Leesfragment: Bernhards oorlog

09 december 2022 , door Dik van der Meulen
| | | |

Vanaf vandaag in onze boekhandels: Dik van der Meulens nieuwe boek Bernhards oorlog. Het leven van een prins in ballingschap. Kom 16 december naar de presentatie bij SPUI25 en lees vandaag een fragment.

Een nieuwe, verhelderende kijk op de oorlogsgeschiedenis van prins Bernhard.

Bernhards oorlog gaat over het wonderlijke en niet zelden spectaculaire leven van de Prins der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. De veelgeprezen biograaf Dik van der Meulen beschrijft Bernhard als een complexe figuur, die opportunisme paarde aan doodsverachting; een man die egocentrisch was en tegelijk loyaal aan zijn vrienden – hoewel niet altijd aan zijn eigen echtgenote Juliana, de toekomstige koningin.

Tijdens zijn ballingschap in Londen beleefde prins Bernhard een komeetachtige militaire carrière. Binnen vier jaar klom hij op van kapitein zonder bevoegdheden tot luitenant-generaal, en werd hij bevelhebber van het georganiseerde verzet in Nederland. Toch vonden koningin Wilhelmina en hijzelf dat er nóg meer in had gezeten.

Hoe is het mogelijk dat een in Duitsland geboren prins, die in 1936 nog een onbezoldigde kantoorbaan had, in 1945 een van de invloedrijkste en populairste Nederlanders was geworden? Dit boek bevat tal van nieuwe inzichten in het doen en laten van de prins in de Tweede Wereldoorlog. Het laat bovenal zien dat Bernhard, mede door toedoen van zijn schoonmoeder, een aanzienlijk veiligheidsrisico was.

N.B. Lees een fragment uit Dr. Hendrik Muller en Daan Stoffelsens bespreking van het boek, een fragment uit Is natuur links? op Athenaeum.nl. Eerder publiceerden we voor uit Van der Meulens Het bedwongen bos. Nederlanders & hun natuur en bespraken we De kinderen van de nacht.

 

Woord vooraf

Er was een tijd dat boeken over prins Bernhard werden ingeleid met een woord vooraf van de hoofdpersoon zelf, met daaronder zijn kenmerkende handtekening. Een waarmerk dat het geschrevene Bernhards instemming had, maar natuurlijk ook een teken dat het de auteur niet te doen was geweest om tot zijn onderwerp afstand te bewaren. Tegen het eind van zijn leven moest Bernhard ervaren dat er steeds meer publicaties over hem verschenen waaraan hij zijn prinselijke paraaf beslist niet zou hebben verleend: boeken en artikelen die zijn daden bekritiseerden en hem vaak zelfs zo negatief mogelijk afschilderden.
Sinds zijn overlijden in 2004 is er wat dit betreft niet veel veranderd. Al verschijnen er nog steeds boeken waarin Bernhard wordt geprezen, ze laten zich vooral lezen als een verdediging tegen die ándere stroom biografische studies, die vooral een aanklacht zijn. Min of meer neutrale geschriften – voor zover afzijdigheid in dit genre mogelijk is, uiteraard – zijn even schaars als voorheen. Wat altijd weer opvalt is hoe lastig het kennelijk is onbevangen naar Bernhard onderzoek te doen en onbevooroordeeld over hem te schrijven. Aanvallen of verdedigen, iets ertussenin lijkt niet mogelijk, zelfs nu de prins alweer bijna twintig jaar in de koninklijke grafkelder te Delft ligt.
Dit alleen is al voldoende reden om een boek over prins Bernhard te schrijven: zonder bewondering of afkeer, en met zo weinig mogelijk vooringenomenheid. Veel interessanter dan het oordeel van een biograaf is immers de vraag waarom zijn hoofdpersoon heeft gedaan wat hij deed en, niet minder, onder welke omstandigheden hij in de weer is geweest.
Die omstandigheden zijn in het geval van Bernhard ook niet over het hoofd te zien. Hij werd geboren in het Duitse keizerrijk, was getrouwd met de Koningin der Nederlanden, was getuige van twee wereldoorlogen én een koude oorlog, waarvan hij ook nog het einde beleefde – zoals hij zoveel meer meemaakte: van de opkomst van radio en televisie tot de homecomputer, van het ontstaan van de burgerluchtvaart tot de eerste (en vooralsnog laatste) bemande maanreizen, en zelfs toen de aanslagen op het World Trade Center in New York werden gepleegd, was hij er nog.

Naast zijn huwelijk was de Tweede Wereldoorlog allesbepalend voor het lange leven van prins Bernhard. Aan het begin ervan was hij een legerkapitein met een louter titulaire status die niet door iedereen werd vertrouwd, aan het einde een viersterrengeneraal, hoofd van het georganiseerde verzet en volgens internationale rapporten de populairste man van Nederland. Hoe was deze razendsnelle carrière mogelijk? Waarom was hij zo geliefd? En vooral, hoe bracht hij het er in de oorlogsjaren van af? Was het verstandig om hem zoveel invloed te geven? Om deze en andere vragen gaat het in Bernhards oorlog: een titel die, zoals zal blijken, niet voor niets op verschillende manieren gelezen kan worden.

 

1 Tussen twee oorlogen

In de paleistuin

Natuurlijk, Bernhard zur Lippe-Biesterfeld was geboren in het Duitse keizerrijk, groeide op in de Republiek van Weimar en nazi-Duitsland en werd in 1936 genaturaliseerd tot Nederlander – maar er is iets voor te zeggen dat zijn leven pas écht begon op 10 mei 1940.
Weinig lectuur zo fascinerend als de kranten uit de meidagen van dat jaar. Neem het Algemeen Handelsblad van de tiende mei. ‘Nederland in oorlog met Duitschland’, zo kon men in het avondblad lezen: een kop, paginabreed maar in de ogen van latere lezers toch ingetogen: de chocoladeletters die het handelsmerk zouden worden van veelgelezen dagbladen, moesten nog worden uitgevonden.
Tussen de ernstige voorpaginatekst stond het portret van de koningin, met rechts van haar de vastberaden proclamatie die namens haar was uitgevaardigd en die ook op de radio had geklonken. Ze sprak van ‘een plotselinge aanval op ons gebied’ die ‘zonder de minste waarschuwing’ was uitgevoerd: woorden die, anders dan luisteraars zich na de oorlog meenden te herinneren, voor de radio niet door koningin Wilhelmina werden uitgesproken, maar door een nieuwslezer.
Ook de rest van het Handelsblad is gevuld met oorlogsverslaggeving – maar toch niet helemaal. De krant berichtte ook over de woningwet, een pensioenactie in de mijnstreek, de vondst van een herdenkingsbeker van Michiel de Ruyter en een tentoonstelling in het Rotterdamse Museum Boijmans, alsof dit er nog toe deed. In advertenties spoorden firma’s de lezers aan om voortaan te schrijven met de ‘juweelgladde’ Parker Vacumatic, om Verkade-beschuit te kopen – ‘met bon v. Artis- plaatje’ – en op Huf-schoenen te lopen: ‘Ga vandaag naar Huf!’
Een Duitse overval, eerder nog dan een inval, zo moet de redactie het hebben ervaren. Bijna iedereen in Nederland dacht er zo over. ‘Geen gedachte aan oorlog,’ schreef een Limburgse boerenknecht in zijn dagboek, terwijl hij kort na drie uur ’s morgens zijn paard inspande en in het donker vliegtuigen hoorde ‘bromme’: ‘ik denk, van 6 stuks’. Hij begon te zaaien en ging daarmee door, ook toen de naburige luchtafweer op gang kwam en de mitrailleurkogels om hem heen in de geploegde aarde sloegen. Hij raakte echter wel onder de indruk van het aanzwellende oorlogsgeweld: ‘Brugge vliege de lucht in en geweer en kannone razen, de aarde schut en beeft en dit alles bij zo’n mooie lente morge.’3 Misschien was dat het wat nog het meest bijdroeg aan de onwerkelijke sfeer: het contrast tussen de wetenschap dat de oorlog ditmaal aan Nederland niet voorbij was gegaan, en het stralende weer.
Er waren er echter ook die het wél hadden zien aankomen. In regeringskringen en onder militairen circuleerden al vele maanden, in feite sinds de Duitse inval in Polen – het begin van wat de Tweede Wereldoorlog zou gaan heten – op 1 september 1939, geruchten dat het vanouds neutrale Nederland weldra aan de beurt zou zijn. Telkens weer bleken de waarschuwingen van een welingelichte informant in Berlijn loos alarm, zodat sommigen weer moed vatten, maar toen Duitsland op 9 april 1940 Denemarken en Noorwegen binnenviel, begreep bijna iedereen dat ook de Lage Landen op het ergste voorbereid moesten zijn.
Zoals we nog zullen zien was prins Bernhard van de Duitse aanvalsplannen al in het najaar van 1939 op de hoogte. In de praktijk nam hij het echter luchtig op. Eind augustus 1939 waren prinses Juliana en hij weliswaar op aandringen – of commando – van Wilhelmina met hun twee dochters Beatrix en Irene van Paleis Soestdijk naar het Haagse Huis ten Bosch verhuisd, maar toen de Duitse inval uitbleef, kon men ze steeds vaker weer in hun eigen paleis vinden. Pas op 7 mei 1940 verruilden ze Soestdijk opnieuw voor Den Haag.
Ondanks zijn voorkennis had Bernhard een daadwerkelijke inval dan ook niet verwacht, zei hij ruim vijftien jaar later tegen de oorlogshistoricus Loe de Jong:

Ik was er absoluut van overtuigd dat de Duitsers ons niet zouden aanvallen. Ik dacht: dat kunnen ze toch niet doen. Ik geloofde in de Maginotlinie en ik dacht: zelfs als ze Nederland bezetten, geeft hun dat nog niets. Maar dat ze zo onfatsoenlijk zouden zijn – dat kon niet. Ik heb dan ook niet aan de oorlog geloofd.

Maar toen het zover was, was hij (naar eigen zeggen) de eerste van de familie die het te horen kreeg. Op donderdagavond 9 mei meldde generaal Henri Gerard Winkelman, opperbevelhebber der Nederlandse landstrijdkrachten, dat de Duitse inval ieder ogenblik kon plaatshebben. Daarop besloot de koningin met haar dochter, schoonzoon en kleinkinderen de nacht in de schuilkelder onder de tuin van Huis ten Bosch door te brengen. Het was er nogal benauwd, zei Bernhard later over die nacht, zodat hij de kelder weer verliet om in het paleis te gaan slapen. ‘Om 2 uur kwam een telefoontje,’ meende hij zich te herinneren: ‘Ze zijn de grens over. Ik ben toen naar beneden gegaan en heb de Koningin gewekt.’
Als het zo is gegaan, dan moet het wel wat later zijn geweest. Rond tien over drie trokken de eerste Duitse troepen Groningen en Limburg binnen, waarna de Wehrmacht op vele plaatsen de grens overschreed. Den Haag zelf was een uur later het doelwit van de Luftwaffe: rond vier uur vielen de eerste bommen op vliegveld Ypenburg, gevolgd door de landing van Duitse parachutisten.
Bernhard aarzelde niet. Hij kleedde zich vlug aan, wekte zijn schoonmoeder en haastte zich de tuin in. Van daaruit nam hij samen met een sergeant van de wacht met een machinepistool overvliegende Duitse bommenwerpers onder vuur. ‘Ik heb de beste kans gemist,’ vertelde hij De Jong. ‘Dat was toen er één heel laag overkwam, maar toen stond ik me net te scheren.’ Tegen zijn biograaf Alden Hatch zei hij dat hij, terwijl hij binnen bezig was, gejuich hoorde omdat een van de vliegtuigen was geraakt en neerstortte. ‘De sergeant had hem neergeschoten en het speet me verschrikkelijk dat ik zelf niet iets langer was gebleven, want dan had ik hem te pakken gekregen.’

[…]

 

Copyright © 2022 Dik van der Meulen

pro-mbooks1 : athenaeum