Leesfragment: Adolf Hitler. De beeldbiografie

12 juli 2022 , door Erik Somers en René Kok
| | | | |

Nu op de longlist van de Libris Geschiedenisprijs: Adolf Hitler. De beeldbiografie, door Erik Somers en René Kok. Lees bij ons de inleiding.

Adolf Hitler. De beeldbiografie geeft een fascinerend en indringend beeld van de opkomst en ondergang van de dictator en de prominente rol van foto's bij het creëren van de Führermythe. Het naziregime maakte op geraffineerde wijze gebruik van beeldmateriaal om Hitlers populariteit te vergroten. Een stortvloed aan propagandafoto's versterkte zijn zorgvuldig opgebouwde imago. Niet alleen professionele fotografen zetten de toon, maar ook amateurfotografen legden de charismatische Führer vast.

De foto's in dit boek laten zien hoe Hitler van een onbeholpen, maar fanatieke nationaalsocialist transformeerde in een nietsontziende en oorlogszuchtige alleenheerser en uiteindelijk uitgebluste oorlogsleider aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Van het zorgvuldig gecreëerde Führerbeeld bleef ten slotte niets over.

Voor Adolf Hitler. De beeldbiografie deden historici Erik Somers en René Kok uitvoerig onderzoek in Duitse en internationale fotoarchieven en -collecties. Niet eerder verscheen een zo veelomvattend fotoboek over Hitlers leven en werk gebaseerd op diepgaand foto-historisch onderzoek. Ruim 450 foto's voorzien van uitvoerige bijschriften, plaatsen het fenomeen Hitler in historische context. Op elke afbeelding staat hij centraal of is er een direct verband met zijn persoon. Pers- en propagandafoto's worden afgewisseld door privé- en niet voor publicatie bestemde opnames die - al dan niet bewust - de mens achter de Führer in beeld brengen.

N.B. De voor dit boek essentiële foto's zijn wegens auteursrechtelijke beperkingen uit de voorpublicatie weggelaten. Maar bijvoorbeeld de foto waar de inleiding mee opent, ‘Lünen, Noordrijn-Westfalen, 29 juni 1934. Hitler bezoekt een opleidingskamp van de Reichsarbeitsdienst (rad).
Heinrich Hoffmann, nara’, is wel opgenomen in dit artikel van de nos.

 

Inleiding

Adolf Hitler liet zich vaak fotograferen met kinderen. De nationaalsocialistische propagandamakers zagen dit graag. Opnamen met de jongste generatie riepen de sympathie van het volk op en pasten prima in het zorgvuldig gecreëerde beeld van Hitler als charismatische en innemende Führer van het ‘nieuwe’ Duitsland. De hier getoonde foto voldeed niet aan de verwachtingen. Tijdens een van zijn vele bezoeken in het land wordt de rijkskanselier welkom geheten door een meisje in een witte jurk, dat met lichte dwang naar voren wordt geduwd. De Volkskanzler buigt voorover en heeft even – al dan niet geveinsd – persoonlijke aandacht voor haar. De begroeting is goed in beeld gebracht, maar de rommelige entourage en Hitlers grimmig kijkende ss-lijfwachten in hun zwarte leren jassen maken de foto minder geschikt voor propagandadoeleinden. De opname maakt deel uit van de Heinrich Hoffmann Photo Collection in de National Archives in Washington dc en is van een summiere beschrijving voorzien: ‘Hitler besichtet Reichsarbeitsdienst 1934.’ Door de foto nader te onderzoeken, feitelijke gegevens te achterhalen en het beeld in perspectief te plaatsen, krijgt de onschuldig ogende opname direct meer betekenis.

Het is 29 juni 1934. Onder begeleiding van de Leibstandarte ss Adolf Hitler bezoekt Hitler een opleidingskamp voor functionarissen van de Reichsarbeitsdienst (rad) in Schloss Buddenburg in Lünen, Noordrijn-Westfalen. Schuin achter hem zijn boomlange steun en toeverlaat, chef-adjudant Wilhelm Brückner. Duitsland staat aan de vooravond van een golf van geweld. De paramilitaire Sturmabteilung (sa), die de nsdap-leider door middel van straatterreur en intimidatie aan de macht heeft geholpen, is een serieuze bedreiging gaan vormen voor zijn positie als rijkskanselier. Als aanvoerder van meer dan 3 miljoen zogenoemde bruinhemden eist sa-stafchef Ernst Röhm radicale sociale hervormingen. Hij streeft naar een klasseloze nationaalsocialistische ‘sa-staat’ waarin de Reichswehr, het Duitse leger, in een nationaalsocialistisch volksleger opgaat. Hitler voelt evenwel niets voor een ‘tweede revolutie’; hij heeft de legerleiding hard nodig voor zijn ambitieuze plannen met Duitsland. Als geruchten over een staatsgreep van de sa steeds nadrukkelijker de ronde doen, brengt de dictator uit voorzorg de ss – zijn persoonlijke lijfwachtkorps – in staat van paraatheid. Op het moment dat de foto genomen wordt, weet Hitler precies wat er binnen vierentwintig uur gaat gebeuren: hij gaat korte metten maken met de sa. Na zijn vertrek uit Lünen koerst zijn uit drie wagens bestaande konvooi met hoge snelheid naar het Rheinhotel Dreesen in Bad Godesberg voor de overnachting. In het holst van de nacht vliegen Hitler en zijn gevolg naar München. Per auto wordt koers gezet naar Hotel Hanselbauer in Bad Wiessee, waar Röhm zijn hoofdkwartier heeft ingericht. Rond halfzes in de ochtend stormt Hitler de slaapkamer van zijn medewerker van het eerste uur binnen en schreeuwt de totaal verbouwereerde Röhm toe dat hij is gearresteerd omdat hij op het punt staat een staatsgreep te plegen. Hitler pakt meteen door en zuivert de sa tijdens wat bekend zal komen te staan als de Nacht van de lange messen. Ongeveer tweehonderd sa’ers worden vermoord. Nadat hij een ‘aanbod’ van zijn oude vriend om zelfmoord te plegen heeft afgewezen, wordt Röhm op 1 juli 1934 in zijn cel doodgeschoten.
Van de moordpartijen en arrestaties tijdens de Nacht van de lange messen zijn geen foto’s bekend. De precieze gang van zaken werd zorgvuldig toegedekt door het regime. De ‘onschuldige’ foto van Hitler met het meisje in de witte jurk komt wat de datering betreft nog het dichtst in de buurt van deze gewelddadige gebeurtenis in de vroege zomer van 1934.
Foto’s van Adolf Hitler waarvan de historische achtergrond is achterhaald, vormen het uitgangspunt van deze beeldbiografie. Bij ieder beeld wordt de historische context geduid en is geprobeerd om zo goed mogelijk te doorgronden met welke intentie de foto is gemaakt en vervolgens gebruikt.

Beeldbiografie

Over de opkomst en ondergang van Adolf Hitler zijn door de jaren heen ongekend veel publicaties verschenen, variërend van korte levensschetsen tot lijvige historische overzichten. Om de zoveel jaar verschijnt er wel een nieuw biografisch standaardwerk, gebaseerd op onbekende of opnieuw geïnterpreteerde bronnen en geschreven vanuit een andere vraagstelling en historische samenhang. Elke generatie wordt uitgedaagd de betekenis van de dictator opnieuw te formuleren, verklaringen voor zijn macht en verering toe te voegen en een ander, liefst nieuw licht op het fenomeen Adolf Hitler te werpen. Het is opmerkelijk dat er naast vuistdikke biografieën en een onafzienbare reeks van deelstudies, biografische schetsen, monografieën en essays over Hitler nauwelijks goed onderbouwde fotopublicaties over de dictator zijn verschenen. Publicaties waarin de talrijke archiefinstellingen en fotocollecties in Duitsland en ver daarbuiten zijn geraadpleegd en waarin foto’s als historische bron het uitgangspunt zijn en niet – zoals zo vaak – enkel en alleen dienen als illustratie bij een historisch relaas. Het relatief geringe aantal fotoboeken waarin Hitler centraal staat, bestaat uit een vrij willekeurige selectie afbeeldingen met summiere bijschriften en weinig (foto)historische onderbouwing. Opmaak en afdrukkwaliteit zijn in deze uitgaven matig, waardoor foto’s ook nog eens weinig tot hun recht komen. Dit betekent niet dat er over het medium fotografie in relatie tot Adolf Hitler en het nationaalsocialisme geen goede fotohistorische studies bestaan.

Integendeel; zo verschenen er twee kwaliteitsrijke studies over Hitlers persoonlijk fotograaf Heinrich Hoffmann. Kunst- en fotohistoricus Rudolf Herz publiceerde in 1995 zijn boek Hoffmann & Hitler. Fotografie als Medium des Führer-Mythos. Op basis van gedegen media-analytisch onderzoek werd daarnaast een gelijknamige tentoonstelling samengesteld, die in Duitsland veel opzien baarde. Kunst- en mediawetenschapper Christina Irrgang ontrafelde in haar proefschrift Hitlers Fotograf. Heinrich Hoffmann und die nationalsozialistische Bildpolitik (2020) de destijds door Hoffmann ontwikkelde ‘beeldstrategie’ en laat zien dat de foto-theoretische mechanismen vandaag de dag nog altijd opgeld doen. Over de geschiedenis van de fotografie in nazi-Duitsland moet het werk van Rolf Sachsse, Die Erziehung zum Wegsehen. Fotografie im ns-Staat (2003), genoemd worden, evenals de publicaties van fotohistoricus Gerhard Paul, waaronder zijn meest recente werk Bilder einer Diktatur. Zur Visual History des Dritten Reiches (2020).

Onze constatering en verwondering dat er nog altijd geen gedegen beeldbiografie van Adolf Hitler bestond met aandacht voor de rol en betekenis van de fotografie in nazi-Duitsland, leidden een aantal jaren geleden tot de zelfopgelegde uitdaging dit boek te maken. Het bleek een boeiende, maar geenszins eenvoudige opgave. Over Hitler en het nationaalsocialisme is ongekend veel beeldmateriaal bewaard gebleven, zowel in Duitsland als daarbuiten. Om tot een weloverwogen samenstelling te komen, was het een vereiste zo veel mogelijk collecties te raadplegen. Het werd een fascinerende zoektocht, met als uiteindelijke resultaat de ruim vierhonderdvijftig in dit boek gepresenteerde beelden. De foto’s zijn voorzien van uitvoerige bijschriften en worden geplaatst in hun historische context. Er is aandacht voor de betekenis, de invloed, het gebruik – en het misbruik – van fotografie als communicatiemiddel. Want juist ten tijde van de opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland kwam de fotografie tot wasdom en werd het medium volop ingezet als propagandamiddel om een belangrijke bijdrage te leveren aan de strategische creatie van de Führer-mythe.
Bij de interpretatie van de geselecteerde beelden is voortdurend rekening gehouden met de beperkingen die aan de foto als historische bron verbonden zijn. Meer nog dan bij de geschiedschrijving als zodanig het geval is, is visuele geschiedschrijving een subjectieve aangelegenheid. Aan een beeldselectie liggen onontkoombaar vooringenomen, persoonlijke interpretaties en afwegingen ten grondslag. Dat was bij de samenstelling van dit boek niet anders. Wij hebben ons in de gemaakte keuzes laten leiden door de afweging dat de geselecteerde afbeelding betekenis moet geven aan wezenlijke kenmerken van de hoofdpersoon, Adolf Hitler, en inzicht moeten bieden in een breder historisch relaas. Daarnaast moet de foto aanspreken, confronteren, verontrusten, bewustmaken of verrassen. Ook de artistieke en fotografische kwaliteiten van een foto zijn meegewogen, ongeacht het risico mee te gaan in de destijds beoogde esthetisering van de nazipropaganda.
Subjectiviteit is ook verbonden aan de duiding van de geselecteerde opnamen. Immers, als feitelijke weergave is ook een foto een interpretatie van het verleden. Foto’s als zodanig geven geen verklaringen voor historische gebeurtenissen Evenmin kunnen ze zelfstandig de achtergronden van hetgeen in beeld is gebracht belichten. Een foto is en blijft een momentopname die – hoe indringend en overtuigend soms ook – niet in staat is eigenmachtig het historische verhaal te vertellen. Naast de samenstelling van beeldmateriaal is ook het fotograferen eenzijdig van aard. Hoe waarheidsgetrouw een weergave ook kan zijn, het is en blijft de persoonlijke keuze van de fotograaf om de lens te richten en de sluiter op een bepaald moment in te drukken. Het vastgelegde beeld betreft ‘slechts’ een fragment van de realiteit dat ook nog eens de zienswijze van de maker weergeeft. Aan foto’s maken liggen persoonlijke, soms morele afwegingen ten grondslag, ongeacht of de opname door een professionele fotograaf of een amateur is gemaakt. Vooral in relatie tot de propagandafoto’s die in dit boek zijn opgenomen dringt zich daarbij de vraag op: in opdracht van wie of van welke instantie is de fotograaf te werk gegaan en welk ‘gewenst’ beeld moest er worden vastgelegd? In relatie tot de propagandavoering kan daarbij worden opgemerkt dat fotografie ontegenzeggelijk een bijdrage aan de beeldvorming levert, maar als zelfstandig propagandamiddel lang niet altijd toereikend is. Haar betekenis dient vooral gezocht te worden in de samenhang met andere propaganda-uitingen. Kortom, de wijze waarop foto’s tot stand komen en de manier waarop ze worden getoond, presenteren ‘een werkelijkheid’ van het verleden. Foto’s die documentair van aard zijn, staan voortdurend op gespannen voet met begrippen als enscenering, manipulatie en authenticiteit. Evenals bij geschreven en gedrukte historische documenten het geval is, vereist de visuele overlevering van historische gebeurtenissen een gedegen bronnenkritiek. Het is daarom essentieel de precieze achtergronden van een foto te achterhalen, de opname in de historische context te plaatsen, na te gaan wat de achterliggende beweegredenen zijn voor het maken ervan, en bovenal welke mogelijke belangen ermee gediend zijn. Op die manier zijn wij ook te werk gegaan.

Een afgewogen biografisch beeld?

Veel Hitler-foto’s leverden een bijdrage aan de Führer-mythe. Ze versterkten het zelfbeeld dat de nationaalsocialistische propagandastrategen – Joseph Goebbels voorop – creëerden. Er werd op geraffineerde wijze een ‘werkelijkheid’ gepresenteerd, die inspeelde op het bestaande sentiment onder het Duitse volk. Opnamen van de krachtige, zelfverzekerde en ongenaakbare Führer werden afgewisseld met beelden van de Volkskanzler die zich van zijn menselijke kant liet zien. Het resulteerde in beelden van sterk geregisseerde, indrukwekkende bijeenkomsten, waarin het publiek werd meegezogen in een overweldigende massapsychose, tot geënsceneerde opnamen van de dictator die in de idyllische omgeving van zijn geliefde buitenverblijf de Berghof op de Obersalzberg als ‘mens van vlees en bloed’ ontspanning zoekt. Het presenteren van het gewenste beeld ging hand in hand met het verhullen van de ware aard van het Derde Rijk. Het misdadige karakter van het regime werd consequent buiten beeld gelaten: de massamoord op de Joden, de Sinti, de Roma, zieken en gehandicapten. Er is geen foto te vinden waarop Hitler direct in verband kan worden gebracht met de verschrikkingen van vervolging, terreur en genocide. en processen.

Met zijn openbare haattirades zette hij aan tot steeds extremere vormen van geweld. Maar spreken op specifiek anti-Joodse bijeenkomsten onder het motto ‘Die Juden sind unser Unglück’ liet de Führer doelbewust over aan de antisemiet pur sang en hoofdredacteur van het beruchte antisemitische weekblad Der Stürmer, Julius Streicher. De dictator hield zijn directe betrokkenheid bij de massamoord op de Joden consciëntieus verborgen.10 Nooit bezocht hij getto’s of concentratiekampen, laat staan de vernietigingskampen in het Oosten. Als hij zich al uitliet over de deportaties en het vermoorden van miljoenen Joden, dan was het in algemene bewoordingen en in een verhullend taalgebruik. Hitler voorzag geen algemene goedkeuring van het Duitse volk voor de Endlösung en hoedde zich ervoor aanleiding te geven voor binnenlandse onrust of zelfs verzet. Dat zou zijn positie alleen maar verzwakken. De vernietiging van de Joden moest in het diepste geheim plaatsvinden en werd dan ook niet vastgelegd in een schriftelijk bevel.
Over Hitlers gruwelijke intenties en verantwoordelijkheid voor de genocide bestaat evenwel geen enkele twijfel. In zijn dagboek schreef propagandaminister Joseph Goebbels op 13 december 1941: ‘Wat betreft het Jodenvraagstuk is de Führer vastbesloten om schoon schip te maken. Hij heeft de Joden aangezegd dat wanneer ze nogmaals een wereldoorlog zouden ontketenen, het hun vernietiging zou betekenen. Dat was geen frase. De wereldoorlog is gekomen, de vernietiging van het jodendom moet noodzakelijkerwijs het gevolg zijn.’ Over de ingebruikname van de gaskamers begin 1942 en de bepalende rol van Hitler noteerde Goebbels op 27 maart 1942: ‘Hier wordt een tamelijk barbaarse en niet nader te beschrijven procedure toegepast, en van de Joden blijft niet veel over. (…) Ook hier is de Führer de onvermoeibare voorvechter en woordvoerder van een radicale oplossing.’ Hitler zou tot het einde van zijn leven in de ban blijven van zijn onbegrensde haat tegen de Joden. Zesendertig uur voor zijn zelfmoord in de zogenoemde Führerbunker liet hij als slotzin van zijn politieke testament optekenen: ‘Bovenal verplicht ik de leiding van de natie en zijn volgelingen tot strikte naleving van de rassenwetten en tot meedogenloos optreden tegen de wereldvergiftiger van alle volkeren, het internationale jodendom.’
Hitlers centrale rol bij onderdrukking, vervolging en moord bleef in de jaren 1933-1945 dus in alle opzichten buiten beeld. Zijn misdaden kunnen ook in dit boek slechts op indirecte wijze aan de orde worden gebracht. Wij zijn ons er terdege van bewust dat dit een beperking van deze beeldbiografie is. Voor een getrouwe historische weergave gaan beeld en tekst dan ook nadrukkelijk samen.
Na aanvankelijke militaire successen stevende Hitler af op een totale ondergang in de door hem ontketende wereldoorlog. Hij zonderde zich steeds meer af van zijn soldaten, die tot het bittere einde loyaal waren, en van de Duitse bevolking die met de moed der wanhoop gehoor bleef geven aan de opofferingsgezindheid waartoe de Führer in de pers en via de radio opriep. Geen enkele keer liet Hitler zich zien om troost en hoop te bieden in de door geallieerde luchtaanvallen geteisterde steden. Het strookte niet met zijn opgebouwde imago van verlosser en heilbrenger. Steeds minder was hij te zien in het bioscoopjournaal, Die Deutsche Wochenschau, en in de Duitse kranten en tijdschriften verschenen steeds minder actuele beelden van de opperbevelhebber.

Dienstbaar aan het nationaalsocialisme

Hitlers opkomst viel samen met de stormachtige ontwikkeling van de fotografie. Technische verbeteringen en modernisering boden nieuwe mogelijkheden. Logge vouw- en klapcamera’s van groot formaat werden ingeruild voor compacte, handzame en kwalitatief goede kleinbeeld- en boxcamera’s. Dynamische gebeurtenissen konden levendiger worden vastgelegd, terwijl ook het fotograferen onder lastige lichtomstandigheden beter mogelijk werd. Met de rolfilm, die praktischer en bestendiger was dan de kwetsbare glasplaten, konden in snel tempo twaalf of meer opeenvolgende opnamen worden gemaakt zonder de film te vervangen. Tijdschriftenuitgevers hadden aanvankelijk hun twijfels over de vernieuwingen. Zij stelden van oudsher hoge eisen aan de beeldkwaliteit. Toen er betere, fijnkorreligere fotofilms op de markt verschenen en de druktechnieken verbeterden, gingen zij overstag.
De fotojournalistiek ondervond al snel de gevolgen van Hitlers machtsovername in 1933. Joodse fotografen werden – evenals ‘andersdenkenden’ – uit hun beroep gezet, terwijl in het kader van de nazificatie van de Duitse samenleving het aantal onafhankelijke fotopersbureaus flink werd ingekrompen. Persfotografen werden aangespoord zaken die het regime ten goede kwamen vast te leggen, maar kregen tegelijk instructies over wat onder de gewijzigde omstandigheden nadrukkelijk niet gefotografeerd moest worden.

Hun werd voorgehouden dat er in de zogenoemde Nieuwe Tijd een verantwoordelijke taak voor hen was weggelegd. Heiner Kurzbein, leider van het Referat Bildpresse van het ministerie van Propaganda, verwoordde het als volgt: ‘De beroeps-, pers- en amateurfotograaf moet zich ervan bewust zijn dat de foto, net als het gesproken en gedrukte woord, de doelstellingen van onze Führer kan bevorderen, zodat de fotograaf met zijn camera ook een strijder is voor eer, vrijheid en brood.’

[…]

 

© Erik Somers & René Kok, 2022
© Hollands Diep, Amsterdam 2022

pro-mbooks1 : athenaeum