Leesfragment: De vogel en de componist

23 september 2022 , door Fernand Rochette
| |

Nu op de shortlist van de Jan Wolkersprijs 2022: Fernand Rochettes De vogel en de componist. Lees bij ons een fragment uit het boek.

Beethoven en zijn vriend Schindler stopten tijdens een wandeling bij een kabbelend beekje en Beethoven zei: ‘Hoor je de zang van de merel en de koekoek? ... Hier heb ik twintig jaar geleden mijn Pastorale ontworpen. De vogels speelden en zongen in de takken. Ze hebben samen met mij gecomponeerd.’ Componisten uit alle eeuwen en streken lieten zich door vogelzang inspireren. Sommigen waren echte vogelaars of natuurliefhebbers, anderen hoorden dan weer een puttertje of een zanglijster in een volière zingen. Ze observeerden, luisterden en lieten daarna het gefluit van de vogels in de muziek weerklinken. De vogel en de componist introduceert de lezer eerst in de vogelzang: Waarom zingt een vogel? Waar kan je de vogel het best waarnemen? 40 verschillende vogels klinken in 160 composities van meer dan 60 componisten. Van Händel tot Vivaldi en Prokovjef, van Ravel tot André Rieu en Alban Berg. Elke zang van de vogel en elk muziekstuk waarin de vogel figureert, kan worden afgespeeld via een QR-code.

 

Hoofdstuk 2
De vogel en de componist

Als vogelaar en muziekliefhebber was het verrassend vast te stellen dat zoveel componisten vogelzang een plaats gaven in hun composities. Door mijn focus te richten op muziek gerelateerd aan vogelzang en hierover lezingen te geven, nam de stroom aan informatie alsmaar toe. Vrienden mailden of ik dat stukje al gehoord had en na een voordracht kreeg ik steevast suggesties over voor mij nog onbekende composities. Kortom, mijn muziekwereld werd steeds ruimer en hoe meer ik mij erin verdiepte, hoe groter mijn vreugde bij elke nieuwe vondst. Die vreugde van het luisteren naar muziek met op je netvlies een van onze wonderen der natuur, hoop ik te delen door mijn kennis en ervaring zo beeldrijk mogelijk te beschrijven.
Ik zal niet elke compositie waarin sprake is van een vogel uitvoerig belichten. Vaak wordt immers de naam van een vogel al genoemd in de liedtekst, of is de vogel die voor inspiratie zorgde, niet of amper te horen in het desbetreffende werk. Zo wordt soms naar een vogel verwezen binnen het libretto van een opera om bijvoorbeeld de nacht (nachtegaal) of de ochtend (leeuwerik) aan te duiden. Deze composities worden wel vermeld bij de desbetreffende vogel, maar worden slechts beknopt beschreven. Ik wil er zo voor zorgen dat elke compositie of elk lied toch gemakkelijk terug te vinden is.
Voor bepaalde composities waarin niet onmiddellijk een vogel te horen is, zullen we ook af en toe een uitzondering maken, omdat een boeiend achtergrondverhaal de muziek een andere dimensie geeft, zoals bij de cellist Pablo Casals en de componist Leoš Janáček.
Het is niet de bedoeling muziekgeschiedenis te schrijven, maar als men iets wil vertellen over muziek is het altijd interessant en verhelderend de componist erbij te betrekken. Zo worden gegevens over de context en de brede ervaringswereld van de componist beschreven.
Veel van de muziek kunnen we onder de brede noemer van de zogenoemde programmatische muziek onderbrengen. Dit is muziek die suggereert iets uit de werkelijkheid uit te drukken. Deze werkelijkheid betreft in dit geval vogels en vogelgeluiden. Ik volg graag de stelling van de Pools-Belgische filosofe Alicja Gescinska (2018). Ze stelt: ‘Muziek is een expressievorm, en zoals bij alle vormen van expressie ontstaat betekenis in de interactie tussen de zender en de ontvanger van de boodschap. In die complexe dialoog van uitdrukking, interpretatie en betekenis kan het geen kwaad voor de luisteraar om kennis te nemen van de bedoeling van de componist.’ Bijvoorbeeld luisteren naar de Pastorale van Beethoven, met de koekoek, de nachtegaal en de kwartel, wetende dat hij delen ervan schreef op basis van zijn bijzondere natuurervaringen bij een kabbelend beekje, geeft het beluisteren van deze muziek een nieuwe dimensie.
‘Niet enkel een geoefend oor, maar ook een geïnformeerd oor hoort zoveel meer,’ zegt Gescinska. Vandaar dat historische feiten en achtergrondinformatie over de componist en zijn werk een plek kregen.
De verteller bij het muzikale sprookje Peter en de wolf van Sergej Prokofjev zegt aan het einde van zijn inleidend woordje: ‘Hier is het verhaal van Peter en de wolf. Het is geen gewoon verhaal. Er zijn maar weinig woorden voor nodig, want er is muziek en die vertelt het meest.’
Dit boek wil een wegwijzer zijn naar muziek geinspireerd door vogelzang. Het wordt hopelijk tweemaal genieten: eerst van dit verhaal en later op een stil moment in het bos of in je woonkamer.

Alvorens ik meer dan veertig vogels op je loslaat, blijf ik nog even stilstaan bij de volgende vragen:

  • Zijn componisten gefascineerd door vogelzang?
  • Welke instrumenten en welke muziekvormen werden gebruikt?
  • Welke vogels komen vaak aan bod, terwijl andere nergens te bespeuren zijn?
  • Waarom hebben bepaalde componisten meerdere vogels in hun werk een plaats gegeven en andere componisten helemaal niet?

Zijn componisten gefascineerd door vogelzang?

Zijn alleen componisten zo gefascineerd door vogels en vogelzang of vinden we de gevederde wezens ook terug in andere kunstvormen? Vogels spreken immers sterk tot de verbeelding, in de eerste plaats omdat ze kunnen vliegen en veel vogels hebben een eigen vlucht. Bovendien pronken ze met een prachtig gekleurd verenkleed dat verschilt van soort tot soort en vaak wisselt met de seizoenen, verschillend is tussen mannetjes en vrouwtjes en juvenielen.
Laten we naar een paar voorbeelden in andere kunstvormen kijken. We beginnen dichtbij huis, bij de Vlaamse ornitholoog en kunstenaar Achilles Cools.

Achilles Cools is naast beeldend kunstenaar een meer dan bijzondere vogelkenner. Zijn kennis van en ervaring met kauwen is indrukwekkend en bijzonder leerrijk. Vooral de kauwencommunicatie zette hij haarscherp in de kijker. Als je voorheen een groepje kauwen met hun eentonig en afgeknapt ‘gekauw’ vrij neutraal observeerde, zal je na het lezen van zijn boek De kauw (2015) met een totaal ander oor naar hen luisteren. Dat in zijn mooie beeldhouwwerk de kauw een prominente rol speelt, hoeft dan ook niet te verbazen. Achilles is op deze manier als beeldend kunstenaar een echte ambassadeur voor deze vogel.
Dat talloze schilders de kleurrijke vogels op het doek hebben willen vereeuwigen, zal niemand verwonderen. Jan Breughel en Pieter Paul Rubens gaven rond 1619 meerdere vogels een plaats, het puttertje kreeg van Carel Fabricius zowaar een mooi portret. Schilders lieten zich vooral bekoren door de kleur, de vorm en de beweeglijkheid en minder door de zang, hoewel ook pogingen werden gedaan om klank in kleur weer te geven, zoals in de prachtige tentoonstelling Le grand Orchestre des Animaux die in 2016 in Parijs liep. Deze tentoonstelling was geïnspireerd door het werk van Bernie Krause, die zijn hele leven besteedde aan de complexe diversiteit en extreme schoonheid van dierlijke geluiden, biofonie genaamd. Je kon er prachtige schilderijen bewonderen, zoals L’orchestre dans la forêt van de Congolees Moke (1950– 2001), maar je kon ook de meest uiteenlopende dierengeluiden, ook van dieren die diep in de oceanen leven, beluisteren.
De kunstvorm die het dichtst tegen de muziek aanleunt, is ongetwijfeld de poëzie. De priester-dichter Guido Gezelle (1830–1899) was een meester in het beschrijven van de natuur. Vele dieren waren zijn inspiratiebron. Hij prees ze naar ‘zijn hemel’ dankzij woord- en klankgebruik. Hij had geen musici nodig om ons van hun lied te laten genieten.
In een eerste gedicht brengt Gezelle hulde aan de vogelzang en drukt hij zijn spijt uit dat hij ze niet kan verstaan.

Ik hoore ’t gij vogelkens
Luide genoeg
herhaalt en herhaalt gij
Uw’ spraken;
Maar, hoe ik mijn beste doe
Spade’ ende vroeg,
‘k en wete er geen zin van te maken.

Als je het volgende gedicht leest of misschien liever luidop en snel leest, dan hoor je de gierzwaluwen langs de kerktoren van je dorp scheren.

Zie, zie, zie,
Zie! zie! zie!
Zie! zie! zie!
Zie!!!!
Tieren de
Zwaluwen,
Twee-driemaal
Drie,
Zwierende en
Gierende:
‘Niemand, die…
Die
Bieden de
Stiet ons zal!
Wie, wie? wie??
Wie???

In de muziekgeschiedenis vormden gedichten over vogels vaak de inspiratiebron voor componisten. We denken daarbij spontaan aan Ralph Vaughan Williams (1872–1958) met zijn compositie The Lark Ascending, geïnspireerd op het gedicht van George Meredith (1828–1909). Dat componisten een gedicht over vogels als inspiratiebron namen, is niet geheel toevallig. Vaak zien we immers dat vogelzang de componisten al bijzonder aansprak. Dit was zeker het geval bij Williams, die een echte vogel-‘watcher’ was.
Blijft dus de vraag waar die fascinatie voor vogels vandaan komt. De persoonlijke interesses van de componist spelen ongetwijfeld een grote rol. Deze zijn uiteraard zeer persoonsgebonden en vinden vaak hun voedingsbodem in de opvoeding en de ervaringen van de componist. Zo zien we dat zelfs de woonplaats van de componist een rol kan spelen. Als Einojuhani Rautavaara (1928–2016) in zijn Cantus Arcticus opnames van vogelgeluiden laat horen op de koude vlaktes van Finland, dan is dat geen toeval.
We kunnen echter ook niet voorbij aan de belangrijke vaststelling, of liever hypothese, dat componisten in vogelzang wellicht echte muziek hoorden. Vogelzang heeft twee belangrijke kenmerken die essentieel zijn in de muziek: ritme en melodie. Het ritme in de vogelzang is een belangrijk element voor de vogels zelf om het gefluit van andere vogels in de omgeving te kunnen onderscheiden. Maar ook wij kunnen door het ritme vogels determineren. Melodie is voor veel componisten de essentie van muziek.

Het gehoor van componisten en dirigenten is meestal zo bijzonder ontwikkeld dat we gerust mogen stellen dat zij in een andere klankwereld leven dan gewone mensen. Vogelzang is bijzonder complex. Vogels zingen vaak zeer hoog, razendsnel en produceren een timbre dat niet zomaar geïmiteerd kan worden. Ze zingen bovendien meerdere noten van verschillende toonhoogtes tegelijk en dit met wisselende ritmes.
Elke vogelliefhebber geniet van deze complexe zang die hij als eeen gestaltf waarneemt, waarmee we bedoelen dat het totaalbeeld of het geheel meer is dan de som van de samenstellende delen. Een vogelaar maakt zich niet druk om al die deelfacetten van de vogelzang. Dit geldt ongetwijfeld ook voor vele componisten die zich ook in de eerste plaats door de schoonheid van de zang lieten aanspreken.
Andere componisten, met Messiaen als meest gerenommeerde, genoten ongetwijfeld ook van de vogelzang, maar beluisterden de vogelzang wel meer analytisch. Dit vergt evenwel meer dan een uiterst gevoelig en absoluut gehoor. We weten dat de verschillen tussen mensen wat het gehoorvermogen en het onderscheiden van klank bijzonder groot zijn. Zelfs beroepsmusici, die vaak zelf een bijzonder, zelfs een absoluut gehoor hebben, staan nog versteld over hoe hun dirigent het kleinste verschil in toonhoogte, volume of tempo vaststelt met een orkestbezetting van soms meer dan honderd musici.
Componisten bezitten ook een geweldige mentale verbeelding en kunnen wat ze horen snel vertalen naar een partituur. Omgekeerd horen zij de melodie terwijl ze muziek van het blad lezen.
Wij mogen deze uitzonderlijke competenties niet vergeten als we naar hun muziek luisteren, en zeker niet als het muziek betreft waarin vogelzang een rol speelt. Met hun fenomenale gehoorscherpte en met hun bijzondere selectieve auditieve aandacht zijn ze even virtuoos als de vogels zelf. En als men elkaar beter hoort, ook beter begrijpt, zal men elkaar ook meer waarderen. Dat vele componisten aan hun ‘vrienden de vogels’ een podium gaven/ geven lijkt bijna vanzelfsprekend.
Een aantal componisten heeft wellicht op vrij rationele basis vogels in hun werk geintegreerd, omwille van hun illustratieve en symbolische betekenis, maar vooral omdat ze via de vogel hun gevoelens konden uiten. Zo dichtten ze bepaalde vogels menselijke eigenschappen toe, zoals vreugde, verdriet, tederheid of haat. Denk maar aan El cant dels Ocells, het door Pablo Casals bewerkte kerstlied waarin vogelzang als symbool voor vreugde van de geboorte van Christus staat. De uil als brenger van onheil en dood past volkomen in het werk On an overgrown Path van Leoš Janáček (1854-1928), waarin de pijn voor zijn overleden dochter voelbaar is. De koekoek is bij Manuel de Falla (1876-1946) symbool voor bedrog en ontrouw. Diezelfde koekoek wordt ook gelinkt aan de lente (Vivaldi). De leeuwerik staat dan weer symbool voor het aanbreken van de dag, zoals in de opera van Gounod (1818-1893). Componisten willen ook vaak een bepaalde sfeer oproepen. Denk maar aan The curlow van Peter Warlock (1894-1930), waarin de trieste sfeer van het gelijknamige gedicht van W.B. Yeats door de toonzetting nog meer verlatenheid en triestheid oproept.

Volgens Jef Anaf (1988) gaat het bij het nabootsen van vogelzang in muziek meestal om gestileerde nabootsingen van eenvoudige en vertrouwd overkomende structuren. Maar hij wijst erop dat het nabootsen van micro-intervallen en het hoge tempo geen sinecure is voor de componist. Bovendien is er het grote probleem van de overdracht van timbres dat door geen enkel instrument kan worden weergegeven. De meeste componisten wilden vogels niet imiteren, wel evoceren. De koekoek bij Clément Janequin (1485–1558) imiteert de roep van deze lentevogel, maar zijn eenvoudige tweeledige zang of roep is niet zo moeilijk in noten om te zetten. Het is vooral Messiaen die tot een zo getrouw mogelijke weergave van de vogelzang wilde komen. Als geen ander beheerste hij de compositietechniek.
Componisten zijn altijd kinderen van hun tijd, beïnvloed door de heersende tijdgeest. Tijdens de verschillende muzikale periodes, van de Middeleeuwen tot nu, veranderden de leefomstandigheden en de wereldopvattingen. In de Middeleeuwen overheerste de opvatting dat vogels zingen om God te behagen en dat de natuur, met zijn rijkdom aan planten en dieren, geschapen werd om de mens te dienen. Voor de componist van middeleeuwse muziek is de vogel er om diezelfde God te eren. De westerse muziek stond trouwens eeuwenlang bijna volledig ten dienste van God, kerk en erediensten.
Tijdens de Renaissance, en nog meer tijdens de Barok en de Klassieke periode, vervaagde geleidelijk de grens tussen religieuze en wereldse muziek. Muziek werd niet langer alleen gecomponeerd ter meerdere ere en glorie van God. Er ontstonden ook andere muziekvormen, zoals de opera en het oratorium. Sfeerschildering werd belangrijk in de muziek en instrumentale evocatie van vogelzang moest daar een bijdrage aan leveren.
De muziek in de periode van de Romantiek legt de nadruk op emoties. Jean-Jacques Rousseau predikte een ‘retour à la nature’. Vogelgezang roept natuur op en dus integreerden ze vogelgeluiden in hun muziek. De natuur laat mensen niet onverschillig: de herfst met dode bladeren doet denken aan de dood, terwijl de zinderende zomerzon blijheid opwekt.
In de Moderne Tijd ligt de focus dan weer veel meer op de klank zelf. Vogels worden vandaag de dag, met de ecologische bedreigingen en de klimaatverandering die zich aandienen, zelfs gezien als een te verdedigen en te koesteren soort. Sytse Pruiksma en Syb van der Ploeg laten in hun muzikaal werk hun liefde horen voor vogels met daarbij de achterliggende boodschap: ‘Koester en bescherm deze schoonheid’.

[…]

 

© 2021 Fernand Rochette | Uitgeverij Sterck & De Vreese

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum