Leesfragment: De zeven vinkjes

04 februari 2022 , door Joris Luyendijk
| | |

Vanaf vandaag in onze boekhandels: Joris Luyendijks nieuwste boek De zeven vinkjes. Hoe mannen zoals ik de baas spelen. Lees bij ons een fragment!

Ik hoef me nooit af te vragen of ik me moet uitspreken namens mijn groep. Want ik hoor niet bij een groep. Als mijn soort mannen hun belangen behartigen heet dit dan ook geen 'activisme', laat staan 'identiteitspolitiek'. Mannen zoals ik hebben namelijk geen eigen perspectief. Of beter gezegd: ons perspectief is de norm. Wij spreken voor het geheel.

Mannen zoals Joris Luyendijk kunnen niet gediscrimineerd worden en hoeven zich nooit aan te passen. Wat doet zo’n uitgangspositie met een mens, en wat kunnen mensen met zo’n uitgangspositie doen met hun land?

Want op ontzettend veel plekken spelen mannen zoals Joris Luyendijk al heel lang de baas.

N.B. Lees op onze site een fragment uit Je hebt het niet van mij, maar... en Tim Wagemakers bespreking van Dit kan niet waar zijn.

 

I

Hoera voor Joris

Het is de lente van 2011 en zojuist heeft de Britse krant The Guardian me mijn droombaan aangeboden: of ik naar Londen wil komen om de mentaliteit van de bankiers in de city in kaart te brengen.

Wat was ik trots, wat was ik blij. Al op de basisschool wilde ik schrijver worden, en veel in spannend buitenland wonen. Daarom was ik als student naar Amerika en Egypte gegaan, en als beginnend journalist opnieuw in Egypte, Libanon en ten slotte de bezette Palestijnse gebieden beland. Over deze avonturen had ik twee bekroonde bestsellers geschreven, die waren verschenen in dertig landen nog an toe. En nu, net voor mijn veertigste verjaardag: Londen!

Hoera voor Joris.

Voor ik bij The Guardian ging werken, geloofde ik dat ik al dit succes op eigen kracht had verdiend. Of eigenlijk: ik dacht hier helemaal niet over na.
Dankzij een progressieve opvoeding en bijna vier jaar in Egypte besefte ik wat een mazzel het is om in het Westen te worden geboren, en dan ook nog in het welvarende, stabiele Nederland. Is het handig om in het lichaam van een witte man verpakt te zitten? Vast. Maar geprivilegieerd, moi?
Ik was een harde werker die zijn hele jeugd een krantenwijk had, die voetbalde en zeker niet hockeyde, en die geconfronteerd met corpsballen in groepsverband nog altijd een acute allergieaanval krijgt. Ik, deel van de elite? Ik, een exponent van een soort elite bínnen de elite? Tuurlijk joh. Voor mij waren de elite anderen: ‘onze leiders’, bankiers, magnaten, de adel of rijke families. Had iemand me gevraagd naar mijn mening over ‘diversiteit’, dan zou ik hebben gezegd dat ik dat juist prima vond... Zolang het maar niet ten koste gaat van de kwaliteit.

Ik weet nog goed hoe ik voor het eerst met mijn fonkelnieuwe securitypasje door de poort ging bij The Guardian en bij mezelf dacht: hier wil ik nooit meer weg. The Guardian heeft tien keer meer mensen in dienst dan NRC Handelsblad of de Volkskrant en bereikt online net zo’n groot publiek als The New York Times. Het is de krant van Wikileaks, en van de onthulling door Edward Snowden dat Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten de wereldbevolking surveilleren en bespioneren.

Maar nauwelijks bungelde dat pasje aan een sleutelkoord om mijn nek, of mijn optimisme kreeg een tik. Ik wist al dat ik wegens een personeelsstop niet officieel in dienst zou komen. Nu bleek dat ik om die reden ook niet op de redactie mocht zitten werken. Voor overleg en vergaderingen was ik welkom, voor de rest moest ik elders een werkplek huren.
Dat bleek enorm duur, en vooral zag ik dat niet voor me: om te kunnen samenwerken met collega’s moeten ze je toch kennen?
Kon ik niet toch naar de redactie komen, en kijken welke werkplek die dag vrij was? Wie ging dat nu controleren? Maar stel dat het echt niet mocht, dan zou ik enorme problemen kunnen krijgen. Moest ik het nog eens vragen, of dwong ik zo mensen tot actie die anders best een oogje hadden willen dichtknijpen? Wat lastig dat ik nog niemand zo goed kende dat die dit even via via voor mij kon peilen.
Ik informeerde heel voorzichtig bij de chef opinie onder wie ik officieel ‘viel’, en kreeg een antwoord waarmee ik alle kanten op kon – en geen stap verder kwam. Uiteindelijk ben ik op de redactie gaan zitten en daar is nooit iets van gezegd. Maar wat een valse start.

Ik was bij The Guardian gekomen dankzij een conferentie in Amsterdam over journalistieke vernieuwing waar hoofdredacteur Alan Rusbridger sprak. Na afloop raakten we aan de praat en kon ik hem vertellen over een journalistieke methode die ik aan het ontwikkelen was: deel je leerproces. Ik zeg als journalist niet: ‘Lees mij want ik weet al hoe het zit.’ Ik zeg: ‘Wie van u, lezers, heeft zoveel kennis dat u me kunt helpen begrijpen hoe het zit?’ Deze lezers interview ik, en zo ontdek ik van alles waarvan ik aan de overige lezers verslag doe – die zo met mij mee leren.
Het klinkt simpel en dat is het ook, alleen is de journalistiek een machowereld waar het benoemen van de eigen onwetendheid geldt als radicaal. Maar Rusbridger zag zo’n leerproces over de stam der bankiers wel zitten. Zeker in die pre-brexitjaren was de city van Londen het onbetwiste financiële hart van Europa: wat waren dat voor mensen die een paar jaar eerder bij de financiële crash van 2008 de wereldeconomie bijna hadden opgeblazen?

Dus ik publiceerde in The Guardian een soort brief aan de bankiers: wie van jullie wil deze buitenstaander uitleggen hoe het werkt in de city? En begin alsjeblieft bij het begin want ik weet nog van niks.
Sommige collega’s konden hun scepsis moeilijk verbergen. Welke bankier ging nu zijn baan riskeren voor de banker-bashing Guardian? Maar het liep meteen als een trein. Niet alleen waren steeds weer nieuwe bankiers bereid de regels te trotseren en in het diepste geheim af te spreken. Ze spraken over hun werk als normale mensen, in normalemensentaal. Die interviews gingen online, en inspireerden weer andere bankiers tot deelname.
Hoera voor de bankiers. Maar nu wilde ik meer. The Guardian loopt wereldwijd voorop in journalistieke innovatie en bereikt miljoenen lezers per dag. Dit was de kans van mijn leven om te laten zien hoeveel potentieel deze journalistieke methode heeft.

Natuurlijk liepen er veel meer mensen rond op de redactie met ideeën en plannen voor radicale journalistieke vernieuwing. Dat maakte The Guardian zo inspirerend. Ik moest zorgen dat mijn journalistieke methode op de radar kwam van de mensen direct boven mij. Dat betekende zichtbaar worden en dan steun en ‘draagvlak’ regelen – wat in het Engels buy-in bleek te heten.
Maar hoe ging ik dat doen? Voor echt belangrijke vergaderingen, brainstorms en presentaties werd ik niet uitgenodigd. Of ik kreeg geen spreektijd. Of ik kreeg spreektijd, maar te weinig. Of ik kreeg genoeg ruimte, maar kwam blijkbaar niet overtuigend over. Met mijn voorstellen gebeurde in ieder geval niks.

[...]

 

© Joris Luyendijk

pro-mbooks1 : athenaeum