Leesfragment: De koninkrijken van Midden-Europa

30 april 2023 , door Martyn Rady
|

4 mei verschijnt Martyn Rady’s nieuwe boek De koninkrijken van Midden-Europa. Een nieuwe geschiedenis van het hart van Europa (The Middle Kingdoms), vertaald door Rob de Ridder. Lees bij ons vast een fragment!

Sinds de Romeinse tijd waren de landen in het hart van het Europese continent het doelwit van invasies en in de Middeleeuwen werden verschillende Midden-Europese volken weggezet als vijanden. Later zouden de Turken, Zweden, Russen en Sovjets voor verdeeldheid zorgen en hun eigen stempel op de regio drukken.

Maar concurrentie tussen de centrale koninkrijken van Europa leverde ook culturele hoogtepunten op. Zo was het de eerste plek buiten Italië waar de Renaissance vorm kreeg, diende het als bakermat voor de Reformatie, en gold het als startpunt van de Verlichting, Romantiek en modern nationalisme.

De meeste geschiedenisboeken over Centraal-Europa gaan over de landen tussen Duitsland en Rusland, inclusief Polen, Hongarije en het huidige Tsjechië. Maar Martyn Rady gaat verder en bespreekt heel Centraal-Europa, inclusief de Duitse deelstaten, Oekraïne en Zwitserland. Dit boek laat zien hoe kwetsbaar en turbulent deze regio is.

Martyn Rady is historicus en hoogleraar Centraal-Europese geschiedenis aan het University College London. Hij heeft eredoctoraten ontvangen van de Károli Universiteit in Boedapest en de Lucian Blaga Universiteit in Sibiu, Roemenië. Zijn vorige boek De Habsburgers werd lovend ontvangen.

N.B. Lees op onze site een fragment uit The Habsburgs.

 

Inleiding
Midden-Europa, de hondenmannen en de eikenwouden van Berehove

De middeleeuwse schrijvers die manuscripten illustreerden, voegden in de marges van de bladzijden vaak schetsjes toe, soms om de lezer te prikkelen, soms om hun eigen verveling even te doorbreken. Ze tekenden dan kronkelende ranken, bloemen, boerderijdieren en gewone mensen, maar vaak voegden ze ook fabeldieren toe. Dat konden eenhoorns en zeemeerminnen zijn, maar vaak ook monsters en monstruositeiten: vuurspuwende draken, met mos begroeide wildemannen, mensachtigen zonder hoofd met het gezicht in hun borst. Een geliefd wezen was de ‘hondenman’ of cynocephalus, die een mensenlichaam had maar met een hondenkop. Ze waren sociaal, net als mensen, maar konden alleen blaffen en werden dan ook vaak gebarend en wijzend afgebeeld.
De hondenmannen waren als begrip overgenomen uit de klassieke literatuur en aangenomen werd dat het echte wezens waren, die woonden aan de rand van de beschaving, net zoals ze de randen van de bladzijden innamen. Vroegchristelijke geleerden debatteerden over de verhouding tussen hun hondse en hun menselijke eigenschappen; als ze meer menselijk waren, dan volgde daaruit dat ze een ziel hadden en bekeerd dienden te worden. Maar de hondenmannen waren ongrijpbaar, bleven altijd net buiten het bereik van de missionarissen en van de legertjes christelijke koningen. Maar de verhalen over wat die hondenmannen daar net direct achter de horizon uitvoerden, bleven maar komen: priesters vermoorden, gevangenen opeten en omgang hebben met amazones, vrouwelijke strijders met lange nagels. Geen harige hondenman is ooit gevangen, maar met ongelovigen was het maar beter aan de veilige kant te blijven. Een negende-eeuws verhaal vertelt ons over een missionaris in het huidige Oostenrijk die bezoekende heidense hoofdmannen een plaats weigerde aan zijn tafel en in plaats daarvan de borden op de vloer zette.
Terwijl het tij van de godsdienstbekering naar het oosten trok en heidense volkeren tot christelijke naties werden gemaakt, werden de hondenmannen helemaal uit Europa verdreven en gedwongen zich op te houden aan de rand van de wereld. Op de late dertiende-eeuwse Mappa Mundi, de kaart van de wereld in de kathedraal van Hereford, Engeland, staat een groep hondenmannen die in het uiterste oosten door een engel uit de Hof van Eden worden verdreven. Een tweede groep is afgebeeld in de daaropvolgende ballingschap, gebarend naar een kaap ver in het noorden. Ze delen de rand van de wereld met holbewoners of troglodieten, mensen zonder hoofd en eenbenigen of monopoden, die op hun rug in de schaduw van hun ene voet slapen. Maar, zo blijkt, de verbanning van de hondenmannen naar het afgelegen noorden zou niet permanent zijn. Al in de tijd waarin de monniken van Hereford hun wereldkaart tekenden, waren de hondenmannen teruggekeerd naar het Europese vasteland, maar in een nieuwe, vreselijker vorm. En deze keer waren zij echt.
De westgrens van Midden-Europa valt min of meer samen met de Rijn, die de Noordzee verbindt met de Alpen, maar in het oosten ligt geen duidelijke natuurlijke grens. De Karpaten, het gebergte dat ten noordoosten van Wenen in hedendaags Slowakije begint, krommen zich om Hongarije en Transsylvanië en vormen zo een grens in het zuidoosten. Maar verder naar het noorden ligt slechts open land. Het noorden is plat, deze Europese vlakte bestrijkt meer dan drieduizend kilometer van de Lage Landen tot de Russische Oeral. Aan de zuidrand gaat de Europese vlakte over in de steppen of, zoals het ooit bekend was, in de ‘Wilde Vlakte’ die zich uitstrekt over het huidige Oekraïne en Centraal- Azië.
En over deze Wilde Vlakte kwamen in 1241 vanuit Centraal-Azië de hondenmannen aanstormen en verwoestten Polen en Hongarije. Ze noemden zich Mongolen (uit het huidige Mongolië) en Tataren (een Turkssprekend volk uit een gebied ten noorden van Mongolië) en de tweede naam verried (zo dacht men) dat ze oorspronkelijk uit Tartarus kwamen, de klassieke naam van de peilloze diepte van de hel. Hun leider was natuurlijk een hond, want hij was bekend als kan, een naam die duidelijk was afgeleid van het Latijnse woord voor hond, canis. Het gedrag van de Mongolen bevestigde dit verband aangezien ze, zoals een Franse getuige verhaalde, ‘de lichamen van hun slachtoffers opaten, alsof het brood was’. De schrijvers van toentertijd die dit alles geloofden, schreven dan ook vol vertrouwen dat de Mongolen de hondenmannen van de Oudheid waren en behoorden tot het volk van Gog en Magog, die Alexander de Grote ooit in de Kaukasus achter een muur had opgesloten, samen met allerlei reuzen, misdadige volkeren en de smerigste mensen, die muizen en luizen aten. Iets of iemand had ze eruit gelaten, dat was duidelijk.
De Mongolen waren de hondenmannen van Tartarus of, volgens een andere beschrijving, de hellehonden. Hoewel het Mongool-Tataarse Rijk algauw weer uiteenviel, bleef een van de opvolgerstaten ermee verbonden. Vanaf de vijftiende eeuw lanceerden Tataarse kans vanaf de Krim invallen in de christelijke staten in het westen. Ze waren uit op buit in de vorm van slaafgemaakten, en dan vooral jonge, die ze in de havenstad Kaffa (nu Feodosija) op het schiereiland verkochten met een nieuwe levensbestemming als concubine of eunuch. Eeuwenlang herhaalden de volkeren die rond de Karpaten woonden in hun folklore de verdorvenheden van de ‘hondensnuit-Tataren’ en combineerden die met andere verhalen over duivels en demonen. In Hongaarse verhalen was de associatie van Tataren met hondenmannen zo totaal dat zelden naar Tataren verwezen werd zonder de toevoeging ‘hondenkop’.
Maar het waren niet alleen de Tataren waarvan aangenomen werd dat het hondenmannen waren. Vanuit Anatolië, het huidige Turkse vasteland, vielen de Ottomaanse Turken aan het einde van de veertiende en in de vijftiende eeuw het Balkanschiereiland binnen en veroverden in 1453 Constantinopel (het huidige Istanbul). Nog geen eeuw later bezetten ze Midden-Hongarije en deden ze invallen diep in de omliggende landen. Het is niet erg verrassend dat de Turken ‘agenten van Satan’ werden genoemd, met een onlesbare dorst naar bloed. Westerse schrijvers beschuldigden de Turken van allerlei buitenissigheden, waaronder bestialiteit en seksuele omgang met vissen, maar van begin af aan werden ook zij in verband gebracht met hondenmannen. Volgens de protestantse hervormer Maarten Luther huwden de Turken met honden en kwamen uit deze gemeenschap hybriden voort. Aangezien van de profeet Mohammed ook gezegd werd dat hij een hond was en hij wel werd afgebeeld met een hondenkop, was het niet onzinnig om alle moslims als potentiële hondenmannen te beschouwen.
De geschiedenis van de hondenmannen geeft de lastige situatie weer waarin Midden-Europa zich bevond. De hondenmannen, reëel of ingebeeld, zijn roofzuchtig en invasie is een terugkerend thema in de geschiedenis van Midden-Europa. De lijst zogeheten veroveraars begint met de Goten en de Hunnen in de vierde eeuw, vervolgt met Avaren, Slaven en Hongaren in de zevende en negende eeuw en daarna met Mongolen en Ottomaanse Turken in de late Middeleeuwen. Na 1500 wordt het beeld complexer, aangezien indringers nu van alle kanten komen: de Fransen vanuit het westen, de Zweden vanuit het noorden en de Russen vanuit het noordoosten. Van hen waren de Russen het vasthoudendst: aan het einde van de achttiende eeuw drongen ze Midden-Europa binnen en bezetten na 1945 daarvan het grootste deel.
Maar Midden-Europa heeft nooit slechts de passieve slachtofferrol vervuld. Zijn koninkrijken en keizerrijken zijn net zo roofzuchtig geweest en hebben hun grondgebied veroverd ten koste van hun buren. Conflicten die in de regio ontstonden, verspreidden zich ook vaak naar daarbuiten. De Dertigjarige Oorlog die tussen 1618 en 1648 werd uitgevochten, overspoelde bijna het hele continent, met daarbuiten bijkomende gevechten in Afrika, de Caraïben en zelfs op het afgelegen Taiwan. De bezetting van Oostenrijks Silezië in 1740 door Frederik de Grote van Pruisen leidde tot meer dan twee decennia van oorlog voeren, waarbij Groot-Brittannië en Frankrijk betrokken raakten en die tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) deels werd uitgevochten in Noord- Amerika en op het Indiase subcontinent. De Duitse eenwording werd in 1871 slechts mogelijk nadat de Pruisische politicus Otto von Bismarck kort daarvoor Frankrijk had verslagen en Parijs bezet. In de twintigste eeuw was Midden-Europa de plek waar twee wereldoorlogen begonnen en in de eenentwintigste eeuw de streek waarin de meest verwoestende oorlog zich afspeelde die in meer dan zeventig jaar in Europa werd uitgevochten.
Midden-Europa is vaak gekenmerkt door wat het niet is. De oudste definitie van Midden-Europa werd ingegeven door de Napoleontische Oorlogen. De Statistischer Umriss der sämtlichen europäischen Staaten (Statistische schets van alle Europese staten) van Georg Hassel was compromisloos exact: Midden-Europa was Frankrijk noch Rusland, waarmee alleen de landen overbleven van de Duitse vorsten die Napoleon aan de macht had gelaten, Pruisen en Oostenrijk. Het lag in het midden van Europa, niet alleen geografisch, maar ook politiek, en de bevrijding van Europa van de tweezijdige bedreiging van Franse en Russische tirannie rustte op zijn overleven. Het inzicht dat Midden-Europa in het midden van Europa lag, werd de hele negentiende eeuw door volgehouden in aardrijkskundige boeken en reisgidsen, hoewel ter bevordering van de verkoop uitgevers van gidsen voor de regio daarin ook excursies opnamen naar Londen en Parijs.
Politieke grenzen veranderen en met iedere wijziging veranderde ook het idee van Midden-Europa. Duitsland maakte er altijd deel van uit, maar of dat ook gold voor de andere Midden-Europese landen was afhankelijk van wie het schreef, wanneer en waar. Dus af en toe hoorde België er ook bij, evenals de Elzas en Lotharingen, en of Polen er al dan niet toe behoorde, hing ervan af of de staat op dat moment werkelijk bestond. Tot de Tweede Wereldoorlog wisten Duitse aardrijkskundigen en historici maar al te goed waar de regio lag. Maar hun beschrijvingen waren vaak een voorwendsel voor Duitsland om de staten aan zijn oostgrens op te rollen, commercieel dan wel politiek, op de dubieuze grond dat ze cultureel altijd al Duits waren geweest of goederen produceerden die bijzonder nuttig waren voor de Duitse economie. Na 1945 raakte de term ‘Midden-Europa’ in onbruik, aangezien Europa in het midden werd verdeeld tussen Oost- en West-Europa. Na de val van het communisme hebben historici en politieke wetenschappers vaak naar het oude Oost-Europa verwezen als oostelijk Midden-Europa, maar legden zelden uit waar westelijk Midden-Europa dan lag.
Deze geschiedenis van Midden-Europa is uniek omdat hierin de twee helften van de regio zijn gecombineerd, terwijl historici ze gewoonlijk apart behandelen als Duitsland en oostelijk Midden-Europa, terwijl Oostenrijk soms tot de ene, dan weer tot de andere regio wordt gerekend. Niet nationale geschiedenissen worden hierin op de voorgrond gezet, maar de grotendeels vergeten verhalen van het verleden, van koninkrijken en hertogdommen die ooit groot waren, maar waarvan de herinnering is verdrongen door geschiedenissen die de natiestaat als uitgangspunt hebben genomen. Dit boek gaat ruwweg over het gebied dat nu het huidige Duitsland, Polen, Hongarije, Oostenrijk, Slovenië en het westen van Roemenië of Transsylvanië beslaat, maar het bereik is net zo fluïde als de historische delen van Midden-Europa en dringt af en toe ook door in het territoir van hedendaags Oekraïne, Kroatië, Zwitserland en de Baltische staten.
Dit boek wil een algemeen overzicht zijn van de geschiedenis van Midden- Europa, maar heeft daarnaast nog een doel: het verkennen van wat Midden-Europa onderscheidt en laten zien dat het meer is dan eeuwig betwist gebied. De Midden-Europese geschiedenis heeft veel gemeen met de West-Europese. De twee regio’s deelden dezelfde middeleeuwse beschaving. Net als Engeland en Frankrijk hadden de koninkrijken en hertogdommen in het midden van Europa hun kastelen en ridders, katholieke kerken en kloosters, bloeiende steden en rijke kooplieden. Ook Midden-Europa beleefde de herontdekking van de klassieke wetenschap die Renaissance wordt genoemd, de godsdienststrijd tijdens de Reformatie, de groei van imperia, de Verlichting, Romantiek, modern nationalisme, industrialisatie en twee wereldoorlogen.
Maar Midden-Europa omhelsde deze grote bewegingen vaak anders door er een speciale draai of een onverwachte intensiteit aan te geven. Genoemde ridders waren ook kolonisatoren, die nieuwe gebieden veroverden om zich er te vestigen en dorpen en steden stichtten in het dunbevolkte oostelijke deel van de regio. In middeleeuws Midden-Europa vestigden edelen, stedelingen en dorpelingen in veel grotere mate dan in West-Europa parlementen, volksvergaderingen en onafhankelijke gemeenschappen. De Renaissance van Midden-Europa werd beïnvloed door wat er in Italië gebeurde, maar werd ook doordrenkt van een diepe spiritualiteit en zorg om de dood en verlossing. De protestantse Reformatie daar gaf aanleiding tot het ontstaan van een bonte mengeling van sektes en denominaties die tot in de zeventiende eeuw bleven bestaan in een sfeer van relatieve tolerantie. In tegenstelling tot wat er gebeurde in Frankrijk, Spanje en Engeland werden mensen in het grootste deel van Midden-Europa niet op de brandstapel gezet vanwege hun geloof.
Ook de omstandigheden op het platteland verschilden. In heel Europa bestond het grootste deel van de bevolking uit kleine boeren, die in ruil voor het gebruik van het land pacht betaalden aan hun heren, soms in de vorm van arbeid. Maar in een groot deel van Midden-Europa, en vooral in het oostelijke deel ervan, waren de eisen van de landeigenaren veel zwaarder en dwongen ze de boeren een of meer dagen per week ophun landerijen te werken. Bovendien waren veel boeren in het oosten van Midden-Europa gebonden aan de grond in de zin dat ze hun dorpen niet konden verlaten om aan hun heren te ontsnappen. In een groot deel van Midden-Europa bestond tot in de negentiende eeuw een soort horigheid, die in West-Europa grotendeels ontbrak.
De moderne staat is geboren in Midden-Europa, waar bureaucratie eerst samenviel met het begin van de Verlichting.

[…]

 

© 2023 Martyn Rady
© 2023 Nederlandstalige uitgave: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum