een restje terpentine?

 

’s Ochtends bij het opstaan is je rug een plank, kraakt je stem en draaien de dingen om jou in plaats van jij om de dingen. Halverwege de dag zetten je enkels op en stijgt je bloeddruk. In de middag ben je bekaf. Na een borrel kun je niet meer rechtuit lopen en niet langer helder denken. Vocht sijpelt door je mondhoek naar beneden, het vormt slenken en geulen in je huid. Pigment tekent grillige vlekken op je slaap. Boenen helpt niet. De dood zit je op de hielen.

De visboer, die elke zaterdag met zijn kar onder aan de dijk staat en je met zijn van schubben glinsterende handen een portie kibbeling en een paar haringen aanreikt, heeft het ook gezien. ‘De meeste aardappels heb je wel op,’ zegt hij.

Je hebt er maar op los geleefd, terwijl je hartstikke sterfelijk bent. Je deed alsof je alle tijd had, alsof er niets aan de hand was, maar in wezen zat je de hele tijd al in de val. Je weet niet hoelang het nog duurt voor het moment aanbreekt en wat je zult doen als het zover is. Het is een absurd gegeven dat je maar één kant op kunt. Hoe zorg je ervoor dat dat dan toch betekenis krijgt?

 

Je hebt gedaan wat je kon. Je had misschien eerder moeten beginnen.

Je bette voorhoofden, bevochtigde droge lippen. Je was erbij toen de adem stokte, je hoorde de laatste rochel, voelde de laatste zucht, zag de rilling die vanuit de tenen naar de kruin voer, de laatste stuiptrekking en de gezichten die verstijfden in een eeuwige grimas. Dood. Maar hoe het voelt, wat er dan gebeurt? Of het angst of overgave is? Je weet het niet. De doodsstrijd laat geen ruimte voor vragen. Je hebt er de boeken minutieus op nageslagen, maar er geen letter over gevonden. Het sterven is niet door te vertellen, er is er maar één die het laatste woord heeft en van dat woord kent niemand de letters of de volgorde.

De klok boven je stereo-installatie wijst half tien. Het is een analoge klok die je ooit voor je moeder hebt gekocht. Zestig jaar lang gaf hij de juiste tijd aan, maar de laatste dagen loopt hij achter. Je zou hem kunnen repareren, je kunt alles weer aan de praat krijgen, klokken, wasmachines, cd-spelers, maar de tijd die dat kost is je te kostbaar.

 

© 2022 Janneke Holwarda

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum