Leesfragment: Als een muildier dat roomijs naar de zon draagt

01 oktober 2022 , door Sarah Ladipo Manyika
| |

In de maand oktober is Sarah Ladipo Manyika writer in residence in het Letterenfonds-appartement boven Athenaeum Boekhandel aan het Spui! Tijd om Als een muildier dat roomijs naar de zon draagt (Like A Mule Bringing Ice Cream To The Sun), uit het Engels vertaald door Anneke Bok, te lezen. Begin met dit fragment.

Morayo Da Silva is een wereldwijze Nigeriaanse vrouw van 75. Ze geniet van haar leven in het hippe San Francisco; ze maakt roadtrips in haar vintage Porsche, gaat graag een praatje aan en mijmert over haar favoriete romanfiguren. Maar als ze valt, is het gedaan met haar onafhankelijkheid. Ze zal moeten leren hulp te accepteren van vrienden en van vreemden. En dan zijn er nog de mannen in haar leven: de charmante Palestijnse winkelier Dawoed, de dakloze Grateful Dead-fan Sage, en de dichter Antonio voor wie ze altijd al meer voelde dan voor wijlen haar echtgenoot, de diplomaat. Een subtiel verhaal over ouder worden, vriendschap en verlies, en de erotische verlangens van een oudere vrouw.

 

1

Het huis waar ik woon is heel oud. ‘Oud, maar solide’, zegt de huisbazin altijd. Belgrave 500 is kennelijk zo stevig gebouwd dat het de aardbeving van 1906 heeft doorstaan. ‘Er zit nog geen scheurtje in’, volgens de huisbazin. Maar tussen ons gezegd en gezwegen: ik vertrouw er niet op dat de geschiedenis zich herhaalt. Om die reden woon ik op de bovenste verdieping, want als dit pand instort, hoeven ze in elk geval niet zo diep te graven om me te vinden. Ik wens mijn buren uiteraard geen kwaad toe, zeker niet de keurige meneer die vlak onder me woont. Wat betreft de stuurse vrouw op de benedenverdieping, die me hardnekkig Mary blijft noemen omdat ze Morayo moeilijk uit te spreken vindt, tja, dat is een ander verhaal. Maar ik wens zelfs haar geen kwaad toe. Ik fantaseer erover dat we bij mij thuis allemaal bij elkaar zitten te genieten van een glas wijn wanneer de moeder aller aardbevingen toeslaat, en dat we het hele gebeuren uitzitten en het zullen kunnen navertellen. Maar wie weet: als de aarde er genoeg van heeft om zich in te houden en zich eens fl ink wil uitrekken, kan ik wel degene zijn die net naar beneden is gelopen, en als dat het geval is, zullen mijn boeken – honderden boeken – de enige overlevenden zijn die elkaar gezelschap kunnen houden.
Dit pand werd vroeger door één gezin bewoond, maar is nu opgedeeld in vier appartementen, en in een ervan woon ik al ruim twintig jaar. Dat moet best vervelend zijn voor mijn arme huisbazin, want met de huurbescherming in deze stad zou ze aan een nieuwe huurder een veel hogere huur kunnen vragen dan ik nu betaal. Niet dat het appartement zo bijzonder is; het bestaat uit niet meer dan een kleine slaapkamer, een keuken, een woonkamer en een badkamer. Maar in San Francisco telt het uitzicht het zwaarst. En mijn uitzicht, ja echt, mijn uitzicht is magnifique.
Wanneer je bij het aanrecht staat, kun je alle kleurrijke huizen van Haight Ashbury zien. En daar voorbij de eucalyptus- en dennenbossen van het Presidio, die zich uitstrekken tot aan de baai, waar op een heldere dag het water azuurblauw ligt te schitteren. Dus ik ben niet van plan om te gaan verhuizen, en de huisbazin zal beseff en dat wat ze misloopt aan huur wordt goedgemaakt door zo’n betrouwbaar iemand als ik die een wakend oog op het huis houdt. Want ik ben, net als dit huis, heel oud. Heel oud naar Nigeriaanse maatstaven in elk geval, want ik heb de levensverwachting voor vrouwen daar al met bijna twintig jaar overtroff en. En omdat ik hier al heel lang woon, ken ik de dagelijkse routine zo goed dat ik vanochtend de postbode al hoorde aankomen voordat hij op de tweede verdieping was. Li Wei heeft de gewoonte om de trap met twee treden tegelijk te nemen, en als hij boven komt, sta ik hem al op te wachten. Gewoonlijk vertoon ik me niet als ik nog in mijn ochtendjas ben, maar Li Wei is geen vreemde. Bovendien is dit een stad waar mensen in pyjama de hond uitlaten of de kinderen naar school brengen. Dus hier sta ik blootsvoets in mijn roodzijden ochtendjas, en de puntjes van mijn tenen (die met de teenringen) strijken langs de ruwe sisal van mijn ‘welkom’-mat.
‘Goedemorgen, doctor Morayo, een heleboel post voor u vandaag’, zegt Li Wei en hij overhandigt me met zo veel voorkomendheid een keurig stapeltje post dat ik moet denken aan een samoerai die met gestrekte handpalmen en een kleine nijging van het hoofd een buiging maakt voor zijn keizerin. ‘De brievenbus was vol’, meldt hij en hij kijkt verbaasd, totdat ik begin te lachen, en dan lacht hij ook, omdat we allebei weten dat er niets verrassends is aan het feit dat mijn brievenbus vol is. Tegenwoordig laat ik het zo, omdat ik het fi jn vind als hij aan de deur komt. We genieten allebei van onze korte gesprekjes, totdat het voor Li Wei tijd is om weer aan het werk te gaan en dan licht hij even zijn pet om me te groeten. En uit respect voor zijn vriendelijkheid breng ik altijd een paar minuten zoet met het doorbladeren van de pamfl etten van politieke partijen en brieven van Amnesty en de Sierra Club. Een enkele keer, wanneer er een kleurrijke ansichtkaart of een handgeschreven envelop uit het stapeltje valt, verheug ik me omdat hij van een vriend zou kunnen zijn, ook al weet ik dat het meestal gewoon een meer geraffi neerde vorm van reclame betreft . Wat is er toch gebeurd met al die vrienden die me vroeger brieven en ansichten stuurden? Tegenwoordig sturen mensen alleen nog een haastig mailtje of ze laten helemaal niets van zich horen. En bovendien zijn er natuurlijk al heel wat vrienden overleden. Ik blader weinig geïnteresseerd door Granta en car, en leg die dan weg om een kop thee te zetten waar ik mijn gemberkoekjes in ga dopen. Ja, ik weet dat ik aan het uitstellen ben, en als ik niet oplet, betaal ik sommige rekeningen misschien nog te laat. Je krijgt tegenwoordig niet veel tijd meer om te betalen, maar daar ga ik me geen zorgen over maken. Vroeger was ik plichtsgetrouw, buitengewoon plichtsgetrouw, maar het leven is te kort om je druk te maken over dat soort kleinigheden. Dat hou ik mezelf tenminste voor, totdat de plichtsgetrouwheid, die nooit helemaal verdwijnt, terugkeert en ik verderga met de post.
Er zit een brief bij van het Bureau Rijvaardigheid, met bijgevoegde formulieren. Ik bekijk ze vluchtig en vul in gedachten al nee, nee en nee in bij vragen over hoge bloeddruk, hartaanvallen en diabetes. Ik ga ervan uit dat het een standaardbrief is. Maar ho eens even: ik ben binnenkort jarig, zou dat ermee te maken hebben? Wat jammer toch dat vanaf het bereiken van een ‘zekere leeft ijd’ elke gedachte aan je verjaardag een zweem van somberheid met zich meebrengt. Ik bekijk de brief nog eens en zie dat ik hem uiterlijk een week geleden had moeten beantwoorden. Verdorie! Dan maar beter bellen. Ik toets het nummer in en klem de telefoon tussen mijn oor en schouder terwijl ik de vlechtjes losmaak waarmee ik heb geslapen, wat ik soms doe zodat mijn haar niet gaat klitten. Ik vind het niet erg om te wachten, maar het bandje biedt me de mogelijkheid om te worden teruggebeld zonder mijn plaats in de wachtrij te verliezen. Wat fatsoenlijk! Ik laat mijn naam en telefoonnummer achter, en nu ik mijn handen vrij heb, ontwar ik het laatste vlechtje terwijl ik nadenk over wat ik zal aantrekken.

[…]

 

Oorspronkelijke tekst © Sarah Ladipo Manyika, 2016
Nederlandse vertaling © Anneke Bok en De Geus bv, Amsterdam 2018

pro-mbooks1 : athenaeum