Leesfragment: De man met de panamahoed

30 mei 2023 , door Rudi Meulemans
| |

Dinsdag 30 mei om 17.00 interviewde Maite Karssenberg Rudi Meulemans over zijn nieuwe bok De man met de panamahoed. Harry graaf Kessler: kroongetuige van de moderne tijd bij SPUI25. Bekijk de registratie van het gesprek en lees een fragment.

Een reis door de vroege twintigste eeuw, langs kunst, theater en politiek. Na te zijn gevlucht voor het nazisme schreef Harry graaf Kessler (1868-1937) op Mallorca aan zijn memoires, waarin hij terugblikt op zijn kosmopolitische, moderne leven. De graaf kende iedereen, en iedereen kende de graaf.

Harry Kessler was een intellectuele dandy, en politiek en kunst stonden centraal in zijn leven. Enerzijds weigerde hij zich te plooien naar de regels van de aristocratie en werd hij ondanks zijn opleiding tot officier een overtuigd pacifist. Anderzijds stond hij ver af van het bohemien leven van de kunstenaars wier gezelschap hij zocht. Hij verdedigde de kunst tegen elke vorm van politieke inmenging. Als mecenas, minnaar van mannen, uitgever, denker en schrijver bond hij zich aan niemand en leefde hij niet volgens andermans verwachtingen.

In De man met de panamahoed neemt Rudi Meulemans ons mee door een veranderende wereld. Harry graaf Kessler wilde een nieuwe mens zijn. De moderne tijd met zijn grenzeloze mogelijkheden en onontgonnen verleidingen was zijn laboratorium.

 

Proloog
Altijd onderweg

11 november 1933.
Op de voorsteven van de oude stoomboot Djamilha, licht huiverend in de ochtendbries, een plaid om zich heen geslagen, staart Harry graaf Kessler naar de steeds dichterbij komende steile kust van Mallorca. Zilverkleurige meeuwen scheren langs hem heen. Beneden, in het nog donkerblauwe water, laten twee dolfijnen zich meevoeren op de baren.
Plots wordt de graaf duizelig. Een ijl hoofd. Hartkloppingen. Dit overkomt hem de laatste tijd vaker. Hij vreest flauw te vallen, houdt zich vast aan de reling, sluit zijn ogen.
Ademen, denkt hij, blijven ademen. Rustig ademen, dan duurt het niet lang.
Hij zegt iets, onhoorbaar door het ruisen van de zee. Het woord vormt zich als een kus op zijn lippen: ‘Max’.
De meeuwen krijsen en de graaf laat de reling los om met zijn handen zijn oren af te schermen van het schrille geluid.
Het schip rondt de noordwestelijke kust van het eiland. De brokkelige, grijze kuststroken leven op in het nieuwe licht.

~

Enkele zomers geleden.
Op een ochtend dwaalde ik, enigszins doelloos, door de zalen van de Neue Nationalgalerie in Berlijn. Ik had net een boek gepubliceerd dat, naast een reconstructie van een historische reis langs Engelse landhuizen, een verslag was van de traumatische ervaring van een relatiebreuk. Mijn leven was grondig door elkaar geschud. Ik was in een diep donker dal geraakt. Alleen. Maar plots, op een dag, was de mist opgetrokken. Ik begon weer plannen te maken en vertrok voor een week naar Berlijn. Het was tijd voor een nieuw begin, misschien zelfs voor een nieuw boek.
Ook al is de Neue Nationalgalerie geen mastodont van een museum zoals bijvoorbeeld het Prado, het Louvre of het MET, toch is het te groot om tijdens een bezoek van een paar uren alle werken goed te kunnen bekijken. Ik pas dan een tactiek toe die ik leerde van de schilder Francis Bacon, die ooit in een interview zei dat hij in een museum nooit slenterde maar flink doorstapte langs de gepresenteerde kunstwerken en dat er dan altijd, plotseling, een werk was dat om zijn aandacht schreeuwde. Zo was ik die dag, schijnbaar onberoerd, zaal in zaal uit, langs meesterwerken van de westerse kunst gelopen tot ik, aangetrokken door de gouden glans die het uitstraalde, halt had gehouden bij een schilderij waarop, tegen een felgele achtergrond, een gesoigneerde grandseigneur stond afgebeeld.
De man droeg een driedelig donkerblauw kamgaren pak, een wit overhemd met een donkere zijden das en een panamahoed. Hij hield zijn rechterhand in zijn zij. Zijn linkerbeen was geknikt. Een dunne wandelstok, die hij schuin achter zich hield, zorgde voor steun. Een opvallende snor. Een indringende blik. Een man van de wereld die ergens naar op weg leek te zijn. Pas toen las ik het bordje naast het schilderij:

Edvard MUNCH
Harry Graf Kessler
Öl auf Leinwand, 1906

Na mijn bezoek aan het museum snuffelde ik wat rond in de shop. In het boek Neue Nationalgalerie: Das Museum von Mies van der Rohe las ik dat ‘Neue’ niet enkel een verwijzing is naar de ‘nieuwe’ kunststromingen uit het begin van de twintigste eeuw, maar vooral aangaf hoe Duitse politici destijds over kunst en haar rol in de samenleving dachten.
Na de Tweede Wereldoorlog, bij de opdeling van Duitsland in twee aparte staten in 1949, streefden de politici in West-Duitsland ernaar hun imago tegenover de rest van de wereld op te poetsen. Toen de collectie van de Nationalgalerie werd opgesplitst claimden zij de door de nazi’s als entartete Kunst bestempelde werken, waaronder de doeken van Edvard Munch. In het nieuwe museum wilden zij deze kunst rehabiliteren. De kunst werd ingezet om de internationale uitstraling van het land te bevorderen.
Waar in Oost-Berlijn het oudere gedeelte van de collectie in het oorspronkelijke gebouw kon blijven, kreeg in West- Berlijn Ludwig Mies van der Rohe de opdracht om een nieuw museum te ontwerpen. Het zou zijn laatste werk worden, een icoon van het modernisme, dat in 1968 de deuren opende en de naam Neue Nationalgalerie kreeg als signaal dat men het oude wilde verlaten en een nieuw hoofdstuk wilde beginnen.
Toen ik in de shop langs de muur met ansichtkaarten liep, zag ik teleurgesteld dat er geen reproductie werd aangeboden van het portret van Harry graaf Kessler van Edvard Munch. Wel de in dit soort winkeltjes gebruikelijke rommeligheid aan museumsouvenirs, van potloden en schriftjes, sjaals en dassen tot kopjes en placemats, maar op geen enkel van deze objecten was een afbeelding van het schilderij te zien. Op een tafel met kunstboeken vond ik een uitgave waarop Harry Kessler als auteur vermeld stond, Gesichter und Zeiten. Op de achterflap las ik dat dit het eerste deel van zijn memoires was. Ik besloot het boek te kopen.
De volgende dag, in de trein onderweg naar huis, terwijl het Duitse landschap langs mij heen flitste, begon ik de inleiding te lezen die een resumé van het leven van Harry graaf Kessler gaf: geboren in 1868 in Parijs, zijn moeder een Anglo- Ierse aristocrate, zijn vader een Duitse bankier, studeerde rechten en kunstgeschiedenis, was Pruisisch reserveofficier en later pacifist, mecenas, curator, uitgever, theater-aficionado en, volgens W.H. Auden, waarschijnlijk de meest kosmopolitische man die ooit heeft geleefd.
Ik kwam te weten dat de graaf, die een appartement in Berlijn had en een woning in Weimar, in maart 1933 Duitsland had verlaten omwille van de opkomst van het nationaalsocialisme, dat hij verwierp als een delirium van de Duitse middenklasse. Op Mallorca begon hij zijn memoires te schrijven, gebaseerd op de dagboeken die hij meer dan zevenenvijftig jaar lang, vanaf zijn twaalfde tot aan zijn dood, zou bijhouden.
Toen de trein in Hannover arriveerde, had ik de inleiding uit. Er was iets wat mij in het leven van de graaf aantrok, intuïtief. Wie was deze man die zowat iedereen die iemand was in de eerste helft van de twintigste eeuw had gekend maar die vervolgens was vergeten? Wie was de man die mij op het portret van Munch zo indringend aankeek?
Na de inleiding begon ik de memoires te lezen en ik zou niet meer ophouden tot ik in Antwerpen aankwam.

~

Op het dek van de boot tuurt de graaf naar het water, de vele schakeringen blauw waarin zijn blik zich verliest. Hij voelt zich diep verbonden met de eeuwige, onstuimige, schuimende zee. Deze natuurkracht, waar we deel van uitmaken en waarin we weer zullen verdwijnen, boezemt hem geen angst in. Integendeel. Hoe vaak heeft hij niet, zoals nu, aan de reling staan kijken naar de horizon, dromend van wat zich daarachter bevond. Verder weg, wat ligt daar?
Zijn hele leven is de graaf al onderweg. Als een ware kosmopoliet reisde hij naar Mexico, Amerika, Japan, Italië, Griekenland en het Ottomaanse Rijk. Maar deze reis is anders. Tot dan toe reisde hij om te reizen. Nu is hij niet vrijwillig vertrokken, maar voelde hij zich gedwongen. Deze keer reist hij niet ergens naartoe, maar ergens vandaan.
Doordat hij slecht geladen is hangt de Djamilha scheef in het water en helt over naar bakboord, waardoor het moeilijk is om over het dek te lopen. Een bejaarde vrouw vreest dat de boot zal kapseizen en spreekt de graaf aan.
‘Is er echt geen gevaar?’
De graaf probeert haar gerust te stellen. Maar wanneer ze door angst gedreven blijft ratelen, neemt hij met een beschaafd knikje afscheid.
Net als vroeger bij trans-Atlantische overtochten, bij zijn trip van Californië naar Japan, of bij lange boottochten op de Middellandse Zee probeert de graaf tijdens deze reis van Marseille naar Palma de Mallorca het contact met vreemden te vermijden. Op dit moment in de tijd weet je immers nooit zeker met wie je te maken hebt, waar iemands sympathieën liggen. Iemand met wie je denkt een vriendelijk gesprekje te voeren kan zich voordoen als een Jood, een pacifist, een communist of een liberaal, maar in werkelijkheid een infiltrant zijn die de nieuwe orde in Duitsland welgezind is.

[…]

 

Copyright © 2023 Rudi Meulemans

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum