Leesfragment: De menseneter

20 mei 2022 , door Tom Hofland
|

Woensdag 25 mei, om 18.00, presenteert Uitgeverij Querido de nieuwe roman van Tom Hofland, De menseneter, bij Athenaeum Boekhandel op het Spui. Er wordt die avond uit nieuw werk voorgelezen door Iduna Paalman, Femke Brockhus en Arie Storm. Je bent van harte welkom — maar je kunt nu vast beginnen met lezen in de roman. Lees een fragment!

Lute werkt als kwaliteitsmanager bij een groot farmaciebedrijf op de Veluwe. Het bedrijf wordt overgenomen door een Zwitserse investeerder, die Lutes hele afdeling boventallig verklaart. Een bittere pil voor Lute: hij moet niet alleen tientallen trouwe collega’s zien weg te werken, maar krijgt ook de opdracht ze over te halen zelf ontslag te nemen. Wanneer Lombard, een freelanceheadhunter, zijn diensten aanbiedt, neemt Lute die van harte aan. Lombard zorgt ervoor dat de werknemers een voor een verdwijnen, en Lute kan zijn handen in onschuld wassen. Als de eerste doden vallen, heeft hij door dat hij een vos in het kippenhok heeft binnengelaten.
De menseneter is een zwartkomische aanklacht tegen de doorgeslagen zakelijkheid en het verlies van menselijkheid op de werkvloer. Daarnaast is het een origineel, fantasierijk en sprankelend eerbetoon aan de liefde, in al haar facetten.

Tom Hofland (1990) werd na het verschijnen van zijn debuutroman Lyssa (2017) door de Volkskrant uitgeroepen tot het Literaire Talent van 2018 en ontving het C.C.S. Crone Stipendium. Zijn tweede roman, Vele vreemde vormen (2019), werd genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs. Voor de Theatertroep schreef hij de eenakter De Rusofoob. Hij is bekend van podcasts als De Blankenberge Tapes (genomineerd voor de Prix Europa) en de NTR-wetenschapspodcast Atlas.

  • ‘Dit soort schrijvers zijn een aanwinst voor onze literatuur.’ NRC Handelsblad

N.B. Lees op onze site ook een fragment uit Vele vreemde vormen.

 

Uit: Tom Hofland, De menseneterUit: Tom Hofland, De menseneter

Pascal Bonare legt zijn bebloede hand op het bureau. De inspecteur leunt voorover en kijkt ernaar. Naar de donkerblauwe mouw van het pak, het witte overhemd met de rode vlekken, een manchetknoop met gebarsten bladgoud.
Hij ziet de harige hand; de middelvinger die een beetje krom staat, ooit gebroken. Hij kijkt naar het donkere, bijna zwarte bloed dat op de rug van de hand is opgedroogd.
‘Uw bloed?’ vraagt hij.
‘Dat denk ik niet,’ antwoordt Pascal, terwijl hij zijn hand opheft om te laten zien dat hij geen wonden heeft.
De inspecteur knikt en gaat tegenover hem aan het bureau zitten. De leren stoel kraakt onder zijn forse lichaam.
‘Dus, twee vrouwen, meneer Bonaire?’
‘Bonare.’
‘Zoals het eiland?’
‘Zoals het eiland zonder i.’
‘Bonare.’
‘Juist.’
De inspecteur schuift zijn toetsenbord dichter naar zich toe.
‘Twee vrouwen, dus?’
Pascal knikt.
‘De ene met donker haar, de andere blonde krullen.’
De inspecteur tikt iets met twee vingers in het systeem.
‘Ze reden in een Fiat Coupé? Rood?’
‘Een Fiat Dino Coupé 2400 uit 1969, rood. Dat weet ik nog zo goed omdat mijn oom dezelfde auto drie jaar geleden in de prak reed.’
‘Dezelfde auto of hetzelfde model?’
‘Hetzelfde model.’
De oude vergeelde knoppen van het toetsenbord kleven onder de wijsvingers van de inspecteur. Hij tuurt naar het scherm.
‘En de meneer. Een vriend van u?’
‘Een zakelijk contact. Ik kende hem nog maar net. Eigenlijk kende ik hem niet.’
‘Een Italiaan?’
‘Dat denk ik.’
‘Volgens de ober was hij Duits.’
‘Werkelijk?’
De inspecteur knikt.
‘Zoals ik al zei,’ zegt Pascal, ‘ik kende hem feitelijk niet.’ Nu pas merkt hij dat zijn rechterhand, de hand met het bloed, trilt. Hij knijpt hem tot een vuist, maar het trillen gaat door. De inspecteur ziet het ook.
‘Als het niet gaat, meneer, dan doen we dit later.’
Pascal ademt diep in en oppervlakkig uit.
‘Het gaat.’
De inspecteur steekt lafjes zijn duim op en wendt zich weer tot het flikkerende scherm.
‘Dus. U zit in een restaurant met uw Duitse kennis. U was er al eerder en had al een voorgerechtje op. Nu bestelt u de zeevruchten, hij... ook zoiets?’
‘De porcheddu. Daar was hij specifiek in. Zonder zout.’
‘Juist. De porcheddu zonder zout. U eet, u bespreekt wat, er komt een ober op u af vanaf een andere tafel die vraagt of alles naar wens is, en op dat moment ziet u de vrouwen.’
‘Eén vrouw,’ antwoordt Pascal. ‘De donkerharige. Ik dacht dat ze de bedrijfsleider was omdat ze nette kleding droeg. Ze kwam uit de keuken.’
‘Ze liep direct op u af ?’
‘Ze kwam uit de keuken en liep in een rechte lijn naar ons toe.’
‘En toen?’
‘En toen? Ze hief een pistool.’
‘Had ze het wapen al in haar hand?’
‘Dat weet ik niet. Ik denk het.’
‘U denkt het of u weet het?’
‘Ik denk het.’
‘Oké. Hoe vaak schoot ze?’
‘Drie keer. Op mijn gast. Van zeer dichtbij.’
‘Dood?’
‘Tweemaal in zijn borst en eenmaal door zijn linkeroog. Heel precies.’
‘En toen. U vluchtte?’
Pascal schudt zijn hoofd.
‘Waarom niet? Was u niet bang dat u de volgende zou zijn?’
‘Nee, ik wist zeker van niet.’
‘Nu moet u me toch eens uitleggen hoe u dat zo zeker wist.’
‘Dat zag ik aan haar. Hij was haar doelwit. Ze keek slechts naar hem, zag alleen hem. Haar blik ging door mij en de ober die naast ons stond heen.’
De inspecteur kijkt met een schuin oog naar zijn scherm.
‘De ober zegt dat zij een zonnebril droeg.’
‘Dat klopt,’ zegt Pascal. ‘Dus ja, ik kon haar blik niet zien. Maar toch wist ik dat ze het niet op ons gemunt had. Ik weet het niet, misschien was het de vanzelfsprekendheid van het hele incident, maar ze had net zo goed een karaf water op tafel kunnen zetten. Dezelfde doelgerichte vanzelfsprekendheid bezat ze.’
‘Ik volg u niet,’ zegt de inspecteur.
‘Het leek haast routineus, bedoel ik. Ze kwam aanlopen tot ze vlak naast me stond, hief haar hand, schoot driemaal, en liep door de voordeur naar buiten. Het was zo voorbij. Een zakelijke transactie. Zo vanzelfsprekend als het geven van wisselgeld, zogezegd.’
De inspecteur roffelt met zijn nagels op zijn bureau. Zijn wenkbrauwen diep gefronst.
‘Afijn, en toen zag u de andere vrouw?’
‘De Fiat stond buiten. Ik zag hem door het raam.’
‘Hoelang stond hij er al?’
‘Dat weet ik niet. Misschien al een uur, misschien kwam hij net aanrijden.’
‘En de vrouw?’
‘Die met de blonde krullen zat achter het stuur. Die met het donkere haar stapte in. Ze reden weg.’
‘Met piepende banden?’
‘Kalm. Netjes. Ze gaf richting aan.’
‘Nog andere bijzonderheden? Dingen die opvielen? Vreemde gasten in het restaurant?’
‘Mijn zakenrelatie reed in een grote pick-uptruck. Zo’n Amerikaanse. En er was een hond.’
‘Een hond?’
‘Een hond.’
‘Wat voor hond?’
‘Een zwarte poedel.’
De inspecteur legt zijn vingers weer op de toetsen.
‘U weet zeker dat het een poedel was?’ zegt hij terwijl hij tikt.
‘Ja. Het zijn opvallende beesten.’
‘Dat klopt. Maar we zien hier vaker labradoedels.’
‘Het was een poedel.’
‘Dat zei u, ja. Maar zou het niet toch een labradoedel kunnen zijn?’
‘Heeft u weleens een labradoedel gezien, inspecteur? Die lijken in de verste verte niet op poedels.’
‘Afijn, een hond dus,’ zegt de inspecteur. ‘En dat was opvallend?’ Pascal haalt zijn schouders op.
‘U vroeg me om bijzonderheden. Dit is me bijgebleven.’
De inspecteur tikt weer iets in het systeem, wat tot grote ergernis van Pascal nog altijd met slechts twee vingers gebeurt.
‘Meneer Bonare,’ zegt de inspecteur plotseling. ‘Weet u dat u mij behoorlijk aan mijn broer doet denken?’
‘Uw broer?’

[…]

 

Copyright © 2022 Tom Hofland

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum