Leesfragment: Drieduizend jaar navigatie op de sterren

16 april 2022 , door Siebren van der Werf
| |

19 april verschijnt Siebren van der Werfs Drieduizend jaar navigatie op de sterren. Mythevorming en geschiedenis. Lees bij ons een fragment!

De zee is een bron van vertellingen. Mythen, sagen, sterke verhalen. Sommige op waarheid berustend, andere helemaal verzonnen. Een Oudnoors geschrift uit de dertiende eeuw, de Koningsspiegel, houdt ons al voor dat mensen geneigd zijn te denken dat alleen waar kan zijn wat ze zelf gezien hebben. De nautische geschiedschrijving staat vol voorbeelden.

Amerigo Vespucci’s maansafstandmeting in 1499, de eerste ooit, is nog steeds omstreden. Het Nova Zembla-verschijnsel, het vroegtijdig weerzien met de zon nog voordat de poolnacht ten einde is gekomen, is een ander voorbeeld. De Gunnbjørn-scheren tussen IJsland en Groenland zijn nooit gevonden, maar hebben lang op zeekaarten gestaan. Fantoomeilanden en mythische zeemonsters: waren het luchtspiegelingen? Soms lijken het de geschiedschrijvers zelf te zijn geweest die mythen in de wereld brachten. Bijvoorbeeld over het lang gezochte Zuidland, dat niet bleek te bestaan. Of het idee dat de Vikingen een ‘zonnesteen’ gebruikten als richtingzoeker.

Deze verhalen, samengebracht door Siebren van der Werf, omspannen een periode van bijna drieduizend jaar. Van der Werf verdiepte zich in historische waarnemingen van zeevarenden en laat zien hoe de navigatie door de eeuwen heen veranderde, maar ook wat hetzelfde bleef. Odysseus vond zijn thuis- eiland, Ithaka, door te koersen op de op- en ondergaande sterren. Tweeduizend jaar later ontdekten Groenlandse Vikingen op die manier Amerika, en vond Kupe het land Aotearoa, later bekend geworden als Nieuw-Zeeland. De sterren waarop we nu koersen zijn dezelfde die Odysseus thuisbrachten.

 

Proloog

Blij met de gunstige wind zette de fiere Odysseus zeil.
Vaardig hanteerde hij de stuurriem
en liet niet de slaap hem bevangen.
Zijn koers richtte hij naar [het opkomen van] de Pleiaden
en naar Boötes’ Arcturus die later ondergaat.
Ook naar de Grote Beer, die wel de Wagen genoemd wordt.
Hij draait om de hemelpool en kijkt in de richting van Orion.
Als enig gesternte gaat het niet onder in zee.
Kalypso, stralende godin, had hem [Odysseus] geïnstrueerd
die aan bakboord te houden tijdens zijn tocht.
(Odyssee 5. 269-277, mijn vertaling)

Dit fragment uit het heldenepos Odyssee van Homerus is rond de achtste eeuw voor Christus ontstaan. Odysseus heeft zojuist het eiland Ogygia verlaten. Zeven jaar eerder was hij er aangespoeld. Op Ogygia woonde de nimf Kalypso, dochter van Atlas, een van de Titanen, hij die het hemelgewelf op zijn schouders draagt. In een eerdere strijd tussen de Goden en de Titanen had zij de Titanen gesteund. De Goden hadden haar veroordeeld tot eenzame opsluiting op dat eiland.
Kalypso had haar drenkeling graag bij zich willen houden, maar de Olympische Goden hadden vergaderd en Zeus had besloten dat zeven jaar genoeg was geweest. Kalypso, hoewel verdrietig, had niet tegengewerkt. Odysseus bouwde een vlot en zij hielp met de uitrusting daarvan en met de proviandering. Odysseus’ doel was het eiland te bereiken van de Faiaken, een volk van zeevaarders. Zij zouden hem kunnen helpen om zijn thuiseiland Ithaka te bereiken. Voor die tocht had Kalypso hem nautische adviezen meegegeven.
Na zeventien dagen op zee komt Odysseus aan bij het Faiaken-eiland. Maar Poseidon, de god van de zee, had nog een grief tegen hem en besluit zijn vlot te laten vergaan. Moe, nat en ellendig spoelt Odysseus aan. Zo wordt hij gevonden door de mooie Nausikaä, die hem meeneemt naar het huis van haar vader, koning Alkinoös.
Odysseus wordt daar met alle egards ontvangen en tijdens zijn verblijf vertelt hij over zijn voorafgaande omzwervingen. Over het beleg en de uiteindelijke verwoesting van de stad Troje, zijn ontsnapping aan de mensen etende cycloop Polyfemos, de verleiding van de Sirenen, zijn ontmoeting met de tovenares Circe en zijn bezoek aan de onderwereld, waar hij zijn gesneuvelde medestrijders van Troje ontmoet. Over de gevaren in de Straat van Sicilië, Scylla en Charybdis, de eerste een veelkoppig monster, de tweede een gevaarlijke kolk, nu eens het water opslurpend, dan weer uitspuwend. Ten slotte over de stommiteit die zijn metgezellen begingen door zich te vergrijpen aan de runderen van de zonnegod Helios. Zij overleefden de wraak van de goden niet. Als enige overlevende spoelt Odysseus aan op het eiland van Kalypso.
Zoals gehoopt, brengen de Faiaken hem probleemloos thuis, naar Ithaka. Aanvankelijk als bedelaar vermomd, wordt hij het eerst herkend door zijn inmiddels volwassen zoon Telemachos. Samen stellen ze orde op zaken en maken korte metten met de profiteurs die zich al die tijd tegoed hebben gedaan aan wat zijn huis aan eten en drinken te bieden had, en die daarbij ook Odysseus’ vrouw Penelope hinderlijk het hof maakten.

 

1. Het sterrenkompas van Odysseus

Is dit epos waarheid of verzinsel? Is het een dichterlijke vorm van geschiedschrijving of moeten we het lezen als een gefantaseerd avonturenverhaal? Reusachtige cyclopen en veelkoppige monsters zoals Scylla zullen niet bestaan hebben. Aan de andere kant: de stad Troje heeft echt bestaan. Een nederzetting aan de Dardanellen, strategisch gelegen bij de doorgang naar de Zwarte Zee. Historici en archeologen menen dat de stad omstreeks 1180 v.Chr. verwoest is.
En het fragment uit de Odyssee, dat in de proloog is weergegeven? Ik ga ervan uit dat we hier te maken hebben met waarschijnlijk de oudst-gedocumenteerde beschrijving van navigatie op het zicht van de sterren zoals dat werd gedaan in oude tijden, toen instrumenten voor het bepalen van richting of positie nog niet bestonden. Er bestaan uitstekende vertalingen, vaak zelfs in het oorspronkelijk metrum, de hexameter. Dat ik er toch voor heb gekozen dit fragment zelf te vertalen, is omdat ik de nautische aanwijzingen zoals ik die interpreteer, zo getrouw mogelijk wil weergeven.
De sterrenhemel van drieduizend jaar geleden was in veel opzichten gelijk aan hoe we hem tegenwoordig zien, maar er waren verschillen.

De afbeelding op de volgende pagina toont de sterrenhemel zoals die was in het jaar 1170 v.Chr., het laatste jaar van Odysseus’ omzwervingen. We nemen even aan dat historici de val van Troje correct hebben gedateerd.
De blauwe schijf stelt het noordelijk halfrond voor, met de Noordpool als midden en de evenaar als rand. Sterren in het grijze gebied staan boven het zuidelijk halfrond. De kleine rode cirkel geeft aan welke sterren zo dicht om de pool draaien dat ze altijd boven de horizon blijven en te zien zijn voor een zeevaarder op de Middellandse Zee. De beide Beren, de Grote en de Kleine, vallen binnen die cirkel, zoals Kalypso had gezegd.
Tegenwoordig staat Polaris, de Poolster, bijna precies in het verlengde van de draaias van de aarde, de noordelijke hemelpool. Drieduizend jaar geleden stond hij daar bijna twintig graden vanaf. De ster die nog het best de hemelpool aangaf, was Kochab, in helderheid de tweede ster in de Kleine Beer.

Uit: Siebren van der Werf, Drieduizend jaar navigatie op de sterren. De sterrenkaart in het jaar 1170 v.Chr.

Over de Grote Beer zegt het fragment dat hij naar Orion kijkt. Inderdaad, als je in de vorm van dat sterrenbeeld een dier wilt herkennen met een kop en een staart, dan wijst de kop in de richting waarin je Orion vindt. Andersom, wanneer je er een wagen in ziet, of een steelpannetje, dan wijst het verlengde van de dissel of steel naar Arcturus. Het zijn ezelsbruggetjes om sterren te kunnen herkennen. De alignementen, zoals stuurlieden nog niet zo lang geleden leerden op de zeevaartschool. Het bijzondere van die instructies is dat ze vrijwel precies overeenkomen met de manier waarop tweeduizend jaar later de Polynesiërs navigeerden.
Zij kenden het sterrenkompas, dat aangaf waar goed herkenbare sterren opkomen en ondergaan. Ook de volgorde waarin sterren verschijnen en elkaar lijken te achtervolgen, het ‘pad van de sterren’, zodat de navigator in de loop van de nacht steeds een passende ‘leidstar’ kan kiezen.

Uit: Siebren van der Werf, Drieduizend jaar navigatie op de sterren. Sterrenkompas.

Laten we ons voorstellen dat Kalypso aan Odysseus inderdaad een sterrenkompas had meegegeven. Dat zal er dan ongeveer hebben uitgezien zoals hierboven is afgebeeld. Het is gemaakt voor een breedtegraad van 40º en de sterrenposities zijn zoals ze worden weergegeven in de afbeelding van de sterrenhemel. De richtingen waarin de sterren opkomen en die, waar ze ondergaan, veranderen niet in de loop van het jaar. Op het sterrenkompas is ook aangegeven waar de zon opkomt en waar hij ondergaat op de kortste en op de langste dag. Eind maart en eind september, als de zon boven de evenaar staat, gaat hij pal in het oosten op en gaat hij precies in het westen weer onder.
Als mogelijk eiland van Kalypso wordt wel aangenomen dat het Gozo zou kunnen zijn, een klein eilandje juist noordwest van Malta. Het Faiaken-eiland wordt geïdentificeerd met Korfoe. De koers is dan ongeveer oostnoordoost en alle details vallen op hun plaats.

[…]

 

© 2022 Siebren van der Werf en Uitgeverij Querido Facto

pro-mbooks1 : athenaeum